De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 2 februari pagina 14

2 februari 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

UITHUIZ1GHEDEN Stadsinventaris De brandweer Het is in dezen tijd wel eens ener veerend, maar er zit iets opwindends in den sirenentoon van den rijdenden brandweer. Menig jongens- en mann nhart gaat sneller kloppen als de roode wagen met de gehelmde brandmannen voorbij schiet, gierend, bellend en met deminstrati 've vliedende haast. Stoplichten noch verkeer -teekens houdjn hen tegen; het heeft iets van de wilde jacht", en als de wag;n langs rolt kijkt de Amsterdammer uit 't raam. Afgezien van den wacht bij het Paleis en de motorbrigade is dat het laatite restje heroiek op straat. En welk een geluk als de brand of het brandje zoo dicht bij is, dat men het werk van de vuurbestrijders van dicht bij kan volgen! De gemoedelijke zeker heid van de jarenlange training en samenwerking. Janus, geef het dubbelkops ijzertje even aan"; we kenne het doen met het vierduimsslangetje" (terminologie niet authentiek doch bedacht, R*d.) Maar in ieder geval geen gehaast of zenuwachtig door elkaar geloop. Deze stoere mannen met het mooiste speeltuig, dat ik mij denken kan, kennen hun werk en doen het met de rustige zekerheid, dat zij de stad beschermen tegen een der grootste vijanden: het vuur. De drukke Trams PRAAT me niet van de smettelooze schoonheid van de sneeuw: ik woon in de stad. Praat mij niet van de onvergankelijke, blanke pracht van Amsterdams besneeuwde grachten: ik heb met de tram moeten gaan, terwijl ik anders fietste. Anders" was ik in een kwartier thuis, nu deed ik er een uur over: veel te lang voor een uithuizigheid-in-de-kou. De eene tram vóór, de andere na passeerde mij terwijl ik op de Munt stond. Vol" .... De nonchalance van de passagiers die zich knus op de balcons bevonden, irriteerde mij hevig. Ik voelde mij een have-not". Na een verrei uurs kleumen toog ik naar het Spui. Gij raadt het al lezer: een half uur later bevond ik mij voor het Centraal Station. Bij de. bestorming van de tramwagens speelden zich tooneelen af die alle ordentelijke beschrijv'ng tar en. Ongehavend wist ik mij censlotte op het achterbalkon te drin gen. Plaats voor 12 passagiers". Wij stonden er met z'n negentienen. De conducteur zag het gelukkig door zijn koude vingers, zooLng tr voor hém-zelf nog plaats was. De tram ging rijden. Aan geen enk:le halte werd gestopt, o zalig heid. Wél echter wist de conducteur tot mij door te dringen. Hij had het druk. Wat een zaak, wat een zaak !" klonk het achter mij. Ja druk was het in de trams, de afgeloopen dagen.... De Regen kwam (Tuschinski) EN dat noemen ze nu regen, deze zondvloed, die rivieren doet zwel len, dijken doet bezwijken, dorpen overstroomt, duizende menschen doet verdrinken. De regen kwam.... het lijkt meer op den dag des oordeels, die zich voltrekt aan de Britsch-Indische staat Ranchipur en duizenden slacht offers maakt, niet alleen onder de inheemsche bevolking, maar ook onder de personen, die het drama in deze Myrna Loy in De regen kwam" film spelen. De regen komt halverwege de film en dat is eigenlijk juist op tijd, want de intrigue is dan een beetje vastgeloopen en de handeling smeekt om een deus ex machina, zooals de inlander bidt om regen. Beiden krijgen hun zin en de natuurramp is zoo bereidwillig, juist die personen op te ruimen, die een beetje in den weg staan, waardoor George Brent en Brenda Joyce de gelegenheid krijgen terwijl zij vochten voor het geluk, waarop zij recht hadden, joeg de wereld hen voort langs den zelf kant van het leven . . . . het happy ending te verzorgen en Tyrone Power om in het schitterend gewaad van Maharadja naar het balcon te stappen en aan de roepstem van het volk gehoor te geven. Men moet naar De Regen kwam" alleen MIJN VRIEND, DE THUISZITTER over: IJSTIJD Het zou mij niets verbazen", aldus mijn vriend, de Thuiszitter, en hij vischte een stuk worst uit zijn heete kop erwtensoep, het zou mij niets verbazen als wij weer een nieuwen ijstijd tegemoet gingen. Eerst dacht ik natuurlijk dat het gewoon koud was, maar toen ijs en sneeuw maar aanhielden begreep ik, dat er meer aan de hand moest zijn. En langzamerhand ben ik er van overtuigd geraakt, dat het een soort verstijfde zondvloed moet zijn. En, als je het mij vraagt", aldus mijn vriend, en hij lepelde bedachtzaam aan zijn soep, als je het mij vraagt, is de mensen er ruimschoots slecht genoeg voor, daaraan zal het heusch niet liggen. En het zou de aarde geen kwaad kunnen als ze eens een beetje schoon gevroren en gesneeuwd werd. Zooveel goeds en zooveel plezier is er werkelijk niet te vinden, als dat er veel menschen steekhoudende bezwaren tegen op zouden kunnen werpen. Het zou dan alleen natuurlijk nog flink door moeten vriezen; want voorloopig treft het alleen nog maar de stakkerds en den doodgewonen man, den soldaat, den sneeuwruimer en nog lang niet de hooge heeren, van wie het kwaad toch wel het allermeest uitgaat. Maar dat komt wel. Dan bevriezen langzamerhand hun centrale verwarmingen, hun warmwaterinstallaties, hun autoradiateurs; hun ramen sneeuwen dicht, ze kunnen hun deuren niet meer uit en de wereld is al weer een beetje beter geworden." Ik zei mijn vriend, dat ik wel iets voelde voor zijn opvatting en dat inderdaad een ijstijd of een zondijsvloed mij niet onwaarschijnlijk voorkwam. Maar wat doe jij?" vroeg ik hem. Ik", aldus mijn vriend en hij vischte het laatste stukje worst naar boven, ik blijf rustig in mijn kamer zitten en maak den ondergang van de wereld mee. Maar er is geen enkele reden, waarom jij, die toch een beste, brave jongen bent, misschien wat dom, het veege lijf niet zoudt redden. Denk eens goed in hoe?" Ik weet het", zei ik, ik bouw een ark, een ijsbreker en wordt als eenige gered, met van alles twee, behalve van menschen !" Heel goed !" zei mijn vriend, vergeet alleen het vaatje whisky niet. Maar verder is het een prima idee. Jammer alleen, dat die weer van mij moest komen l" al gaan om de wereld te zien vergaan onder leiding van de Hollywood tech nici en om een droeve sterfscène van Myrna Loy en dat is bij elkaar nog niet eens de helft van deze film Hoofddeksels DE koude en het winferweer hebben vele aspecten, stuk voor stuk wellicht belangrijker dan de hoofd zaak" waarvoor deze korte regelen uw aandacht willen vragen. Hoofd zaak" dan ook alleen omdat het het uithuizige oog wil openen voor de ve lerlei soorten hoofddeksels, die in deze kille dagen opgeld doen. Slagers- en andere fietsjorgens dragen handige gevoerde klepjes aan een soort ronde balein of aan bandjes tegen de ooren. Bijzonder wordt het vraagstuk ech ter eerst bij de origineele exemplaren en ideeën. De heerenbontmutsen doen een heele straat het hoofd omdraaien; witte ijsmutsen ontlokken naijverige en daardoor des te feller commentaren: Daar gaat de Mont Blanc", of Slaap je lekker, broer?" Van de zware bont mutsen heet het: Kat op de kop", tegen Kous op de kop" van de wollen dito's. Een kouwelijk heer met onder zijn keurigen hoed een warme wollen das om de ooren werd spontaan nageroepen: Daar gaat de onzichtbare man"; een jongeman met een skipet werd gehoond met: Daar heb je het Roode Leger", terwijl een vriendelijke oudere met een pet tot over zijn ooren zich de vergelijking met Olieslagers" moest laten welgevallen. Op koude dagen is de wereld ver deeld in twee groepen: de kouden en de lachwekkenden. Maar toen het echt erg was, versmolten die beiden tot n groep: de koude lachwekkenden. Meneer Adelbert neemt het zekere voor Pardon heeren, wij zijn neutraal." PAG. 14 DE GROENE No, 32*5

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl