De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 17 februari pagina 4

17 februari 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Onze luchtbescherming Mér activiteit is zeer dringend gewenscht IN de moderne oorlogsvoering zijn er vijf fronten, waar men den vijand kan aanvallen.... en waar men zelf aanvallen te doorstaan kan krijgen. Het front te land; het front ter zee; het front in de lucht; het propaganda-front; en last but not least, het vijfde front van de burgers in het achterland. De instandhouding van dit vijfde front tegen aanvallen van den vijand is in de eerste plaats een kwestie, die met de bescherming der burgerbevol king tegen oorlogsgevaar uit de lucht verband houdt. Luchtaanvallen op open steden demoraliseeren het vijfde front. Wanneer het vijfde front in elkander stort, is het oprollen van de andere fronten nog slechts een kwestie van tijd. Om die redenen grijpen de belangen van Defensie en die der Burgerlijke Luchtbescherming in alle landen zoo innig in elkander. Nederland echter neemt een uitzonderlijke positie in. Daar valt de bescherming der burgerbevolking onder de verantwoordelijkheid van den Minister van Binnenlandsche Zaken. Burgers, die in eenige functie met dezen Minister te doen hebben, weten, dat hij voor zijn beleid slechts n stelregel kent: Kost het geld? Dan gebeurt het niet'" en aange zien er heel weinig cadeau wordt gedaan in deze wereld, gebeurt er op zijn Departement dan ook zoo goed als niets. DE gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten werken zoo goed zij kunnen. Hun treft aller minst eenig verwijt. Wanneer er ten slotte op dit gebied in Nederland toch nog iets is tot stand ge komen, dan hebben de gemeenten dit op Den Haag moeten bevechten. Op de goedkeuring van credieten voor luchtbescherming hebben de gemeente besturen onwaarschijnlijk-lang moeten wachten. Amsterdam stond op zeker oogenblik vol met .schuilloopgraven, die schatten hadden gekost.... en de goedkeuring van het desbetreffende raadsbesluit wachtte nog altijd op Den Haag, zoodat de burge meester in den Raad moest mededeelen: Ik mocht en dorst en wilde niet langer wachten; toen heb ik de verantwoordelijkheid voor de uitgave maar voor mij persoonlijk genomen." De burgemeester van een andere gemeente stond in zijn gebied voor ernstige moeilijkheden bij den aanleg van schuilgelegenheden. Belangrijke centra van de bewapeningsindustrie liggen vlak bij zijn gemeente, die dus tot de gevaren-zone Eerste Klasse behoort. Hij vroeg den Minister om advies, wachtte drie maanden op antwoord dat niet kwam, en is ten slotte maar op eigen houtje begonnen. Zoo zijn er meer voorbeelden te geven. En toch is dit alles niet het ergste, omdat de meeste gemeente-besturen wel zoo actief zijn, dat zij aanvullen daar waar de Minister tekort schiet. Het meest echter wreekt zich de ministeriëele slof heid bij de bescherming van de ontelbare steun punten waarop het vijfde front steunt, namelijk bij den individueelen burger. WIE zal het dien burger kwalijk nemen, dat hij zijn huis nog niet met het maximum van beschermende middelen heeft uitgerust? Het overgroote deel der Nederlanders is financieel niet bij machte om die maatregelen te bekostigen, en wie wel over de middelen beschikt, doet gemeenlijk nog niets, omdat de opwekking van overheidswege uitblijft. Toen de overheid om een zaak als de luchtbe scherming nog maar smadelijk lachte, hebben particulieren de zaak aangepakt. Nu is er een Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming met bijna 250.000 leden en al moge de overheid het stadium der laatdunkende behandeling verlaten hebben, tot groote activiteit heeft zij zich niet kunnen opwerken. Men moet constateeren, dat de wijdverbreide propaganda van regeeringswege met als slogan: Bescherm U tegen luchtgevaar" nog beginnen moet. Een klein aantal Nederlanders heeft de UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken nu over meer dan een half millioen gegeven». Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelt !ng»n, stammedicamenten-trommel in huis, de rest heeft niets. Een klein aantal heeft zandzakken, asbestschoppen e.d. gekocht voor den kwaden dag; de rest gelooft het wel. Wanneer de Minister deswege in de Kamer wordt gecritiseerd, antwoordt hij: ,,De burgerij heeft er geen belangstelling voor", maar dit antwoord is geen verontschuldiging, doch een zelf-beschuldiging. Nederland heeft een Minister noodig, die er in slaagt om de bevolking van de noodzakelijkheid van zelfbescherming te overtuigen. Als men dan, vervolgens, denkt aan den stand van de gasmasker-voorziening in Nederland, dan slaat iemand de schrik om het hart. De Minister heeft in de Tweede Kamer bij de behandeling zijner begrooting gezegd, dat er in dezen oorlog wel geen gas gebruikt zal worden. Welnu, Duitschland heeft millioenen gasmaskers onder de burger bevolking verkocht en houdt er nog 30 millioen :n voorraad. Engeland heeft zijn geheele bevolking een gratis gasmasker gegeven, Frankrijk even eens .... maar Minister van Boeyen oordeelt gasmaskervoorziening niet noodig. Er zijn trouwens in Nederland op het oogenblik vrijwel geen maskers voor de burgerij; er zijn nog tal van gemeentelijke luchtbeschermings diensten, die op gasmaskers zitten te wachten. Onze industrie is te beperkt.... en bovendien is er geen blik! In den dringendsten nood zou Nederland met een minimum van twee millioen gasmaskers voor de burgerbevolking geholpen zijn. Wanneer de Minister spoed betracht, zou hij die nu misschien nog in het buitenland kunnen koopen. Wanneer men die achter de Waterlinie opsloeg, zou men althans een deel der burgers gerust kunnen stellen. Dat zou dus maximaal een uitgave (énmaal), van niet meer dan 10 millioen gulden beteekenen de kosten van zes dagen mobilisatie. In tijd van nood zou men die maskers dan aan de bur gerbevolking kunnen uitreiken. Men vindt den laatsten tijd in de buitenlandsche pers de meening verdedigd, dat gas-aanvallen op open steden in Frankrijk en Engeland zijn uit gebleven, omdat de burgerbevolking daar gas maskers heeft en aldus voor paniek en intimidatie immuun is gemaakt. Hit gasmasker is dus evenals de andere maat regelen van luchtbescherming in de eerste plaats psychologisch gericht op versterking van het vijfde front, daarna komt zijn effectieve werking. DE Nederlanders, die de ontwikkeling der burgerlijke luchtbescherming in ons land bestudeeren, worden van steeds grooter ongerust heid vervuld. Die wrevel tegen den Minister van Binnenlandsche Zaken komt trouwens in de Kamer herhaaldelijk tot uiting, maar vermoedelijk hebben de buitengewone omstandigheden dit ministeriëele leven langer gerekt dan in landsbelang strikt ge oorloofd was. Men kan zich zeer wel voorstellen, dat de des kundigen huiverig zijn om openlijk van hun onrust blijk te geven. Hoe licht worden hun waarschu wingen niet door onverantwoordelijke agitatoren aangegrepen als een middel om het vijfde front te verzwakken. Maar de gevaarlijkste belager van dat vijfde front is het ministeriéele beleid. Zulks te constateeren, dunkt ons op het oogenblik nationale plicht. Nogmaals: de Stadhuis-quaestie. boomen etc Zeer billijk. HtraUiieb Genealogisch Bureau D* Bini«r, OranJ» Naiiiulaan 87, OvirvMn. DE beslissing, in de Amsterdamsche Raad ge vallen ten aanzien van de voorbereiding van den bouw van het nieuwe Raadhuis, zal door velen met gemengde gevoelens ontvangen zijn. De architecten zullen echter allen verheugd zijn, daar deze beslissing een consequent voortgaan is op den door henzelf gevraagden weg. Zij zullen met be langstelling de plannen tegemoet zien, die hun col lega's in beide combinaties Duintjer?Komter en Berghoef?Vegter zullen ontwerpen. Stellig zullen dezen t.z.t. de critiek niet gespaard worden en deze beide groepen van jonge architecten zullen zich be wust zijn, welk een verantwoording zij dragen, niet alleen ten opzichte van zichzelf, maar ook ten op zichte van de ontwikkeling der Nederlandsche archi tectuur. Men kan het betreuren, dat hun opdracht beperkt blijft tot het aanvankelijke terrein, hoewel ten aan zien van de rooilijn naar de zijde van de Utrechtsche straat groote vrijheid zal worden gegeven. Men kan het ook betreuren, dat de dienst van publieke werken niet in het nieuwe Raadhuis zal worden opgenomen, althans niet in de plannen, die nu door de beide architecten-combinaties ontworpen zullen worden. Maar iemand, die als schrijver dezes de raads zittingen heeft bijgewoond, zal het niet in vervulling gaan van deze wenschen accepteeren in het besef, dat wij voor grooter rampen bewaard zijn. Want voor raadsleden mogen misschien de plannen en voorstellen, die tijdens zoo'n zestal zittingen ge produceerd worden, normale verschijnselen zijn, voor een ieder, die de architectuur na aan het hart ligt, was het weinig minder dan een nachtmerrie. Niet in hoofdzaak om hun inhoud zelve,, maar om de motieven, die er aan ten grondslag lagen. De Raad wilde voor alles vrij zijn, en vrij blijven en daardoor stond men al bij voorbaat eenigszins afwijzend tegen het opvolgen van het ongevraagd advies van de voormalige Jury en de, eveneens ongevraagde ondersteuning hiervan door de archi tecten-organisaties. Men ging dus eigen meeningen lanceeren, na tuurlijk na vooraf gezegd te hebben, dat men ondes kundig was. De ondertoon was dan steeds: Ik vind de ontwer pen niet mooi, allebei de ontwerpen niet of n van beiden niet. En van louter gevoel voor vrijheid wilde men zelfs behalve deze twee architecten-combinaties nog negen andere gaan uitnoodigen, alsof het bij voor baat vast stond, dat de beide, door de Jury aanbevolen, combinaties verplicht waren aan de tot hen te richten uitnoodiging gevolg te geven. Heeft wel een enkel raadslid gedacht aan de mogelijkheid, dat voor deze architecten ook nog zoo iets als vrijheid bestaat? De vrijheid om een opdracht niet te aanvaarden. Want, indien er andere architecten naast hen waren uitgenoodigd, beteekende dat eigenlijk zoo veel als: Gij moogt nog n keer een plan maken, maar als ge onze smaak niet mér benadert dan tot nu toe, dan kiezen we een ander. Bij die negen anderen zal er allicht eentje te vinden zijn. De smaak van de raadsleden zou dus bepalen, welk ontwerp gekozen wordt. Ik wil hier maar zwijgen over de storm van ver ontwaardiging, die er onder de architecten zou zijn opgegaan, indien de raad besloten zou hebben, deze negen andere architecten-combinaties uit te noodigen. Gelukkig werd dit voorstel, hoewel door Burgemeester en Wethouders overgenomen, ver worpen. Toen de raadsleden zoo hun eigen smaak in het debat gingen betrekken, zag ik plotseling in mijn verbeelding het interieur, waar zij dagelijks leven. Hun eigen omgeving, die toch hun smaak het meest zal afspiegelen, doemde voor mijn geestes oog op en dit geheel zag ik de vormgeving van het nieuwe raadhuis beïnvloeden. Dien nacht daarop heb ik zeer onrustig geslapen ! De Raadsleden moeten toch voorzichtig zijn met het in geding brengen van hun eigen smaak, niet alleen ter wille van mijn nachtrust. HET niveau, waarop de problemen, verbonden aan het nieuwe Raadhuis, behandeld moeten worden, behoort toch vrij gemaakt te zijn van der gelijke subjectieve invloeden. Men moet zich bewust zijn, dat de keus gaat tusschen de Amsterdamsche beurs en het Rotterdamsche Raadhuis. De Amsterdamsche beurs een mijlpaal in de ontwikkeling van de Nederlandsche architectuur ! (Destijds ongetwijfeld voor niet-Nederlandsch en nog minder Amsterdamsch uitgekreten). Het Rotterdamsche Raadhuis, een gebouw, dat destijds aan de smaak van het oogenblik beant woordde, welk feit, zelfs toen het klaar was, al niet meer opviel. Men denke aan de verschillende ontwerpen, die Berlage voor de beurs maakte en beseffe, dat men het uiteindelijk oordeel over de plannen moet op schorten en men zich in dit oordeel, hoe ongaarne ook, door deskundigen zal moeten laten leiden. De moed tot het verrichten van een daad van meer dan alledaagsche beteekenis, moet echter uit den mensch zelf komen. Hierbij helpt geen enkele voor lichting ! B. MERKELBACH Rein on wüfm dan wit worden Uw tanden indien U poetst met In tuben van 60. 40 en 25 cl en doezen van 20 et. PAG. 4 DE GROENE No. 3272

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl