De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 9 februari pagina 11

9 februari 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Links: Portret van mevr. S/uyters. Rechts: Portret van meisje met avonddoek. Dario Niccodemi" meer dan haar gebaar trouwens, is een wonder van dramatische kleuraanduiding. Men mag deze speelster niet zien als een kunstenares, die gretig om zich heen kijkt om het leven op zijn interessante verschijningsvormen te betrappen, welke ze dan weer transponeert in haar kunst, maar als een actrice die de oogen sluit om gespannen te luisteren naar de trillingen van dat gevoelige instrument, waarover zij als tragédienne beschikt, waarmee elke kabbeling, elk golfje van dramatische bewogenheid in een rol wordt geregistreerd, die ze dan met meesterlijke beheersching, vooral door middel van haar stem weet te reproduceeren. Dit spel is autonoom, het is niet herschepping van literatuur, het is een zelfstandige kunst, die zich van dramatische waarden bedient, zooals de schilderkunst de kleur en de muziek de klank gebruikt en dit spel is zoo trefzeker dat het zich verstaanbaar weet te maken. ELSE Mauhs is een van de weinige tooneelkunstenaars van dit stempel, die we nog bezitten. We mogen zuinig op haar zijn en niet ver zuimen haar te gaan zien. Wanneer men mij nu vraagt of zij werkelijk tot de grooten behoort, een vraag die op zich zelf een loge is en die men stellen mag aan de draagster van de mevrouw Mann-Bouwmeester-ring, dan vrees ik te moeten antwoorden, dat zij niet een ster van de allereerste grootte is. Deze volmaakte actrice mist genialiteit. Het genie van haar soort verheft, juist door het verzaken van realistische bijzonderheden, zijn figuren tot symbool. Bouwmeester's Shylock" was niet meer een bepaalde jood in Venetië, maar rees tot de verpersoonlijking van strijdvaardige rancune. Werd deze Berthe Trégnier de verper soonlijking eener liefdevrouw-lijderes ? Neen, zoo min als la femme X tot symbool harer soort is geworden. Else Mauhs' vrouwegestalten zijn gave creaties zonder eenige doffe plek met een aesthetisch ver antwoorde gevoeligheid gespeeld, maar ze winnen niet aan formaat, ze blijven niet als bermenschen gegrift in de herinnering. Nooit zullen we na deze voorstelling spreken over een: Berthe Trégnier", en dat is niet slechts te wijten aan de inferieuriteit van den tekst, maar in belangrijke mate aan de begrensdheid van het niettemin groote talent der vertolkster. Nieuw werk van Jan Shiyters A. M. Hümmacher OP de tentoonstelling van den Hollandschen Kunstenaarskring hingen eenige doeken van Sluyters uit de jaren 1906, 1912 en 1913, bij Van Lier zijn te zien eenige stillevens uit de laatste jaren en portretten, waarbij het laatste portret van Mevrouw Sluyters. Alles bij elkaar genoeg om een schilder te zien in den greep van zijn tijd en na den greep van zijn tijd. Er is in de jaren voor 1914 en gedurende de oorlogsjaren een sfeer van gezamenlijk opgaan geweest. De doeleinden waren niet gelijk, de karak ters waren zeer verschillend, zoodat een analyse van die jaren nog altijd iets heeft van de diagnose van een gecompliceerd ziektegeval. Doch onmis kenbaar was er een sfeer van niets ontziend onder zoek naar de middelen, een zich rekenschap geven van de beteekenis der kunsten, en een openstaan voor alle nieuw ontdekte oude culturen. Die driften hebben ook den jongen Sluyters gegrepen. Later, in Bergen en Amsterdam, niet het minst in de korte maar brillante Amsterdamsche periode van de architecten de Klerk, Kramer, Wijdeveld e. a., ontstaat ook in ons land een sfeer, waarin de deining der Europeesche centra voelbaar is. De branding van het ongeremde vrije expressionisme en het cubistische overleg. Vorm, kleur en vlak in den smeltkroes. Sluyters beantwoordt in die jaren geheel aan de Amsterdamsche sfeer. NU de spanningen zijn geweken en de oude gloed en het bekende parfum tot het verleden behooren, zien wij koeler, hoezeer een bepaald milieu die schilderkunst van Sluyters heeft gedragen. En hoe de weelderige, erotisch aangezette periode na 1918 zich heeft uitgedrukt in dezen Hollandschen schilder, aangeraakt door Parijs, maar in wezen toch Hollander gebleven. Zwaarder dan de Franschen ooit zijn in vorm en kleur, vrij van het spiritueel sarcasme of van het spel der ironie. Ook het erotische motief heeft bij' Sluyters meer burgerlijke heimelijkheid, meer zinnelijke warmte en bijzondere belangstelling dan gemeenlijk bij de Franschen wordt aangetroffen, waar de gewoonte der openbaarheid en een minder geïnteresseerd accent, de naaktvormen luchtiger en speelscher of navranter maakt. (Toulouse Lautrec, Seurat, Matisse). Kennelijk is de bloeiende na-oorlogsche periode voorbij en een tweede oorlog in Europa vindt de schilders van toen, doch ook de jongeren, zonder die groote stuwing van het modernisme. Het is niet alleen het ouder worden dat in het werk van Sluyters soms een matheid bracht, een gedoofde gloed, een verzwakte spanning, die het vroeger werk onrustiger, maar levender en soms brandend maakten. HET jongste werk, zonder den steun van een milieu, zonder de stuwkracht van den tijd, heeft een ingetogenheid en een stiller worden, die schilderkunstig boeien. Het is of er iets in terug kwam van de vroegere motieven: de oude zonne bloemen, het bekende portret van Mevrouw V. Doch thans zonder de toen aantrekkelijke en ge wilde sfeer van een beetje bederf en zonde, die een burgerdom noodig vond om zijn burgerdom te ontkennen. Het is nu alles braver geworden, com fortabeler, gematigd welvarend. Hetgeen, zoo men wil, een verlies zou kunnen zijn, als men niet denzelfden schilder en denzelfden mensch van toen zou herkennen. En dat is het geval. Er is in dit laatste portret van Mevrouw Sluyters en in het meisje met avonddoek en dofroode roos een opmerkelijke verzadiging van de kleur. De kleur is rijp en verzadigd. Er is geen schrilheid in, geen verlangen. Er is een warme schoone doordrenktheid, een zich zelf genoeg zijn in deze late rijpheid, waaruit de bravour, de roekeloosheid verdween en toch een zeer levend schilderen overbleef. Meesterlijk schilderde hij de handschoenen als een onderdeel, dat de stillere glans der kleeren even een vibratie geeft. Het is een eenvoudig portret geworden, rustig en warm gezien, met iets gelatens in de expressie en in de bezonken weelde der kleuren. Van de bloemstillevens boeit mij dat der zonne bloemen het meest. Het geheel is groot gezien, er zijn prachtige plekken van duistere rotte kleuren en het geheel der vormen is omvat. De bewogen heid van een schilder raakt in dit werk diepere aandoeningen dan in eenige andere stillevens hier, die door routine worden gedragen en te veel de herhaling van een bekend palet vertoonen. Was de GROENE juist uitverkocht NEEM EEN ABONNEMENT! f AG. II DE GROENE No. 3271

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl