De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 9 februari pagina 17

9 februari 1940 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Wintersch mos HEBT ge wel eens n enkele winterwandeling gemaakt zonder de kleinsten onder de hooger ontwik kelde planten te zien, zonder het mos tegen te komen? Natuurlijk niet, want we zien dat mos feitelijk overal, alleen kijken we er veel te weinig naar. En het verdient toch zooveel beter; want duizenden en duizenden nietige mosplantjes geven in dezen tijd wanneer de sneeuw eenmaal grondig is opgeruimd gansche duinhellingen de kostelijkste groengouden glansen, vormen dikke, don kergroene tapijten op den bodem van de oude wouden in het Oosten en bekleeden de beekoevers met zachtgroene gewaden. Om nu nog niet eens te spreken van het rood en bruin der huismuren en dakpannen, die altijd op den duur door de een of andere mos vegetatie bijgekleurd" worden, van de mos-overdekte wallen onzer oude vestingsteden en van het veenland, dat zijn ontstaan te danken heeft aan deze kleine planten. Let eens een jaar lang heel vluchtig op het mos in uw eigen omgeving en ge zult tot de slotsom komen, dat het er over het algemeen in den winterdag mooier bij staat dan in het warme jaargetijde. De boomen zijn kaal en de kruid achtige gewassen verdwenen goeddeels in den laten herfst, en zoo kan er op het oogenblik veel meer licht bij de mosplantjes komen dan in lente, zomer of herfst. En van de lage tem peraturen trekt het kleine grut zich maar heel weinig aan. Ergo: de om standigheden voor het mos zijn gunstig te noemen, terwijl andere planten het niet redden kunnen. Wat zou nu meer voor de hand liggen dan dat het mos snel en afdoend rea geert op deze voorspoedige toestanden ? Wie eens een paar verschillende soor ten onder de loupe neemt (in den letter lijken zin van het woord) ontdekt daar van alles en nog wat aan. Hij ziet, dat het duinsterretje praalt met buitengewoon jong en frisch, halfdoorschijnend gebladerte, en dat ieder blaadje aan zijn top een lange, glas achtige naald draagt. En hij ziet ook, dat het groote, donkere haarmos onzer diluviale gronden anders is dan anders, dat er aan den top van vele plantjes een klein, helder vosrood schoteltje gegroeid is, terwijl anderen met een doorgroeiend steeltje of met nog heelemaal niets tevoorschijn komen. Het groote haarmos viert zijn bruiloft in dit kille jaargetijde, de mannelijke en de vrouwelijke plantjes hebben hun specifieke organen klaar en zij wach ten. Niet op onbewust bij een bevruch ting helpende insecten zooals bij andere planten het geval is, doch op den regen of op het smeltwater van de sneeuw. Want de mossen behooren tot de kleine zelfstandigen", zij hebben er bij hun ontwikkeling altijd rekening mee moeten houden, dat hulp van buiten niet te verwachten was. En nu is het dan zoover, dat de uiterst kleine mannelijke cellen zich op eigen kracht, door middel van twee fijne geesels, naar de vrouwelijke organen in andere plantjes spoeden, dóór het daarvoor noodzakelijke regenwater. We vragen ons af waarom dan toch nog de knotsjes, die deze zwemmende zaadcellen voortbrengen, geborgen moeten zijn in de tamelijk opvallende roode kommetjes, welke samengesteld lijken uit vele zuivere bladervierkanten, maar die bij nadere beschouwing kleine spi ralen met rechte hoeken blijken te zijn. EEN tweede vraag is: hoe staat het met den bouw der vrouwelijke organen en op welke wijze weten ze die zwemmende cellen naar zich toe te krijgen? Zoek naar frissche scheu ten aan plantjes zonder rood kommetje en pluis die voorzichtig uit elkaar. Een goede loupe zal u eindelijk een zeer klein pluisje van groene draadjes met donkerroode punten toonen: de ge zochte archegoniën". Vergroot ze sterker en het zullen kleine flesschen worden, met zeer lange halzen; mis schien bezitten zij een of ander geurend vocht, dat de bewegelijke cellen uit de antheridiën" aantrekt (zeer ver dund appelzuur heeft in sommige gevallen bewezen hetzelfde te kunnen), maar zeker weten we eigenlijk nog niet heel veel. Doch hoe dit ook zij, het gewenschte resultaat wordt be reikt, n mannelijke cel zal de eerste RAW MATERIALS een studie over het grondstoffenprobleem, is een uitgave van het Royal Institute of International Affairs", dat sinds September j.l. te Oxford is gevestigd. Het geeft een voortreffelijk overzicht van de grondstoffenverdeeling en van de verschillende pogingen om inter nationale orde te scheppen in dezen chaos. Een onmisbare studie voor elkeen die zich voor politiek interes seert ! ALS derde deeltje in de reeks bro chures van het ComitéWaak zaamheid" (uitg.: Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam) verscheen Do cumentenoorlog" van Max Nord. Dit boekje dat iets vertelt van de officieele stukken die voor het uitbreken van den oorlog zijn gepubliceerd, is helaas door vele nieuwe publicaties thans zijn, die bij de fleschjes aankomt. Hij gaat binnen in n der halzen en.... zij die hem op den voet volgden, hebben geen kans meer, ook niet bij de andere archegoniën van het bundeltje. Eén is er bevrucht, en dat is voldoende. Daarbinnen versmelten de mannelijke en de vrouwelijke cellen in elkander en kort daarop begint het geheel zich te deelen en weer te deelen, tot in het oneindige. Het fleschje zwelt, maar meer in de lengte dan in de breedte, eindelijk scheurt zijn huid ongeveer inTiet midden af en er begint een meer of minder duidelijke steel te ontstaan, die nu een aardig puntmutsje draagt. Hij groeit verder en verder, en onder wijl geschiedt er onder de veilige be dekking van het kapje een wonder. Daar vormt zich gaandeweg een door gaans ongeveer cylindervormig tonne tje, met een stevige staaf in het midden en afgesloten door een spits deksel: het toekomstige sporenkapsel". En bij wat zich daar nu binnen in dat kapsel gaat afspelen, heeft Moeder Natuur geen pottekijkers noodig: daar komen langzaam maar zeker aan den spil trossen van vrijwel ronde cellen te hangen. Wanneer die volgroeid zijn, is het vliezige kapje, dat het geheel overdekt, soms veranderd in een harig mutsje, en soms is het alleen maar wat verkleurd; rood of bruin of geel. En het puntige deksel onder dit huikje" is in een stadium gekomen, dat het uiterst gemakkelijk van zijn tonnetje wil loslaten. Ge begrijpt al, wat er geschieden zal. Het huikje laat los en wordt door de minste of geringste beweging weggevoerd, ter wijl het puntdekseltje vaak vanzelf op den grond valt. En nu kunnen de volwassen sporen", die inmiddels ook heel los zijn komen te zitten, zien, dat ze uit hun bewaarplaats geraken; de deur staat ervoor open. Nieuwe Uitgaven reeds verouderd. Een ook overigens onbeduidend geschriftje. IN de derde reeks Brochures van het nu hervormde Waakzaamheid zijn twee verschenen die hier nog niet werden aangekondigd. Het zijn prof. Van Gelderens De totalitaire staten contra de wereldhuishouding" en dr. W Bannings Jongeren van Holland, weest solidair !" Beide brochures (prijs: n kwartje) zijn zeer lezenswaardig. (Uitg.: Nijgh en Van Ditmar te Rot terdam) . VAN Het Leven van de Mens" van dr. Fritz Kahn, dat in een Nederlandsche bewerking van dr. Schuurmans Stekhoven in de vertaling van David de Jong Jr. bij de N.V. Contact" te Amsterdam verschijnt, is het tweede deel uitgekomen. Een gedetailleerde ; BIJ DE FOTO'S | Links: Duinsterretjes van dichtbij. \ Midden :"Bloeiend haarmos. \ Rechts: Sf>orenstenge/s van haarmos. Maar neen, deze veronderstelling is nog te optimistisch en dat heeft zoo zijn reden. De mossen beschikken namelijk niet, zooals bij voorbeeld de meeste zwammen, over ongeloofelijke sporenhoeveelheden, ze moeten wer kelijk een beetje zuinigjes-aan doen om niet hun beste verspreidingskansen al te vlug te verspelen. En daarom staat de deur van het tonnetje alleen maar op een kier, zoodat hij bij iedere voorkomende gelegenheid in een ommezien weer gesloten kan worden. Er is namelijk van onder het afgevallen dekseltje meer te voorschijn gekomen dan enkel een open sporenkapsel, en wel een krans (soms zelfs een dub bele-) van zeer lange tanden, die ui terst gevoelig zijn voor vocht en droogte. Neem eens bij droog weer zoo'n open kapsel onder uw loupe en ge zult zien, dat de tanden ver van el kander gespreid staan. Maar laat nu eens even uw adem het zaakje be roeren en de tanden zullen naar elkaar toe vliegen om te verhinderen, dat kostbare sporen ontsnappen, die bij de door uzelf verwekte regenachtige omstandigheden wellicht niet ver ge noeg van de oorspronkelijke plant zouden worden weggevoerd. Zijn de rijpe kiemcellen eenmaal op een geschikte plaats aangeland, dan moeten ze het toch weer van de vochtig heid onzer gewesten hebben om eerst uit te groeien tot dunne draadjes, die sprekend op algen kunnen gelijken, en eindelijk tot jonge mosplanten. Maar wanneer het zoover is, zal het zomer geworden zijn. En dan let bijna nie mand meer op het nederige mos. KEES HANA bespreking van dit boek is hier niet op zijn plaats. Wel mag gezegd worden dat wij verrukt zijn van dit werk. Een beter populair-wetenschappelijk boek laat zich niet denken. De illustraties die er de grootste charme van vormen, zijn meesterlijk. Mooi werk van Contact" ! IN de bekende serie wit-roode boeken van de fa. Bijleveld te Utrecht over maatschappelijke en psychologische vraagstukken verscheen een nieuw werk van dr. A. J. Westerman Holstijn: Leven en Dood medisch-psychologische beschouwingen. Deze bekwame Freudiaan toont duidelijk aan dat naast den levensdrift een actieve doodsdrift bestaat. Zijn boek is bijzon der aardig geschreven en is vol van karakteristieke details. Zeer aan te bevelen. PAG. 17 DE GROENE No. 3271

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl