De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 9 februari pagina 4

9 februari 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Bureau contra Bureau De achtergrond van de wijziging in het opperbevel Van onzen millitairen medewerker. De Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht de Generaal Reijnders is heengegaan omdat hij zijn verantwoordelijkheid niet langer wenschte te dragen, in verband met verschillen, gerezen tusschen de regeering en den Opperbevelhebber. Blijkens de officiëele mededeeling, waren de geschillen van militair-technischen aard" en aan het publiek wordt overgelaten, om verder naar den aard en omvang van die verschillen te gissen. Het is begrijpelijk, dat men zich afvraagt, over welke punten de oneenigheid wel moet hebben geloopen, die tot zulk een crisis heeft geleid en verschillende onderstellingen zijn daarbij mogelijk. Bestond er meeningsverschil over het strategisch gebruik van de Nederlandsche troepen ? Het is onmogelijk aan te nemen, dat dit het geval zou kunnen zijn. Onder de bestaande omstandigheden kan over de te volgen strategie moeilijk verschil van meening bestaan. De gedragslijn van de oorlogvoerende en andere staten wijzen ten deze duidelijk den te volgen weg aan. Zie naar Duitschland, Frankrijk, België, Zwitserland, Finland en men constateert overal het bezetten van sterke stellingen welke door de natuur zijn aangewezen en door den/Jyensch zoo krachtig mogelijk worden gemaakt door het aanbrengen van hindernissen. Bewegelijke operaties blijven uit; over het gevaar en het nadeel^aaraan verbonden zijn, dj# bestaat zelfs bij de oorlogvoerenden geen verschil van opinie. Dat zulks wel het geval zou zijn tusschen de Nederlandsche autoriteiten is ondenkbaar. Ook is niet aannemelijk, dat het geschil tusschen regeering en opperbevel zou loopen over quaesties van tactiek. De huidige Minister van Defensie moge een groot deel van zijn leven gewijd hebben aan de studie van de tactiek zijn positie als Minister brengt mede, dat hij zich daar thans niet mee behoort te bemoeien en zulks dan ook wel zal nalaten. Ten aanzien van andere punten kunnen eigenlijk al evenmin reden tot geschil worden verondersteld. Over de dringende noodzaak, dat op het stuk van bewapening en uitrusting alles moet worden ge daan, den bestaanden achterstand zoo spoedig mogelijk in te halen, is iedereen het, uit den aard der zaak, roerend eens. Ten aanzien van de veel besproken quaestie van het afkondigen van den Staat van Beleg" wil het Opperbevel zeer zeker verder gaan dan de regeering. Zulks is begrijpelijk, maar even voor de hand liggend is het verzet daartegen van regeeringszijde. Voor het nemen van zulk een in grijpende maatregel is werkelijk thans de tijd nog niet gekomen. Zoo noodig kan men, zooals inderdaad in de bedoeling schijnt te liggen, aan het Departement van Justitie grootere bevoegd heden toekennen, ook zonder afkondiging van den Staat van Beleg, maar daarover behoeft het militaire gezag zich niet gekwetst te gevoelen. Thans beschikt de Minister van Economische Zaken ook al over exorbitante rechten en het Opperbevel aanvaardt dit zonder morren. Indien de met gezag bekleede autoriteiten en hunne medewerkers en adviseurs slechts bezield zijn met den vasten wil om alleen 's Lands belang te dienen en dit is hun dure plicht dan kan er onder de bestaande omstandigheden geen ge schil ontstaan, dat aanleiding zou kunnen geven tot een crisis, als zich thans voordoet. Wie de verhoudingen, kent welke in de Nederlandsche staatsorganen en speciaal op het gebied van de Defensie heerschen, die weet ook wel, dat het heengaan van den Opper bevelhebber het eindresultaat is van een proces, dat gekenmerkt wordt door jarenlang krakeel over betrekkelijke kleinigheden. In Nederland zijn de verhoudingen zoodanig, dat er steeds aanwezig is eene opeenstapeling van meer of min belangrijke geschillen tusschen de autoriteiten niet alleen, maar ook en vooral tusschen hunne adviseurs. De opperbevelhebber, in vredestijd de Chef van den Generalen Staf, is de aangewezen raadsman van den Minister van Defensie op het gebied der landsverdediging. Op zijn eigen departement echter heeft de minister ongelukkigerwijs eene afdeeling, die ook den naam Generale Staf" draagt, en die hem op hare wijze adviseert. Waren die beide Generale Staven" het nu maar meestal ns, dan ware slechts tijdverlies te boeken, maar voor een buitenstaander zal het vreemd klinken de normale toestand is, dat die twee steeds van mee ning verschillen. Er is altijd strijd tusschen de adviseurs in legerzaken van den minister op zijn departement en de raadgevers daarbuiten. De quaestie wordt echter nog moeilijker, omdat er nog een derde belangrijke medeprater" is, die buiten het departement staat en ook waarde volle adviezen geeft, n.l. het bureau van den Commandant van het Veldleger. Vele jaren lang hebben de drie hier genoemde bureau's, elk voor zich er van overtuigd zijnde, dat zij te goeder trouw waren en in 's Lands be lang handelden, elkaar op allerlei belangrijke punten bestreden en dan komt de mobilisatie. De ne adviseur buiten het departement wordt opperbevelhebber van Land- enZeemacht (O.L. en Z.) de Commandant van het Veldleger (C.V.) komt onder zijn bevelen en trekt met zijn leger te velde, maar de verantwoordelijke minister, die als officier begonnen is met het lauweren plukken" op het bureau van den C.V., nam zijne portefeuille in handen, als hoofd van de adviseerende afdeeling binnen zijn departement! Men heeft niet veel fantasie van noode, om zich voor te stellen, dat hieruit wel eens oneenigheid zou kunnen voorkomen, omdat de oude geschillen tusschen de Ude Afdeeling van het Departement van Defensie (Afdeeling Generale Staf) en den Generalen Staf nu in den minister en den O.L.enZ. de persoonlijke vertegenwoordiging vonden. Als het land in gevaar is en men het volk te wapen roept, dan is er eenheid in het Land. Dan is het geen tijd om nog te denken aan krakeel tusschen bureau's in tijd van vrede. In het begin gaat alles goed en men zou hopen, dat dit tot het eind mocht voortduren en dat groote mannen" ten minste tot den terugkeer van den vrede zouden wachten, om elkander weer naar hartelust in 's Lands belang te gaan bestrijden. Het heeft niet mogen zijn, de natuur of wellicht het onder bewustzijn" is te sterk gebleken, doch men vraagt zich af, hoe het mogelijk is, dat twee mannen, die toch in de maanden van mobilisatie schouder aati schouder hebben gestaan om over allerlei moeilijk heden heen te komen en die tot nu toe volstrekt geen blijk gaven, dat zij op militair of politiek ge bied zeer verschillende standpunten innamen, nu niet meer kunnen samen werken. Daarbij komt bovendien, dat noch de minister van Defensie noch de afgetreden opperbevelhebber, wat hun persoon lijkheid aangaat, figuren waren, die zich op be paalde punten en in zekere richting hadden vast gebeten". Het kan niet anders of hier heeft zich de latente werking van den ouden strijd der bureau's gedemonstreerd. Een ellendig verschijnsel dat diep te be treuren, maar waaraan nu eenmaal niets meer te veranderen valt. EEN nieuwe titularis heeft het opperbevel aanvaaad. De Generaal Winkelman is uit de school" van het bureau-veldleger. Onder zijne directe bevelen plukte" de tegenwoordige minister van defensie de hiervoren bedoelde lauweren" en te zamen voerden zij strijd vóór het principe, dat de C. V. eigenlijk de aangewezen O. L. en Z. be hoort te zijn. Dit is een vraagstuk, waarover veel is gepraat, geschreven en gestreden. Een zeer be langrijke quaestie, waarover op deze plaats thans niet kan worden uitgeweid. In een als steeds van die hand zér lezenswaardige studie, ge titeld: Enkele gedachten over landsverdediging in ons tijdgewricht" heeft de oud-C. V., de LuitenantGeneraal Jhr. W. Roëll, deze quaestie het laatst behandeld in Tijdseinen 25-26" en daarin de voor naamste zijden van het vraagstuk belicht. Voor de beoordeeling van de figuur van den nieuwen O. L. en Z. is deze studie van belang. Het feit, dat de rste raadgever van den O. L. en Z. evenzeer wordt vervangen en wel door dengene, die met den Generaal Winkelman destijds aan het bureau van den C. V. samenwerkte, levert eene belangrijke aanwijzing ten aanzien van het door den nieuwen titularis te volgen beleid. Ongetwijfeld werd deze ver vanging bij de aanvaarding van het ambt bedongen. Hoe dit zij, de Generaal Reijnders, die het volle vertrouwen en de sympathie van de weermacht genoot, is heengegaan. Generaal Winkelman heeft zijne plaats ingenomen. Voor eene goede verstand houding tusschen deze en zijn bewonderaar, den minister van Defensie, zijn de voorwaarden aanwezig. Het is in 's Lands belang te hopen, dat deze autori teiten zich niet door hunne onderscheiden advi seurs in een toestand zullen laten brengen, zooals in de laatste maanden is ontstaan, en dat eene herhaling van het onverkwikkelijke geval, dat zich te onzent thans heeft voorgedaan, zal uitblijven. De strijd vai Paul Valéry In de hier volgende beschouwing wijst de groote Fransche schrijver Paul Valéry op het wankele karakter der menschelijke samen leving. Deze wordt bijeengehouden door banden die bij nader inzien fictief zijn. Het inzicht in deze willekeurigheid breekt zich baan bij den overgang van de eene cultuurperiode naar de andere. Zulks was bij voorbeeld het geval in de i8e eeuw in Frankrijk, toenMontesquieu's Lettres Persanes" verschenen. Valéry besluit zijn beschouwing dan ook met een losse, dichterlijke schets van de samenleving van Montesquieu en Diderot. Deze beschouwing is ontleend aan het hoofd stuk van Montesquieu dat Valéry heeft bij gedragen tot de ,,Tableaux de la littérature franfaise des i?e?i8e siècles", die zoojuist bij de Nouvelle Revue Frangaise" te Parijs zijn verschenen. Vertaald door Victor E. van Vriesland. EEN samenleving verheft zich van bandeloosheid tot orde. Daar de bandeloosheid het tijdvak is van het feit, is het tijdvak van de orde dus nood zakelijk het gebied der ficties, want geen macht is in staat de orde alleen op te bouwen met den dwang van lichamen op lichamen. Daar zijn fictieve krachten voor noodig. Orde vereischt dus de werking der tegenwoordigheid van afwezige dingen, en komt voort uit het in even wicht houden der instincten door de idealen. Er ontwikkelt zich een stelsel van vertrouwen of afspraak, dat denkbeeldige verbindingen en belemme ringen tusschen de menschen brengt, waarvan de uitwerking zeer werkelijk is. Deze zijn het wezen lijke van de samenleving. Allengs teekenen het gewijde, het rechtvaardige, het wettige, het eerbare, het prijzenswaardige en hun tegendeelen zich in de geesten af en nemen vasten vorm aan. De Tempel, de Troon, de Rechtbank, het Spreekgestoelte, het Theater, monumenten van het samengaan der krachten, en als het ware landmeetkundige merkpalen van de orde, komen beurte lings tot stand. Zelfs de tijd wordt ornament: de offerplechtigheden, de samenkomsten, de schouwspelen bepalen gemeenschappelijke uren en data. De riten, vormen en gewoonten volbrengen de africhting der menschelijke dieren en onderdrukken of temperen hun onmiddellijke opwellingen. Het terugvallen in hun wilde of ontembare instincten wordt langzamer hand zeldzaam en onbeduidend. Maar het geheel blijft slechts door de macht der beelden en woorden bestaan. Het is voor de orde onmisbaar dat een mensch zich juist op het punt voelt, opgehangen te worden, wanneer hij op het punt staat te verdienen opgehangen te worden. Wanneer hij geen groot gezag toekent aan dit beeld, stort alles spoedig ineen. Het rijk der orde, dat het rijk is der symbolen en teekens, loopt altijd uit op een bijna algemeene ont wapening, die begint met het opgeven der zichtbare wapenen, en zich langzamerhand uitstrekt over den wil. De degens worden dunner en verdwijnen, de karakters ronden zich af. Men verwijdert zich gelei delijk van het tijdperk waarin het feit heerschte. Onder de namen voorzorg en traditie overheerschen en beperken toekomst en verleden, welke denkbeeldige uitzichten zijn, het heden. De maatschappelijke wereld lijkt ons dan zoo na tuurlijk als de natuur, hoewel zij slechts stand houdt door magie. Want is het in werkelijkheid niet een uchtkasteel, dit stelsel dat berust op geschriften, op woorden waaraan men gehoorzaamt, gehouden beloften, nuttige beelden, in acht genomen gewoonten en afspraken, zuivere ficties? UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken nu over meer dan een half millioen gegevens. Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen, «tam? boomen etc. Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier, Zeer billijk. Oranjt Naitaulaan 87, Overvten. PAG. -4 DE GROENE No.3271

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl