De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 17 februari pagina 17

17 februari 1940 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Vetenschap Hoe telt en merkt men atomen? HET was ongetwijfeld een sensatie, zelfs in een tijd, dat de atoomleorie zoo stevig gefundeerd was, it zelfs de meest doorgewinterde :epticus niet meer kon twijfelen aan 3 atomistische structuur der materie, >en men er in slaagde met behulp in een apparaatje, dat naar den nponeerenden naam spinthoroscoop dstert, doch slechts bestaat uit een >upe, een zinksulphideschermpje en ai spoortje van een radiumpreparaat, st effect van afzonderlijke atomen, jor hun kleinheid verre buiten het ;reik van de beste microscoop, aan:houwelijk te maken. Elk radium:oom zendt namelijk, bij het uiteenillen, een alpha-deeltje uit en dit tovert een groene flikkering op het :hermpje ter plaatse, waar het ordt getroffen. Nog frappanter echter is het, dat ,en er in geslaagd is, atomen te mersn en naderhand weer op te sporen: >oals men uit een vlucht trekvogels ? enkele vangt, ze van een ring aan >n poot voorziet, en weder in vrijheid elt, teneinde, nadat zij in een ander itid weder gevangen zijn, zich een ?eld te kunnen vormen van den weg, en de geheele schare genomen heeft ar het zonnige Zuiden, zoo merkt ten ook atomen. Wanneer deze dan, :mengd met een groot aantal gewone ?men, waarvan zij zich chemisch iet ond.r<>cheiden, aan een plantudig of ei rlijk organisme worden «gediend, kan men nagaan, hoe zij i dat organisme zijn opgenomen en srdeeld, of daaruit weer" afgescheiden, dus een indicatie vormend voor alle :omen of de verbinding, waarvan zij :el uitmaken. De groote detective van dit atomisSCh-^peurderswerk is de Hongaar on Hevesy en zijn methode berust >' het radio-a'i>ief maken van een tel der atomen. Zooals bekend, iderscheidt een radio-actief element ch van de stabiele soort, doordat de ding te groot is ten opzichte van :t gewicht der atoomkern of, omgeserd, het gewicht te groot ten opzichte m de lading. Van het element phoslorus, waarmede de proeven vooral jn uitgevoerd en dat zoowel in de erlijke als in de plantaardige stofsseling een groote rol speelt, zijn «de radio-actieve soorten bekend. 'j P de gewone, stabiele phosphor, aarin dan 31 het gewicht aanduidt i 15 de lading, dan is ? P de radioTwee Geigertellers met het schema van een dezer actieve soort met het te groote gewicht, * P die, met de te groote lading. Eerstgenoemde soort leent zich echter beter als indicator, aangezien zij haar straling langer behoudt: na 14 dagen is die pas tot op de helft verminderd, terwijl dat bij de andere reeds na drie minuten het geval is. De laatste soort bezit intusschen een zekere historische beroemdheid: zij is het eerste kunstmatig radio actief gemaakte element, in 1934 bereid door het echtpaar Joliot-Curie, dat aluminium met alpha-deeltjes beschoot. De gevormde radio-actieve phosphor ging dan onder uitzending van positronen in silicium over. ZOOALS men weet is het rendement van kunstmatige kernreacties nooit zoo bijster groot: hoewel elke bullet" ook hier zijn billet" heeft, bereiken de meeste nimmer hun doel door de goede bescherming, die de kernen van haar electronensysteem genieten, en door haar kleinheid. Zoolang men radio-actieve preparaten als neütronenbron gebruikte, was het dan ook niet mogelijk, wanneer men uitging van zwavel voor de bereiding van radio-actieve phosphor en daartoe 10 liter zwavelkoolstof 14 dagen lang bestraalde met een toch vrij sterk prepa raat, bevattende i/io gram radium, mér dan het honderdste deel van n millioenste milligram phosphor te bereiden, zeer weinig, hoewel toch nog net voldoende voor de experi menten. Ook hier echter bracht Lawrence's cyclotron redding door het rendement meer dan te verduizendvoudigen en de proeven zoodoende effectiever te maken. De verkregen radio-actieve phosphor werd dan gebracht in een verbinding, die het organisme kon opnemen, gemengd met dezelfde verbinding, waarin niet radio-actieve phosphor voorkwam en de proef kon beginnen. Zij kon echter uit den aard der zaak niet eindigen, wanneer men geen middel had, de gemerkte atomen weder te vangen; dit nu wordt geboden door het uiterst listige instrumentje, dat den naam Geigerteller draagt. Geiger naar H. Geiger, die het reeds in 1913 uitvond en teller, omdat het, zooals de spint horoscoop de werking van afzonder lijke deeltjes zichtbaar maakt, dit instrument ze gemakkelijk telbaar maakt, doordat zij een tik geven in een luidspreker of zelfs een gewoon telwerk in beweging brengen. Men realiseere zich: een electron, dat minder weegt dan het millioenste deel van het millioenste deel van het millioenste deel van het millioenste deel van een milligram en dat ge dwongen wordt, een teller aan te slaan zooals die op den rand van een biljart zit! Toch is dit instrument niet zoo bijster gecompliceerd: het bestaat in hoofdtrekken uit een met verdunde lucht gevulde cylindrische koperen buis, waarin volgens de lengteas een geïsoleerde draad is gespannen, aan welke een spanning van een paar duizend volt wordt aangelegd. Een snel bewegend electron of ion, dat in een buis komt en tegen de moleculen van het verdunde gas botst, stoot daar uit de buitenste electronen los. Er ontstaat dus een ionenwolk, de lucht is geleidend geworden en vlak bij den draad, waar het electrische veld het sterkst is, treedt doorslag op. De stroomstoot behoeft nu nog slechts versterkt te worden in een apparaat, dat het meest op een gewoon radio toestel lijkt, om in een luidspreker hoor baar te worden, of een mechanische teller aan het werk te zetten. ALDUS achterhalen wij onze radio actieve phosphor-atomen wear: waar zij zich ook bevinden, zij zenden bèta-stralen uit, die ionen vormen, en den Geigerteller doen functionneeren. Van de 4; l gram phosphorus, die de mensch per dag gebruikt, bleek bijv. 1/300.000 deel in een tand terecht te komen. Overigens kreeg het element daar nog geen rust; evenals o.a. in het beenderstelsel bleek een regel matige afbraak van reeds aanwezige phosphorverbindingen plaats te hebben; de oude phosphoratomen werden dan vervangen door nieuwe. Het skelet, dat wij zoo gaarne als het duurzaamste deel van ons lichaam beschouwen, omdat het, na het vlieden van het leven, het langst den tand des tijds weerstaat, blijkt dus niet het geraamte te zijn, dat eenigen tijd geleden als kapstok voor onze, nog sneller ver vangen, weeke deelen diende. Van degenen, die wij eens waren, zijn nog slechts de herinneringen en de idealen over ! Ir. B. SwANENBURG Was DE GROENE juist toen u er naar vroeg? Een goede raad: neem een abonnement De dichter als geheelonthouder AT een geheelonthouder zich boos maakt, wan neer dorstige dichters de alcohol bezingen, ;e vergeeflijk zijn; dat hij de perken van de bejorlijkheid overschrijdt, komt niet te pas. Dr. Garmt iuiveling heeft in De Blauwe Vaan" der geheeltthouders een aanval ondernomen op een bloemfing door Han G. Hoekstra, genaamd De Dorstige Ichter". De onhebbelijkste opmerking uit deze iritiek" is de vraag, of deze bloemlezer met de urnalistieke arbeid, waarvan hij bestaat, grootse estaties verricht ten behoeve van onze beschapg". Het onhebbelijke antwoord, dat hierop dient ; worden gegeven, luidt: vermoedelijk evenzeer '-evenmin als de leraar van het Nieuwe Lyceum Hilversum, die dr. Garmt Stuiveling heet. Want ; poging, om het baantje" als argument in de itiek binnen te smokkelen, moet resoluut worden gewezen. ;Als heimelijk doel" van den bloemlezer heeft j, Garmt Stuiveling onbeschaamde reklame" itdekt, hoewel de drankhandel met deze uitgave ets van doen heeft, maar een bekende uitgeverij i N.V. Bigot en Van Rossum te Amsterdam het 'sluitend zoals trouwens voor boeken gebruitijk?bij de boekhandel introduceerde. Hoekstra's voorkeuren voor poëzie en alcohol hebben dus niets met reclame" te maken, maar de drankbestrijder dr. Garmt Stuiveling maakt propaganda" voor zijn liefhebberij met het allesbehalve kieskeurige middel der insinuatie. De criticus verwijt den bloemlezer .voorts, dat hij geen melding heeft gemaakt van een oudere bloem lezing uit de alcoholische hoek van de poëtische hof: Hoog het glas !" door Gustaaf van Elring, hoewel meer dan een dozijn gelijke verzen" in deze beide boeken staan. Bij Van Elring vindt men ruim 175, bij Hoekstra ruim 75 verzen. Dat daaronder slechts veertien verzen gelijk zijn, behoorde eerder verwon dering te wekken, omdat het er zo weinig zijn, dan een commentaar als dit van dr. Garmt Stuiveling uit te lokken, tenzij het heimelijk doel" heeft voor gezeten, door onbeschaamde reklame" voor de eigen geheelonthouderszaak morele afbreuk te doen aan de naam van den winkelier aan de overzijde. Dat dr. Garmt Stuiveling van weinig ingenomen heid met beide bloemlezingen getuigt, wijl zij geen wetenschappelijke standaardwerken zijn, zou er als argument mee door kunnen, zo ook dr. Garmt Stui veling zich aan deze stelling hield. Maar deze felle liefhebber van standaardwerken gaf in eigen per soon enkele kleine bloemlezingen in het licht, welke slechts voor middelbare scholieren bestemd zijn, dus evenmin standaardwerken. Zover gaat het vooroordeel van den criticus, dat hij de mogelijkheid verondersteld, als zou de bloem lezer zijn kennis van den dichter Hennebo zonder dankje te zeggen" hebben ontleend aan een paar artikelen van dr. Garmt Stuiveling in De Blauwe Vaan" van het voorjaar 1938. Eerstens echter is er in de laatste jaren nog wel eens door een ander mens in een ander blad over Hennebo geschreven en voorts kan een ieder, ook zonder dr. Garmt Stuiveling, nog wel zijn eigen weg vinden in hand boeken en bibliotheken: zó onmisbaar is deze gids niet. Tenslotte schakelt dr. Garmt Stuiveling ver-' alcoholiseerde" poëzie gelijk met een soort cultu reel landverraad", dat hij nauwelijks minder ern stig acht dan het politieke en militaire". Het zijn grote woorden in een debat over De Muze als kroegmeid" gelijk dr. Garmt Stuiveling met weinig eerbied voor de Muze zijn stuk noemde , maar zij geven ons de vrijmoedigheid, deze grote woorden ook te gebruiken in de vraag, of dr. Garmt Stuiveling zijn critische methode, welke zoveel dichter bij het subjectieve schelden dan bij het objectieve beoordelen staat, wellicht ook begrijpt onder een soort cultureel landverraad"? Ik voor mij ben althans op dit terrein liefst geheelont houder". HALBO C. KOOL PAG. 17 DE GROENE No. 3272

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl