Historisch Archief 1877-1940
UITHU1ZIGHEDEN
Stadsinventaris
Stegen en sloppen
DE oude stad ligt met langgerekte
straten en burgwallen
NoordZuid gestrekt. Maar daartusschen is
een net gespannen van stegen en
sloppen.
Die stegen vertellen, door hun naam
al, een heele historie. Zij vertellen,
welk ambacht de bewoners van de
aangrenzende huizen uitoefenden, of
hoe die bewoners of hun huis genoemd
waren. Zij vertellen vaak nog over de
uithangborden, die op den hoek hingen,
of wie er geregeld gebruik van maak
ten. Vroeger zijn het gewone zand- of
modderpaadjes geweest, tusschen de
huizen door. Onofficieele loopgange
tjes, door haastige voorbijgangers,
vastgetreden.
En nu maken ze voor een deel het
schilderachtige van de stad uit. We
kijken er haast niet naar. We
realiseeren het niet; en als we gaan op
letten, zijn we verrast over de wereld,
die er nog in besloten ligt. Er zijn
bochtige, smalle, overdekte stegen;
stegen met weidsche en met koddige
namen. Er zijn er honderden; ze
liggen verscholen naast machtige ge
bouwen, nog slechts aan n kant
grenzend aan het verleden; aan den
anderen kant is dan al de strakke
steen van thans.
Er zijn stegen die vergeten zijn;
slechts een enkel verlaten huisje ligt
er nog in, dat nu dient voor pakhuis
of fietsenstalling. Maar andere ge
nieten nog vandaag de belangstelling
der passanten. Nog vandaag haasten,
na hun werk, de stedelingen er zich
doorheen naar huis. Nog vandaag
dienen die stegen Amsterdam's ver
keer.
De stegen liggen in de Oude Zijde
der stad en aan de Nieuwe Zijde. Nu
de grenzen van ons land gesloten zijn
moet gij te Amsterdam eens doen, wat
gij wellicht te Parijs, Londen of Praag
reeds met vreugde deed: door de stad
dwalen, op ontdekkingstocht naar
lang voorbij-geziene schoonheden van
uw stad: de stegen van Amsterdam !
Film
Laurel en Hardy in het
Vreemdelingenlegioen
dwaze clowns, door
lichamelijke verschillen en innerlijke over
eenkomsten tot een tweeénheid ge
worden, beleven vreemde avonturen,
eerst in de Lichtstad, daarna in het
vreemdelingenlegioen. Men weet hoe
Oliver de dikke verliefd kan worden
en hoe zij n magere lotgenootsteedsweer
kans ziet, de boel in de war te sturen;
men kent hun vermoeiende domheid
en hun talent om alles verkeerd te
doen, men kent hun gebaren, hun
mimiek, hun reacties. ... en tóch wil
men al die bekende dingen steeds weer
terugzien en zich amuseeren in die
wereld van naieve onhandigheid.
Laurel en Hardy zijn twee domme,
onhandige jongens en zij zijn een
anachronisme in dezen tijd, die het
moet hebben van zelfbewuste, stoere
en beredeneerde menschen. Maar amu
seert u zich toch maar met hen;
niemand in de donkere zaal kan u
zien lachen.
L
'ï'^Jt?"
j. f^Anme zei, dat
' f misschien mijn teint
C de oorzaak was... een
"vermoeide huid"moet elke l
- dag met LUX TOILET ZEEPL
''' worden gewassen..
Karel was
gauw veranderd hij J
wist niet, hoe gauw hij
de huwelijksdatum zou
vaststellen... noemde mij
zijn schattig bruidje..
\
Vermoeide trekken, een lelijke, onaantrekkelijke huid, die
niet bestand is tegen de vermoeienissen van het moderne,
gejaagde leven ... zorg dat U hiervoor gespaard blijft.
Een vermoeide huid" moet dagelijks worden opgefrist
met Lux Toilet Zeep, die speciaal wordt bereid om een
onaantrekkelijke teint nieuwe schoonheid te geven.
LUX TOILET ZEEP
tegen.VERMOEIDE HUID"
LT2 163-075
WOENSDAGMIDDAG in den Raad
DOOP een Oepcnsïonncerde.
IK heb in mijn leven eenige malen
van woning moeten verwisselen,
waarbij ik terstond wil te kennen
geven dit voor hen die mij eene
verre gaande wispelturigheid zouden
gaan verwijten dat mijne woning
aan den Buitenkant, die ik het kortst
bewoonde, mij nog 9 jaren herbergde.
In de goede jaren, toen ik en met
mij velen, nog de verwachting koester
de, dat bedrijfsleven en politiek zouden
verbeteren inplaats van verslechteren,
heb ik met eenen vriend, wiens zoon
het bouwvak beoefende, plannen ge
maakt, tot het zelf stichten van eene
woning, waartoe ik mijns vriends
zoon Piet de opdracht verstrekt zoude
hebben. Voormelde Piet had voor mij
ontworpen eene zit-ruimte, alwaar
ik kon zitten, eene slaapruimte, alwaar
ik kon slapen, eene badruimte, alwaar
ik mij kon wasschen tezamen met
nog andere ruimten, die hem voor de
instandhouding van mijn leven nood
zakelijk schenen. Aangezien voor
melde Piet echter niet van zins bleek
mij eenen salon te bouwen en ook
verder weigerde de ruimten in kamers
te veranderen en tevens de slechte
jaren hunne intrede deden en alreeds
in de verte eene pensioenkorting
dreigde, heeft deze mijne woning
het nimmer verder gebracht dan de
bladzijden van een der architectonische
tijdschriften en tevens tot eene brouille
tusschen mijnen vriend en mij, hetgeen
sedert dien echter weder hersteld
is zoodat hij mij nog onlangs vastgreep
daar ik tijdens de gladheid dreigde
te vallen.
Met deze en dergelijke gedachten
begaf ik mij dan ook ter Raadszitting
nu het Bestuur der Gemeente met
gelijke zorgen als ik toenmaals rond
loopt. En ook bij de heeren van den
Raad ontmoette ik de geestesgesteld
heid die interdijd Piet karakteriseerde
als geen benul van architectuur"
hetgeen ik mij destijds even zeer be
wust was als thans vele leden van den
Raad. De heer Van Wijck zeide het
ten overvloede bescheidenlijk; en ook
de andere Heeren en dames lieten,
gelijk ik indertijd tegenover Piet, zeer
duidelijk hunne onervarenheid met
de bouwkunst, hun angst voor het
nemen vari een besluit blijken. Zeer
hindert mij daar telkenmale, dat
rooken verboden is.
Deze Piet echter zat ook op de
tribune uit belangstelling en omdat
hij niet bekroond is. Omdat ik zonder
zijn vader waarschijnlijk met eenen
gekneusden wervel te bed gelegen
zou hebben, moest ik mij wel naast
hem zetten en zijne verklaringen
aanhooren: Piet was voor het moderne
zette hij mij uiteen uit diepste over
tuiging. Uit gelijke opvatting echter
was hij het oneens met alles wat gezegd
werd. Wanneer een der leden zijne
onkunde beleed, sprak hij van minder
waardigheidsgevoel"; sprak een der
leden zijn oordeel onomwonden uit,
zoo zeide Piet: aanmatiging"; pleitte
een hunner voor uitbreiding van het
terrein, zoo zeide Piet :?fantast";
beval hij aan, het advies van B. en W.
te volgen, zoo meende Piet: gebrek
aan initiatief". Kwam hij met een
nieuw plan, zoo was Piet's oordeel:
onrust-zaaier". Was men voor een
beknopt bouwwerk, zoo zeide Piet:
kruidenier". Wilde soms een lid een
grootsche poging ondernemen, zoo
meende Piet: opschepper". Ook hij
mocht van den bode echter niet rooken.
Dit alles deprimeerde mij, mijns
ondanks, zeer; en daar ik eenen lichten
griep gevangen heb, achtte ik mij
van mijne taak ontheven, toen ik den
zooveel deskundigeren Piet op de
tribune achterliet. Volgens denzelven
gaat het in ieder geval verkeerd, wat
de heeren en dames van den Raad
ook zouden besluiten mogen. En daar
ik, als zij, ter zake der bouwkunst
ondeskundig ben, refereer ik mij aan
Piet's oordeel, en ben van meening,
dat het Bestuur der Stad Amsterdam
mijne toenmalige gedragswijze zoude
navolgen: zich ergens inhuren en de
plannen een bouwkundig weekblad
overlaten.
Piet beloofde mij, mij den uitslag
nog te zullen komen mededeelen,
doch aangezien hij mij sedert dien niet
niet meer bezocht, meen ik te moeten
aannemen, dat hij teleurgesteld is.
Wist ik slechts waarom.
Meneer Adelbert ontvlucht de beschaving
W
PAG. 15 DE GROENE No. 3271