De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 17 februari pagina 10

17 februari 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig Leven Poëzie van een Aztekischen A/berf //e//77d/? EEN van de merkwaardigste persoonlijkheden uit de voorcolumbische geschiedenis van Amerika die nog tot ons gekomen is, draagt de welluidende naam van Netzahualcoyótl, hetgeen aztekisch is en beteekent Hongerige Wolf". Coyote is de prairie hond. En Netzahualcoyótl was een mexicaanse cafique, een kleine vorst dus, die regeerde over het dicht bij Tenochtitlan (de voorcolumbische stad Mexico) gelegen Tezcuco; hij was een tijdgenoot van keizer Montezuma i, en leefde dus tot in het derde kwart van de isde eeuw. Zijn hoogst avontuurlijk leven is in het begin van de lóde eeuw beschreven door een van zijn directe nakomelingen, don Fernando de Alva Ixtlilxochitl. Omstreeks 1418 werd de regerende vader van Netzahualcoyotl door binnenvallende stammen verslagen en gedood. De jonge prins die zich ver scholen had in het struikgewas, zag de afslachting n vluchtte, werd echter toch gevangen genomen en ontkwam alleen aan de bekende marteldood, doordat een trouwe dienaar zijn plaats innam. Hij vond een onderkomen aan het hof te Mexico, waar hij jarenlang toefde en zijn opvoeding voltooide. De vreemde usurpator echter bleef begrijpelijkerwijze zijn dood zoeken, en slechts door de trouw en offer vaardigheid van zijn aanhangers bleef Netzahual coyotl telkens gespaard. Dit was ook nog het geval toen hij erin geslaagd was de hem toekomende plaats in Tezcuco in te nemen. Telkens weer moest hij vluchten en zich verschuilen in de wildernis. Een eindeloze tijd bracht hij door in de barre een zaamheid van het Mexicaanse hooggebergte, totdat hij zich eindelijk een leger wist te verzamelen, waarmee hij zijn vijanden versloeg. Bij zijn triomfantelijke terugkeer verleende hij een algemeene amnestie, en begon aanstonds met een wetgeving, die beroemd geworden is; oude spaanse kroniekschrijvers hebben hem den Solon van Anahuac" genoemd. Onder zijn staatsinstel lingen was er behalve een krijgsraad, een financiële raad en een gerechtsraad ook een raad der mu ziek", die tot taak had de kunsten en wetenschappen te bevorderen. Deze raad oefende een strenge censuur uit, maar verleende ook prijzen en diploma's, en had een gunstige invloed op de taal, die lang voor de zuiverste van de hele streek bleef gelden. Helaas had deze wijze koning, die zelf de grootste dichter van zijn kunstacademie was, een tragisch . huwelijksleven. Nu eens speelde hij de geschiedenis van David met Uria den Hittiet, dan weer had hij moeilijkheden met zijn bij vrouwen en haar kinderen. Maar zijn rijk bleef duren tot aan zijn dood, toen hij meer dan zeventig jaar oud was. DE vorst die zijn naam te danken had aan zijn leven als vluchteling gedurende zijn jeugd, heeft volgens de overlevering veertig grote gedichten geschreven, waarvan slechts een klein gedeelte bewaard is. Maar zeer veel wijze gezegden en volksgedichten zijn door het nageslacht op zijn naam gezet, en zelfs nu nog kan men rondom Tezcuco uitspraken en versjes horen, welke heten van Netzahualcoyotl afkomstig te zijn. Het is verwonderlijk, hoezeer de authentieke verzen van dezen indiaan lijken op die welke bekend zijn van de Egyptenaren en die welke wij vinden in de Shi-Ching, het chinese Boek der Liederen; wijl de eeuwige thema's op gelijke wijze overal in de wereld en ten allen tijde de mensen ontroeren. De vergankelijkheid van het leven dat verwelkt als een bloem en vluchtig is als een vogel; de onge stadigheid van het hart en zijn hang naar een onbereikbare bestendiging; de levenskracht waarmee de lente alles vervult en de treurnis die zich over alle dingen spreidt in herfst en winter; de almacht van een Schepper en de nietigheid van het gescha pene; dit alles vormt de inhoud. Afgezien van deze onderwerpen die iedereen raken, staan de aztekische verzen ook naar hun vorm niet zo ver af van wat wij gemeenlijk onder poëzie verstaan, dan dat wij ze niet in een goede vertaling zouden kunnen genieten. In het oorspron kelijk worden de gecompliceerde ritmen heel vaak vooraf aangegeven door een regel van niets dan klanknabootsing, welke den begeleider op het gebruikelijke slaginstrument, de teponaztli, zijn partij" aan de hand doet. Het is feitelijk een com binatie van metrum en toonhoogten. En een van zulke ritmen die wij in het beroemde liederenhandschrift van Sahagun aantreffen (waarin ook een groot gedeelte van wat wij van Netzahualcoyotl kennen, is opgenomen) luidt als volgt: tico, titico, titico, tico, toco, totoco, tococo, toco." De regelmaat is groot, en toch is er een fijne en rijke afwisseling. Bij sommige verzen heet de aan wijzing: toco, tico, tocoti", en aan het eind van iedere strofe tocoto tico, tico ticoti; toco, toco, tocoti." Dergelijke clausen en vers-einden waren zeer gewichtig, juist als in de klassieke en allerlei andere poëzie uit het Westen. De toonhoogte kon bij het reciteren veranderen doordat de verzen met meer dan een slaginstrument begeleid werden. We vinden dergelijke climaxen soms zorgvuldig var. zang tot zang aangegeven. EN nu de verzen van Nezahualcoyotl zelf. Zijn na zaat heeft er een overgeleverd, dat de vorst ge maakt heef t ter gelegenheid van de inwijding van zijn prachtig paleis. Geen triomflied, geen zang van vreugde en zelfverheerlijking gelijk men verwachten zou, maar reeds in de aanhef fel en zonder om wegen een meesterlijk verwoorde smartkreet: Hoort met aandacht de weeklachten die ik, koning Netzahualcoyotl, klaag over het rijk, terwijl ik met mijzelve spreek en het anderen ten voorbeeld hou ! O larmoyante en ongestadige koning! Wanneer uw dood nadert, zullen uw vazallen verstrooid en vernietigd worden, zullen zij zich in duistere ver warring bevinden, en dan zal de regering over uw rijk niet meer in uw handen zijn, maar in die van den Machtigen Schepper." En dan volgt een lange klacht, die soms overgaat tot een immer-dichterlijke beeldspraak welke hier slaat op een groten voor ganger die ook het einde van zijn heerlijkheid heeft beleefd: Kruiden en bloemen heeft de lente hem op de velden geboden, lang kon hij daarvan genieten. Maar toen hij eindelijk aangevreten en uitgedroogd was, kwam de orkaan van den dood hem ontwortelen, dat hij aan stukken geslagen ten bodem viel." Dan gaat hij prachtig in vorm voort: Met deze overdenkingen en dit trieste gezang dat ik aan de herinnering prijsgeef, bied ik het levend bewijs van wat in de bloemrijke lente geschiedt. .. . Wie immers zal, hoe hard het ook zij, dit ziende niet schreien? Wijl toch de overdaad van velerlei rijke vermaken, is gelijk ruikers die wel van hand tot hand overgaan, maar die tenslotte verwelkend ontbladeren in 't huidige leven." Dan komt een toespraak tot de prinsen en grote heren, om een les te trekken uit het verleden van andere groten, en dringt nu pa tot het bewustzijn van den dichter door dat hij hier voor feestelijke genodigden staat, di< hij hoofs, maar nog steeds in tweestrijd, aanspoort Geniet thans van de overvloed en de schoonheid de. bloeienden zomers, van de melodie der spraakzarrt' vogels, en schenkt de vlinders het zoete vocht van di geurige bloemen. Alles is als de ruikers die gaan var, hand tot hand, maar tenslotte verwelken en eindiger in het huidige leven." DIT is ook van de andere teruggevonden gedich ten van Netzahualcoyotl de hoofdvorm en de algemene ondertoon. Een van zijn mooiste is het lied dat hij maakte bij een bezoek aan den ouder Montszuma, toen deze in Mexico ziek lag. Het is wel echt indiaans, alle kracht te leggen in de aan spreking: Geëerde en roemvolh schaduw, zie hoe ik, Netzahualcoyotl, gekomen ben, bleek als eer, gele bloem. Ik kom van Acolhuacan, waar h wemelt van kostbare bloemen." Maar al belooft hi den zieke op te vrolijken, zijn stem is voortdurenc ernstig en pathetisch-religieus. Hij prijst de groot heid van den ander, spreekt hem wel van beter schap, maar ook van de voltooiing van uw geschiede nis", en van het heerlijke rijk van Atloyan, eer hiernamaals, waar eerst zijn genezing werkelijk duurzaam zal zijn. Daar zult gij in uwe hander, takken van geurige bloemen en van welriekende laurier dragen. Richt intussen hier op deze werelc elke dag uw blikken naar de berg van Atloyan, dt woonplaats waarheen allen gaan." In een ander gedicht is deze zekerheid nog slechts tot een bang« vraag verbleekt: Waar zal mijn geest wonen.' Waar mijn verblijf zijn? Waar zal mijn woning wezen? Ik ben een ongelukkige op de aarde." Het is te begrijpen dat de christelijke kroniek schrijvers die deze heidense poëzie voor ons opge tekend hebben, het religieuze element daarin, ondanks de aztekische overleveringen waarmee het verbonden was, nog extra beklemtoonden. Het kon ten bewijze dienen van een gaarne door de missionarissen van die dagen verbreide stelling: dat de edelste geesten onder die vroegere Mexicanen reeds echter voorlopers waren van het nieuwe geloof, dat de onwilligen te vuur en te zwaard werd opgedrongen, en waarvoor de goeden tezamen met de kwaden ten onder gingen. Twee voordrachtskoiisteearessen Jeanne van Schaik- Willing MET de kunst van voordragen is het wonderlijk gesteld. Het vers eischt, niet zooals de muziek, een vertolking opdat het toegankelijk worde voor den leek. Bijna zou men nog verder kunnen gaan en zeggen: het vers wil niet vertolkt zijn. De dichter, die het schrijft, hoort het wel, maar niet met een door stembanden en mondholte geprodu ceerd geluid. De melodie van het vers blijft im materieel en kan slechts geschaad worden door klanken die gebonden zijn aan toevallige fysieke eigenschappen toebehoorend aan een voordrachts kunstenaar of kunstenares, om van de persoonlijke opvatting van deze tusschenpersoon te zwijgen. Acteurs en actrices hebben er vaak een handje van, verzen van plastische accenten te voorzien, in hun onschuldigsten vorm, ze te dramatiseeren, in hun gevaarlijkste verschijning. Zij negeeren den gordel van stilte die het gedicht omringt en die er inhaerent aan is, in hun pogingen om door middel van het gesproken woord de poëzie dichter bij de menschen te brengen en ze leveren vaak op zichzelf hoogst verdienstelijke kunststukjes in die richting, met zorg geconstrueerde eenacters met kleurige plekken, pointes en al, naar aanleiding van den feitelijken inhoud van een gedicht. Het kan soms heel boeiend zijn naar een dergelijke versie in het dramatische te luisteren, enkel de dichter zelf moet er wel bij zitten te krimpen van ellende of misschien niet eens, want vaak zal hij het gebodene niet als het eigen werk herkennen. Van de verzenzeggers in Nederland is er n, die nooit in deze fouten vervalt, die de innerlijke stem van het gedicht benadert. Het ligt niet aan Claudine Witsen Elias dat ik blijf beweren, dat niets het zelf lezen van poëzie te boven gaat; wat er met voordragen te bereiken valt, heeft ze bij haar Voordracht van geestelijke en amoureuse poëzie in het Muziek-Lyceum" bereikt. Mogelijk miste haar weergave van geestelijke verzen soms nog eenige spankracht, bij haar vertolking van fragmenten uit Gorter's Mei werd de innerlijke stem des dichters luid. Het licht gloorde en er was een zwalpend beweeg van mannelijke kracht en lichte lieflijkheid, een ijl klagen en de verzadigde stilte van moederlijke overgave. Voor 'hen die moeilijk tot het lezen van poëzie kunnen komen, is er geen betrouwbaarder, kunstzinniger gids dan deze waarlijk sublieme voordrachtskunstenares. TWEE dagen hadden wij den tijd om van den top van den Olympus af te dalen vóór Nel Oosthout ons binnen de muren van de Tooneelschool tot een declamatie van geheel ander genre noodde. Of declamatie ? Deze kunstenares bestond het om in haar dooie eentje de heele St. Joan van Shaw op te voeren. Wie 't niet heeft bijgewoond, zal niet gelooven, dat het mogelijk is, maar het bleek mogelijk. Een groote hofhouding, een volledig bezette rechtzitting, de optocht van den pas gekroonden koning Nel Oosthout ziet kans om dit alles te doen leven zonder ander requisiet dan een enkele stoel. Het stuk staat er, haast zou men vragen, waarom er nog dure schouwburgzalen, ensembles, decors enz. noodig zijn als het zoo ook kan. Want dit was niet veel slechter en nauwelijks minder duidelijk dan een gemiddelde schouwburgvoorstelling.... Ja .... maar niet beter ook.... ay, there's the rub !. . .. Na eerst onze bewonderende verbazing te hebben geuit over een dergelijke virtuositeit, moeten wij helaas met onze bezwaren komen. Een actrice, die niet alleen dialogen maar decimologen met zich zelf houdt, is genoodzaakt de grofste middelen te gebruiken om haar personen uit elkaar te houden: kopstem,' donkere stem, grocstem, keelstem. Erger dan dat, ze moet haar toevlucht nemen tot de traditioneele typeering. Na een enkele karakteristiek moet bij den toeschouwer het idee postvatten: aha, daar hebben we weer zoo een, armen-kruisend, brallend hoveling als we wel meer zagen, of een stotterend met knikkende knieën bevend en met" heesche stem smeekend staljongetje uit menige Shakespeare-voorstelling bekend." De declamatrice mist de vrijheid, een oorspronkelijke, wat fijnere typeering te lanceeren omdat haar publiek haar dan niet meer zou kunnen volgen. Ze is in een soortgelijke positie als de poppenkast-vertooner op den Dam, die ook niet eens, als hij zin heeft, een nieuwe stem aan zijn poppen mag verleenen; né, zij staat ernog ongunstiger vcor, want haar dauphin moet, hoewel onzichtbaar, blijven staan als de Maagd aan het woord is en hoe zou een toeschouwer een aartsbisschop bijvoorbeeld anders vast kunnen houden dan door de herinnering aan de vele geestelijken die hij over de vaderlandsche planken heeft zien schrijden, een herinnering opgefrischt met behulp van Nel Oosthout's vlugge, sprekende karakterizeering. Waren de bijfiguren, hoewel plastisch sterk, qua PAG. 10 DE GROENE No. 3272

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl