De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 24 februari pagina 4

24 februari 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Slag kruisers pro en contra Pro, Jhr. G. L. Schorer: oud-vice-admiraal DE Militaire Medewerker van de Groene Am sterdammer zwaait in het nummer van 17 Februari aan de Marine-deskundigen den lof toe, uitstekende propagandisten te zijn. Deze lof zal met gemengde gevoelens door hen zijn opgenomen, want er werd als toelichting bijgevoegd, dat zij voor de verdediging van Ned.-Indiëhalf werk aanbevalen en wel in den vorm van halfwas slagkruisers, zonder behoorlijke basis en zonder voldoende omlijsting. De Militaire Medewerker (M.M.) geeft in zijn artikel een kort overzicht van verschillende in den loop der jaren uitgebrachte ambtelijke adviezen over de samenstelling der vloot en eindigt daarmede met het voornemen der Regeering tot den aanbouw van 3 slagkruisers, in hoofdzaak bestemd voor de verdediging van Ned.-Indië. De reden welke de Regeering hiertoe geleid heeft, zoekt de M.M. in de belangen van scheepsbouw, land- en tuinbouw en veeteelt en van dezen gunstigen wind zouden de Marine-deskundigen gebruik gemaakt hebben. Ook geeft de M.M., die toch blijkbaar evenals de Regeering inziet, dat de verdediging van Indiëthans geheel onvoldoende is, een naar zijn oordeel beter plan, volgens 't welk de zeemacht in Indiëop ver standige" wijze versterkt zou worden. Dit plan zou dan omvatten: meer mijnen, vliegtuigen, jagers, onderzeebooten en meer afweergeschut. Het is nu maar de vraag of dit verstandige" plan ook werkelijk verstandig is en beter dan dat der Regeering. IN den tijd van de in 1923 verworpen Vlootwet, die hoofdzakelijk een z.g. klein-materieel-vloot inhield, waren de eisenen, die men aan de maritieme verdediging van Indiëstellen moest, anders dan nu. De politieke verhoudingen in Oost-Aziëwaren be trekkelijk rustig. Sindsdien zijn de politieke en militaire verhou dingen in Oost-Aziëgrondig veranderd en de geva ren voor Indiëzijn onrustbarend toegenomen. Iedereen, die niet geheel buiten de werkelijkheid leeft, staat dit thans duidelijk voor oogen; het be hoeft hier niet uiteengezet te worden. Wil de weermacht in Indiëvan een voldoende overwicht blijven om het Rijk buiten een oorlog te houden, dan kan niet meer volstaan worden met 't geen 20 of 10 jaar geleden mocht worden aanvaard. Het is niet moeilijk om aan te toonen, dat de thans voorg .stede vloot, niet een halfslachtige uitvoering van een op zichzelf juiste gedachte is. De versterking der maritieme verdediging zooals de M.M. die verstandig vindt, omvat een uitbreiding van de meeste der reeds bestaande onderdeelen. Tegenover een vloot, gebouwd volgens zijn inzich ten, een vloot dus zonder zware schepen, behoeft de te verwachten tegenstander zijn hoofdmacht niet in te zetten. Weliswaar maken de Duitsche onder zeebooten en vliegtuigen de M.M. wijst er op het 't Britsche Rijk lastig, maar zij voeren bij uitstek den oorlog tegen de Britsche handelsvloot. De strijd in den Archipel zal van Nederlandsche zijde evenwel voornamelijk tegen de vijandelijke oorlogsmarine gevoerd worden en dit onder geheel andere geogra fische omstandigheden; bij dezen strijd zullen de op eigen houtje optredende onderzeebooten en vlieg tuigen niet op goedkoope successen mogen hopen. Tegenover onze onderzeebooten, hoe gevaarlijk die ook tegenover groote schepen mogen zijn, kan de tegenstander volstaan met kleine, snelle en met dieptebommen bewapende vaartuigjes, die in hooge mate de activiteit der onderzeebooten belemmeren, zonder dat deze er zich tegen verweren kunnen. En tegenover de kruisers en jagers der Indische vloot, die gemakkelijk de baas van die vaartuigjes zijn, brengt hij weer een grooter aantal van zijn eigen kruisers en jagers in het geding; hij heeft ze in over vloed. Zoo behoudt hij de overmacht, zonder ge bruikmaking van zijn hoofdmacht. De preventieve waarde van de Indische weermacht zooals die thans is, ook na gereedheid van het in aanbouw zijnde materieel, of zooals zij zijn zal bij uitbreiding volgens de denkbeelden van den M.M., blijft daardoor onvoldoende. Hetzelfde geldt voor een weermacht waarin het zwaartepunt naar het luchtwapen verlegd is. Zij zal onvoldoende blij ven, zoolang die weermacht den indringer niet dwingt zijn hoofdmacht op het spel te zetten. Want die hoofdmacht is niet gebouwd om te gebruiken in een expeditie naar Ned.-Indië, maar wel omdat zij tegenover de andere, vroeger of later te verwachten machtiger tegenstanders de grondslag moet zijn van de veiligheid van zijn Rijk. MET n slag verandert de verhouding, wanneer aan de Indische vloot slagkruisers worden toegevoegd. Schepen, die veel zwaarder bewapend zijn en veel beter door pantser beschermd, dan de kruisers welke in zoo grooten getale in de buitenlandsche vloten voorkomen en minstens even snel als deze. Met deze slagkruisers wordt de geheele vijandelijke kruiservloot overtroefd en buiten spel gebracht. Er blijft den indringer thans dus niets anders over dan zijn hoofdmacht en meer in 't bij zonder zijn slagschepen in 't geweer te roepen en zich dus op gevaarlijke wijze te verzwakken tegen over andere en sterkere tegenstanders. Maar ook al waagt hij dit, dan zullen zijn slagschepen tegenover de snellere Nederlandsche slagkruisers nog geens zins van succes verzekerd kunnen zijn. Het is daarom, dat door de slagkruisers ook de preventieve waarde met een veelvoud verhoogd wcrdt. Evenals de onderzeeboot is de slagkruiser het wapen voor den zwakkere, het wapen waarmee hij den sterkere de gelegenheid onthoudt, zijn hoofd wapen, het slagschip, op succesvolle wijze te ge bruiken. De keuze van den slagkruiser is dus aller minst, zooals de M.M. wil doen voorkomen, een halve maatregel. Was instede van den slagkruiser het langzamer slagschip gekozen, dan zou men den tegenstander, als hij eenmaal besloten had, zijn in getal zooveel sterkere hoofdmacht te wagen, op twee wijzen in de kaart spelen. Hij zou gelegenheid krijgen zijn meerderheid in slagschepen ten volle te benutten en zijn kruisers zouden door hun groo tere snelheid vrij spel behouden. De M.M. richt, zonder in details te treden, ook zijn pijlen op de door hem veronderstelde geVliegtulgen vormen een onderdeel van het klein materieel \ Een debat over ons vorig j hoofdartikel tegen de vloot\ uitbreidingsplannen der re| geering ? breken der marinebasis te Soerabaja, gebreken die de deskundigen geneigd zouden zijn naar den achter grond te schuiven. Welke gebreken bedoelt hij ? Zijn het nautische gebreken van den toegangsweg naar Soerabaja? Acht hij de diepte onvoldoende? Welnu, onze waterbouwkundigen hebben voor heetere vuren gestaan dan voor een afdoende uitdieping van dit vaarwater. Of bedoelt de M.M. militaire gebreken? Zij zijn dezelfde als voor de vloot die hij voorstaat, en zij kunnen verholpen worden. Na, om niet nader aangeduide redenen, de kosten der slagkruiserplannen bijna tweemaal zoo hoog te hebben opgegeven, dan waarop zij van regeeringswege begroot werden, uit de M.M. nog een reeks van sombere voorspellingen: de slagkruisers zullen nog in 1946 niet gereed zijn, en zij zullen niet be mand kunnen worden. Zonderling genoeg gelden* deze voorspellingen niet voor de uitbreiding der vloot zooals hij die aanbeveelt. Waarom niet? De moeilijkheden van het bemannen bij zijn kleinmaterieelvloot zijn toch zonder eenigen twijfel groo ter dan bij de slagkruisers. Waarom dit meten met twee maten? En wat de tijdige gereedheid betreft, de groote Nederlandsche werven zijn volkomen in staat de slagkruisers te bouwen. De moeilijkheid, materialen en onderdeelen, die hier te lande niet vervaardigd kunnen worden, uit het buitenland te verkrijgen, mag zeker niet onderschat worden, maar er is geen enkele reden om haar, zooals de M.M. dit doet voor de slagkruisers zoo ernstig op te nemen doch voor de onderzeebooten, vliegtuigen e.d., die hij voor staat, over het hoofd te zien. De moeilijkheid bestaat voor het eene geval niet minder dan voor het andere en de Regeering zal zorgvuldig hebben uit te maken in hoever zij haar aanbouwplannen er door zal laten beïnvloeden. Zij heeft dit trouwens te doen met al haar aan schaffingen van oorlogsmaterieel. Het is gelukkig, dat zij tot dusver niet, uit vrees van de daarbij te verwachten moeilijkheden, bij de pakken is gaan neerzitten en dat zij de verdediging van ons land niet in den gevaarlijken toestand gelaten heeft, waartoe gebrekkig vooruitzien en onvergefelijk verzuim al zoovele jaren lang geleid hadden. Contra, onze DEN geachten schrijver van bovenstaand artikel komt alle lof toe voor de duidelijke wijze waarop hij zijn standpunt heeft uiteengezet, al ver schilt het dan ook van hetwelk dezerzijds wordt ingenomen. De tijd zal moeten beslissen welke van de twee het juiste zal blijken, maar eenige opmer kingen aangaande het betoog van Admiraal Schorer mogen hier volgen. In den tijd van de in 1923 verworpen Vlootwet waren naar de meening van schrijver de politieke verhoudingen anders dan nu. Niettemin was het een tijd, waarin alle zeemogendheden rond den Pacific hare maritieme middelen aanmerkelijk uitbreidden. Het feit, dat in Nederland de Vlootwet werd inge diend, wees reeds op dreigend gevaar en GrootBrittanniëmaakte voor het eerst plannen voor de inrichting van een vlootbasis in Singapore. Wel verre van gerustgesteld, hield iedereen ernstig rekening met een conflict in dit deel van de wereld. Na dien tijd heeft Japan zich stevig vastgebeten in China, waaruit wel niet volgt, dat er voor Indi geen gevaar meer zou dreigen, maar het is toch aan ernstigen twijfel onderhevig of dat gevaar in 1946 en daarna zooveel dreigender zal zijn dan het in 1920 was. Toen eischte men echter al voor een z.g. klein-materieel-vloot een minimum (het dubbele van het veel-besproken halve minimum) dat veel grooter was dan hetgeen, waarover thans wordt beschikt. Indien de gevaren dus zouden zijn toe genomen, dan is er nu zeker te weinig van dat materieel. Het noodig geachte minimum bevatte PAG. -t DE GROENE No. 3273

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl