Historisch Archief 1877-1940
Brieven uit Loenen <ix>
Allerbeste vriend,
Wat een verandering! De Lente
is in het land en het wandelen kan
beginnen. Visschen komt pas later,
hoor. De wegen zijn ijsvrij, maar het
water nog niet. Dat komt pas, als
jij je vingers moet thuis houden,
begrepen? N.l. als de visscherij ge
sloten is. En als je dan toch je lusten
niet kan bedwingen, kom dan maar op.
Ikben weer eens justforachange" aan
het rechtspreken. In Athene deden ze
het op een berg, ik in een plantsoen,
dat past meer bij dezen tijd. Nu vriend,
ik verkneukel me al, als je met je
verboden visch aan komt zetten. Wat
zou ik lachen! Een lappie van tien of
vijf dagen vacantie. je zult de keus
hebben!
Maar wandelen dan. Ik heb er van
genoten, maar ook wel angst gehad.
De wandeling langs de Vecht loopt
vlak langs allerlei kleine
oorlogspyramiden en aangezien mij gezegd is,
dat je je niet binnen een kring van
500 M. in de nabijheid van die dingen
mag begeven, heb ik wel gedacht: hoe
moet dat nu! Maar het ging goed. We
begonnen met de linkerhelft van de
deftige Loenensche Zondagswandeling.
Dat is zoo ongeveer de Church Parade
van Loenen, die de Provincie ons
heeft verschaft. Een verrukkelijke
wandeling. Tweemaal over de Vecht
en wel: a) de ophaalbrug in Loenen en
b) de moderne opklapbrug in den pro
vincialen weg naar Loosdrecht. Daar
tusschen in rechts het jaagpad langs
de Vecht, links het simpele Zandpad..
Geen stoornissen van doorgaand ver
keer en dan maar groeten meneer, want
je kent natuurlijk iedereen, die je tegen
komt. Heerlijk! Alleen, tegenwoordig
is dat wat over, want je ziet heel wat
onbekende snoeshanen, voor ons doen
mondain uitziende vrouwen, waarvan
je heelemaal niet begrijpt hoe ze hier
komen, totdat je beseft, dat het de
echtelieden zijn van alhier gelegerden.
Wij hebben het niet bij de Church
Parade gelaten, doch stevenden door
naar Breukelen. Heerlijk, zoo weer
eens langs de boorden van de over den
winterboei zegepralende Vecht te wan
delen.
WIL je hier wonen, dan moet je
houden van loopen over langeren
afstand. Aan wandelhelden was de
Vecht immer rijk. Denk maar aan
het beroemde lied: D'r is maar ne
goeie Breukelaar en dat is Keesie
en dat is Keesie en dat is Keesie de
Tippelaar. Nu die mocht er wezen.
Deze nu welhaast legendarische figuur,
dien ik me nog op Slangevecht herinner,
wandelde met de Vecht als uitgangs
punt heinde en ver. Ik zal je eens een
paar voorbeelden noemen: in acht
dagen naar Parijs, de laatste 26 uur
aan n stuk. Java van West naar Oost
en de binnenlanden van Borneo in.
Daar was hij bijna door koppensnellers
opgepeuzeld, maar het Vechtsche genie
weet altijd uitkomst. Hij nam zijn ge
bit uit zijn mond, waarop al het wilden
volk in aanbidding voor hem neerzonk,
Prachtig! En na de wandeling steeds
een verfrisschend bad in de Vecht.
In het juist vervlogen jaargetijde,
had dat eenige preparatieven van
noode want Keesie moest dan natuur
lijk eerst een bijt in het ijs hakken om
te kunnen gaan spartelen. Wat zijn
wij toch ontaard!
In de tweede plaats denk ik aan mijn
ook reeds verdwenen dorpsgenoot,
dien men eiken morgen naar den trein
kon zien lopen. Hij had een abonne
ment eerste klas en een daarbij passend
ngetogen-deftig voorkomen. Terug
ging hij met het slechts op n bepaal
den trein rijdende vlooienbusje, ten
minste zoo zeide de koetsier me ,
als er geen rok in de bus was, want dan
liep hij ook liever terug.
Toen ik eens met hem in de bus
zat het oeroude paard had veel
te trekken, de koetsier, hem en mij
begon hij een gesprek, terwijl wij op
de uitgevreten kussens gezeten waren.
Meneer," zeide hij, ,,ik ga eiken dag
naar stad. Ziet U, ik wil niet oud wor
den." Hij nam zijn hoed af. Ik keek
naar buiten, moest natuurlijk ook
groeten, doch ik zag geen mensch.
Ik werd een heel klein beetje benauwd
en dacht: ik zeg op alles ja en amen.
Natuurlijk, meneer." Daarom, me-.
neer, ga ik eiken dag naar Arrtsterdam,
ik heb een abonnement, 's Ochtends
om half tien ben ik in stad en dan ga
ik daar loopen tot een uur of drie en
dan ga ik weer terug". Voortreffelijk,
meneer". En weet U, wat het gezond
ste is?" Neen, meneer", 's Ochtends
loop ik naar den trein. Weet U wat me
eens is overkomen?" Het klonk
dreigend. Terwijl ik rustig aan het
loopen was, kwam de heer X. in zijn
auto voorbij, stopte en zei: Meneer Y.
('s mans naam was lang en deftig als
hijzelf) wilt U met mij meerijden? Hoe
vindt U nu zoo iets?" Vreeswijk,
meneer". Nu, toen was ik toch ver
ontwaardigd en ik antwoordde: Maar
mijn hemel, meneer, kunt U mij nu
niet eens rustig naar den trein laten
loopen!".
Vriend en Gij allen, die te Amster
dam woonachtig zijt! Houdt het U
voor gezegd. Wie aan de Vecht loopt,
loopt, en hij beschouwt het geenszins
als een voorrecht om in een pijlsnelle
vaart als een razende voorbij te stormen,
zonder van de natuur te genieten. Ieder
het zijne en dus: iaat ons loopen! Dan
blijven we goede vrienden. . . .
je
Nicolaas C.
HET is niet mijn gewoonte me door
omstandigheden te laten tegen
werken ; toen mij dan ook kort geleden
de lust bekroop een zeereisje te maken,
heb ik mij daarvan niet laten weer
houden door het mijnengevaar. Dat
was geenszins lichtzinnigheid van mij,
want ik hecht veel waarde aan het
leven en wel in het bijzonder aan dat
van mijzelf. Maar het is nog nooit
gebeurd dat de omstandigheden mij
overmeesterden, al had het er wel eens
even den schijn van.
Met mijn
dubbelschroefsmotorkruiser voer ik het Noordzeekanaal door
om bij IJmuiden zee te kiezen. Nauwe
lijks waren wij buitengaats, of een
hevige storm kwam opsteken. Het
was niet mogelijk de haven weer binnen
te varen. Nadat mijn geoefend zeemans
oog aan het zwerk een naderende
cycloon had ontwaard, nam ik ter
stond het stuurrad zelf in handen.
Binnen enkele oogenblikken bevond
mijn schip zich midden in den wervel
storm die aan een loodgrijze duisternis
gepaard ging. De stuurman werd zoo
bleek, dat zijn gezicht het eenige voor
werp was dat ik nog kon onderscheiden.
Met vaste hand stuurde ik het schip in
tegengestelde richting als de storm,
en het lag zóó vast, dat men zich met
gemak had kunnen scheren of biljart
spelen. De storm gierde door het want;
het klonk als een machtig orgel. Maar
het duurde niet lang, of de wind ging
liggen. Toen kwam de bootsman mij'
zeer nerveus vertellen dat we midden
in een mijnenveld waren. Ik begaf mij
naar de voorplecht en ontwaarde om
ons heen een dusdanige hoeveelheid
mijnen dat ik onwillekeurig aan de
bollenvelden bij Hillegom moest den
ken. Ik vatte post bij den boegspriet
en schoot met mijn revolver alle
mijnen stuk die op onzen weg lagen.
Na verloop van enkele uren kwam
er een hevige mist opzetten zoodat ik
geen handbreed zicht meer had. Onze
situatie scheen hachelijk te worden.
Maar ik wist raad: met eenige aan
elkaar bevestigde enterhaken ver
lengde ik den boegspriet zoodat deze
circa twintig meter lang werd. Aan
de uiterste punt hing ik een zware
electromagneet, die alle mijnen uit
den omtrek naar zich toe trok. Af en
toe gingen we stil liggen, en werd de
magneet opgeheschen. Een paar matro
zen in een reddingsboot gingen de
mijnen dan demonteeren en brachten
ze aan boord. Weldra lag het heele dek
vol. Mijn bedoeling was om ze langs de
oprijlaan van mijn landgoed te laten
zetten, met bloemen er in. Ik heb al
zoo vaak fraai geschilderde mijnen
met tulpen of geraniums er in, als
tuinversiering gezien, en dit heeft mij
altijd diep getroffen als summum
van smaakvolheid.
Toen we in Londen aangekomen
waren, kocht ik op de bloemenmarkt
duizenden potten azaleas,
vergeetmijnietjes, hyacinthen enz. enz. Ik
liet het ruim er mee vol laden. Op
den terugweg liet ik alle mijnen die
we tegenkwamen demonteeren en van
bloemen voorzien, waarop ze voor
zichtig te water gelaten werden. De
bemanning van mijn schip had er
weken lang de handen mee vol om
alle mijnen dusdanig te transf ormeeren.
Allengs veranderde de zee in een onaf
zienbare deinende geurende
bloementuin, het was een overweldigende
aanblik; de visschen staken nieuws
gierig de koppen boven water zoodat
we avond aan avond een vischdiner
aanrichtten.
Na mijl thuiskomst heb ik op mijn
landgoed alle b o_mp;rken van mijnen
voorziei.
7.1 zijn daar beter op hun p'aats.
Holland
op z'n malst
Ik zat laatst in een trein, waarin
een viertal reizigers zat te kaart
spelen. Als ik het goed heb, heette dat
spel kruisjassen". Kn het werd ge
speeld met .... Róómsche kaarten.
Het spel is uitgegeven door den Ned.
K.K. Landarbeidersbond ,,St. Deus
dedit" (de Heilige God heeft gegeven)
en op de achterzijde staat: St. Deus
dedit" ,,u\v Hond, uw Maat, uw
Troef, uw Roem".
(,,0pwanyts", blad voor
De Bank en de Beurs, dat beteekent
De eetzaal heeft de laatste maanden,
toen het kasteel hotel was geworden,
als dincrzaal gediend. (Tclegi'aaf)
Wie onzer heeft in den loop van het
jaar niet eens een bijzondere weldaad
of buitenkansje van God ontvangen?
Zoo iets waarvan men, eerlijk zijnde,
moet zeggen: ,,1'otdorie, <!at is mij
nog eens meegevallen."
(l)f Rimmsch-Kullioliekf
l'olitifWij, van de l'erlagebrug, beroepen
ons op oude rechten ! Wij, dat zijn de
bewoners van het Amstellaan- en
Kivierenkwartier, die in lang ver
vlogen jaren <le spits hebben afge
beten in ,,1'lan-X.uid". Ken onstuimige,
ja romantische tijd was dat! \\ at
hebben we gevochten ! V:'et het ge
meentebestuur b. v. Alleen al over de
ondergrondschc urinoir tegenover de
Yechtstraat die er niet komen zou,
maar tóch kwam [ (Uil V»llt)
Gevraagd tegen i Mei: (Joxr.i-:)
DA.MK, om in dorpspastorie de dochter
des huizes te vervangen. Ken spraak
gebrek is in dit geval geen bezwaar.
(. -ld-:', in het ,,Uri;anii i'im f!,-n
b'iind ran \i'<lei'lantlsche
l'iniiktiulcn" )
Voor de beste inzending voor
«leze rubriek stelt ,,l>e Groene"
elke week een bedrag van f'3.50
beschikbaar. Ook
iiict-aboiiii e's mogen mededingen. l»e
knipsels moeten afkomstig zijn
uit een in Nederland verschij
nend dag-, week-, maandblad
of ander periodiek. Men gelieve
ze toe te zeilden in liet verband
waarin ze staan.
Op de enveloppe, te sturen
aan de redactie ,.De Groene"
Keizersgracht 355 te Amster
dam, vernielde men: ,, Holland
op z'n malst."
I>c prijs voor de oeste inzending
is deze weck toegekend aan
den heer .1. l'. Ncliröiler, A'dam.
ALHAMBRA
Derde week van hef wereldsucces:
Norma Joan
SHEARER - CRAWFORD
Rosalind RUSSELL
in de vlijmend geestige Amerikaanschc safyre van C L AR E BOO THE
99
VROUWEN
99
Metro-Goldwyn-Mayer's lachende onthullingen. Toegang 18 jaar
PAG. 17 DE GROENE No. 3274