Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig Leven
Letterkundige critiek en geschiedenis
A/berf He/man
IS onze letterkunde in vergelijking met die van
de grote nabuurstaten in eigen land weinig
populair, de geschiedenis van deze letterkunde is
het nog veel minder. Elk goed vaderlander kan U
iets van Jan van Schaffelaar, de Tocht naar
Chatham of Jacoba van Beieren vertellen; maar
kom er eens om, iets te vernemen van Jan van
Ruusbroek, de sonetten van den pseudo-Bredero of
Vrouwe Bilderdijk. Voor de meeste ontwikkelden"
bestaan deze namen niet eens, al staat het ook hon
derdmaal Vast, dat door de laatstgenoemde groep
Nederlands glorie minstens evenzeer vertegenwoor
digd wordt als door de eerstvermelde. Maar ge hebt
goed betogen dat Anna Byns n sympathieker n
belangrijker is dan Kenau Simonsdr. Hasselaar;
dat Willem van Afflighem of Willem Kloos
grotere mannen waren dan Willem Beukelszoon
uit Biervliet, ge praat den mensen hun
schoolwijsheid, de gefundeerdheid en het evenwicht van
hun schoolwijsheid, niet zo gemakkelijk uit het
hoofd. En daarom blijf ik, ondanks de woede van
zo menigen schoolmeester, voet bij stuk houden
met mijn bewering, dat ons gemis aan literaire
belangstelling zijn oorsprong vindt in het onderwijs.
Maar terecht kunnen de onderwijskrachten een
groot deel van de blaam doorgeven aan degenen,
van wie zij zelf hun oriëntatie moeten krijgen.
Hoeveel bruikbaars bezitten wij op het gebied van
de letterkundige geschiedenis? Boeken genoeg,
zelfs boeken met ieder een apart soort verdienste;
maar hoeveel die zonder pijnlijke hiaten, op aan
trekkelijke wijze het aandeel schilderen dat onze
letterkunde gehad heeft in de vorming en
de ontwikkeling van het nederlandse volk?
Telkens wanneer er een nieuw werk op dit
gebied verschijnt, popelen velen onzer echter van
nieuwsgierigheid, of ditmaal eindelijk het boek
verschijnt dat inderdaad in de dringende behoefte
aan een breed-opgezette, veelzijdige en toch in
dringende geschiedenis van onze letterkunde voor
ziet, en waarin de ontwikkeling der literatuur
duidelijk haar plaats toegewezen krijgt in het
evolutiebeeld van geheel onze cultuur.
LAAT ik meteen vertellen, dat er gegronde
hoop is, dat deze wens eindelijk binnen afzien
bare tijd in vervulling gaat; er is door een fijne en
schrandere daad een belofte gedaan, die wanneer
zij wordt ingelost, alle reden tot tevredenheid geeft.
Bedoeld is de verschijning van het eerste deel van
een grootscheepse Geschiedenis van de letterkunde
der Nederlanden", onder hoofdredactie van prof.
Dr. F. Baur, i) dien wij al eerder als een voor
treffelijk onderzoeker van Gezelle's oeuvre leerden
kennen, en die nu een groep van uitstekende
literatuurkenners, mannen van smaak zowel als
vakgeleerden, om zich heen verzameld heeft om
collectief de opgaaf tot een goed einde te brengen.
Doch hierbij komt alles op de centrale leiding en
idee, op de algemene opzet en het programma aan.
Er behoeft niet getwijfeld te worden aan de capaci
teiten van iederen specialist afzonderlijk; doch is
de afspraak volledig, en waarin verschilt zij van
alle voorafgaande ?
Het is een goed ding dat prof. Baur meteen een
groot gedeelte van het eerste deel van dit werk voor
zichzelf heeft opgeëist, teneinde hierover verant
woording af te leggen en misverstanden uit de weg
te ruimen. Zijn Algemene Inleiding" over de
literatuur, haar historiografie en methodes is een
lezenswaardige studie, waaruit ook duidelijk blijkt,
hoe nauw letterkundige critiek en literatuur
geschiedenis elkander raken, al maakt men in de
practijk een duidelijke scheiding tussen beider
domein. Het gaat daarmee als met de afscheiding
der staten; de grenzen worden bij overeenkomst
(of door verovering !) heel scherp getrokken, maar
de landschappen lopen geheel anders, en storen zich
weinig aan de dictaten der practische politiek.
Hoe weinig men ook kan voelen voor definities
van allerlei onbegrensbare gebieden, er valt zeer
veel te zeggen voor die waarvan prof. Baur thans
uitgaat: Literatuur noemt men net complex van
die taaidocumenten welke, te eniger tijd, door een
ruimer of geringer deel van de cultuurbewusten
werden aanvaard als schenkende ethetisch genot."
Al blijft dan ook volkomen in het midden gelaten,
wat wij onder esthetisch genot te verstaan hebben,
we mogen hopen dat deze vaagheid een correctia
ondergaat door de aangehaalde cultuurfceivasfen,
zelfs al vormen zij, zoals in zaken van superieure
kunst, een inderdaad ontstellende minderheid.
Hachelijker blijkt de zaak, wanneer vastgesteld
wordt: De letterkundige geschiedenis controleert
de waarde-oordelen der critiek en streeft daaren
boven naar ontdekking en verklaring van wat de
werken en dichters in het historisch verloop groe
peert tot eenheden van een hogere,
praeter-persoonlijke orde." Want dan vraagt ge u onwillekeurig af:
En waarmee wil de letterkundige geschiedenis de
waarde-oordelen van de critiek controleren? Bezit
ze een eigen afzonderlijk criterium of controle
middel ? Heeft ze niet ook in laatste instantie af te
gaan op het oordeel der critiek, of eenvoudigweg
(gelijk meestal dan ook gebeurt) zich haar plaats
aan te matigen? Is het niet daarom, dat zij bij de
behandeling van het dichtstbije letterkundige ver
leden regelmatig de gekste bokken schiet? Wat is
historische afstand" hier anders dan een steeds
dunner bezeefde critiek van de vroegere letterkun
dige critiek? Het is ook maar al te zelden her
ontdekking van vergeten of verloren waarden,
tenzij het de ontdekking wordt van het totaal
onbekende, zoals de Romantiek de Middeleeuwen
ontdekte, ongeveer op de manier van Columbus, die
voor Amerika gecrediteerd werd toen hij dacht in
Indiëte belanden. En men spreekt nog even dwaas
van Middeleeuwen" als van West-Indië" of
Indianen".
LITERATUURCRITIEK in het kader der cultuur
geschiedenis, of zoals Baur zegt : omgeven
van al de historische omstandigheden", zie
daar de enige steekhoudende afgrenzing der
literaire geschiedschrijving op het oneindig veel
bredere gebied der critiek, welke zowel de
aesthetische als de pragmatische critiek (die onscheidbaar
zijn omvat.) Ik onderschrijf, wat dit laatste betreft,
gaarne dat de gemengd-zinnelijke aard van het
esthetische volkomen beantwoordt aan de natuur
zelf van den mens, die een
geestelijk-zinnelijk mengwezen is," maar teken protest aan
tegen de natuurlijke onderschikking van het zin
nelijke aan het geestelijke". Dat beetje, maar
Bespiegelingen over het Tooneel
essentiële dogmatiek moge ons bespaard blijve
Afgezien van deze en nog enkale andere theor
tische onaannemelijkheden, die trouwens niet noo
zakelijkerwijze in de practische uitvoering van h<
werk hun weerslag behoeven te vinden, is Baur
inleiding een prachtige samenvatting van de gehe
probleemstelling der letterkundige geschiedenis, (
in dit opzicht een hoogst instructief unicum in on
taal, dat machtige poorten openzet voor zijn st
van medewerkers. Het is een bewijs van fairness o
reeds van te voren de critiek een norm te verschaff*
die zo duidelijk en hanteerbaar is als deze uitspraal
Alleen die literatuurgeschiedenis krijgt kans c
een voldoende universaliteit van standpunt voor <
wetenschappelijke studie van een zo rijk en vee
zijdig voorwerp als de nationale literatuur, die ee
evenredig belang zal schenken aan al de verschiji
selen van het letterkundig leven: de cultuurhisti
rische achtergrond, de wijsgerige en algemeet
literaire verbindingen, de nationale en ethnisc
waarden, de esthetisch-formele, de taal- en stij
historische, de poëtisch-critische uitzichten van ht
dichtwerk, de biografische en filologisch-historiscr
eruditie."
En om fairness met fairness te beantwoorder
ook alleen die literatuur-critiek krijgt een kans, d:
aan dezelfde eisen beantwoordt; slechts zij besta;
tegenover de tijd, slechts door zodanige aspiratie
kan zij uitstijgen boven het journalistieke gekonkc
en de kunstpolitiek die de ergste vijandin is van d
schoonheid in onze samenleving. Slechts een degf
lijke historische oriëntatie kan den criticus be
hoeden voor de flaters waartoe mode en toevallig
omstandigheden inspireren; zijn blik voor h<
nieuwe behoeft er niet door vertroebeld te worder
integendeel slechts zo kan hij de vernieuwde wer
kelijkheid van de hallucinaties der kunstgoochelaai
leren onderscheiden. De criticus en de historicus
gaan hand in hand; het ideaal is ook hier ee
platonisch dubbelwezen, waarin elk spoor va
tegenstrijdigheid verdwenen is.
i) Teulings-Malmberg, 's-Hertogenbosch z.j.
Else Mauhs in De schaduw var
Jeanne van Schaik- Willing
UN VIN EXCELLENT
kruq brut
Tooncclgroep ,.Hct Masker"
OVER den inhoud van het stuk kan men kort
zijn. Een verlamde vrouw geneest, na zes jaar
ziekte, tegen ieders verwachting en ontdekt het
zorgvuldig voor haar verborgen geheim: haar man
heeft intusschen een verhouding aangegaan met
haar beste vriendin en uit die verbintenis is een
kind geboren. Het leven van wetend gezonde is
wreeder dan het bestaan in illusie van zieke
geweest is. De ontgoochelde vrouw besluit zich
terug te trekken door voortaan opnieuw ziekte te
simuleeren en te blijven, wie ze was: de schaduw
van haar man, waaraan hij misschien behoefte
zal hebben als de zon van het leven met de ander
hem tezeer vermoeit.
Een sterk geschreven stuk, dat met den draak
gemeen heeft de vereenvoudigde gevoelens. Best
mogelijk dat het menu des levens uit eindeloos
gevarieerde gangen bestaat, met een
Ein-Topf"gerecht, mits voedzaam door gevoelskracht, gaat
het ook wel, getuige de doodstille volle zaal, getuige
de tranen die ik biggelen zag langs de wang van
heeren, van wie men dat niet zou verwachten.
Er hoeft niet over gepraat te worden of een derge
lijk stuk van twijfelachtig artistieke beteekenis,
gespeeld door iemand van het kaliber van Else
Mauhs aan een behoefte voldoet. De reactie van
het publiek geeft hierop het overtuigende antwoord.
Maar de vraag is te onderzoeken, welke beteekenis
deze gevoelsstroom heeft, waardoor de menschen
zich zoo gaarne laten medesleepen, en de beant
woording hiervan is zoo eenvoudig niet.
WANNEER men een van die lieden, die aldus
door hun ontroering waren overmand, zou
vragen: waarom vond je het stuk mooi?", zou
vermoedelijk het antwoord luiden: Ik smolt van
medelijden met dat teere, breekelijke, zoo schandelijk
bedrogen schepseltje en Else Mauhs speelt zoo
natuurlijk." De eene helft van het antwoord is
zeer zeker juist. Deze actrice doet door haar uiterlijk,
haar stem, haar sfeer en opvatting een krachtig
beroep op onze deernis, maar ze bereikt dit effect
slechts schijnbaar door natuurlijk spel. Dit spel
is zelfs verre van natuurlijk.
Indien men de onzichtbare getuige zou kunnen
zijn van tragische complicaties als die, welke ons
in dit stuk worden voorgezet, zou men zien dat eei
vrouw in het werkelijke leven anders reageert
De bedrogen illusie, het gewonde hart doen zich nie
zoo volledig en niet zoo prompt op tijd gelden
Er blijven restjes verdriet, die een mensch voo
later bewaart, er zijn ook fragmenten van het leed
die gecamoufleerd, door het slachtoffer zelf nie
herkend, tot uiting komen, en met dit laatste samen
hangend is het verschijnsel, dat het leven, voor
zoover niet bij het conflict betrokken, op eet
dergelijk moment niet plotseling zoo doodelijl
zwijgt. Een groot verdriet kan bijvoorbeeld me
acute honger of dorst gepaard gaan. Een natuur
lijke speelwijze zou met de ontelbare mogelijkheden
die het leven, op heeterdaad betrapt, biedt, rekening
gehouden hebben.
Else Mauhs doet dit in geenen deele. Men kar
zeggen, volgens sommiger smaak, zou haar spe
interessanter zijn, wanneer ze haar uitbeelding
wel wat meer toetste aan den rijkdom der verschijn
selen, waardoor ze meteen de gelegenheid kreeg
inplaats van een zekere vrouw, een bepaalde vrouw
uit te beelden, verwijten mag men haar dit nooit
Haar spel is traditioneel en door en door romantisch
al zou men dit, oppervakkig gezien, niet zeggen,
omdat men bij romantiek op het tooneel al gauw
gegalm en gebral verwacht, terwijl haar spel inge
togen is en beheerscht en omdat haar gebaren zich
van de romantische plastiek onthouden. Doch
luister naar haar stem !
DE eerste woorden van het stuk zijn heel een
voudig. Ze luiden: ,Jeanne, geef het tele
gram nog eens hier." Weliswaar kondigt dat tele
gram den dokter aan, wien zij als eersten de verschijn
selen van genezing wil biechten, maar tegenover
de verpleegster zal de patiënte de diepe bewogenheid,
die het telegram oproept, niet laten blijken. In
het leven zou dit gezegde een conversatiezinnetje
zijn en een niet-romantisch acteur zou het als
zoodanig uitspreken. Niet aldus Else Mauhs. In
haar eerste woorden heeft ze reeds het timbre
van dramatische bewogenheid gelegd.
Wanneer men bewust luistert, zal men merken,
dat deze waarlijk vrij banale tekst in haar mond
een muzikale en rhythmische structuur heeft
gekregen en met tallooze nuances de gevoelsbeweging
van deze rol, tegen oppervlakkige waarschijnlijk
heid in, uitbeeldt. Het spreken van Else Mauhs
PAG. 10 DE GROENE No. 3271