De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 maart pagina 17

3 maart 1940 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Brieven uit Loenen <ix> Allerbeste vriend, Wat een verandering! De Lente is in het land en het wandelen kan beginnen. Visschen komt pas later, hoor. De wegen zijn ijsvrij, maar het water nog niet. Dat komt pas, als jij je vingers moet thuis houden, begrepen? N.l. als de visscherij ge sloten is. En als je dan toch je lusten niet kan bedwingen, kom dan maar op. Ikben weer eens justforachange" aan het rechtspreken. In Athene deden ze het op een berg, ik in een plantsoen, dat past meer bij dezen tijd. Nu vriend, ik verkneukel me al, als je met je verboden visch aan komt zetten. Wat zou ik lachen! Een lappie van tien of vijf dagen vacantie. je zult de keus hebben! Maar wandelen dan. Ik heb er van genoten, maar ook wel angst gehad. De wandeling langs de Vecht loopt vlak langs allerlei kleine oorlogspyramiden en aangezien mij gezegd is, dat je je niet binnen een kring van 500 M. in de nabijheid van die dingen mag begeven, heb ik wel gedacht: hoe moet dat nu! Maar het ging goed. We begonnen met de linkerhelft van de deftige Loenensche Zondagswandeling. Dat is zoo ongeveer de Church Parade van Loenen, die de Provincie ons heeft verschaft. Een verrukkelijke wandeling. Tweemaal over de Vecht en wel: a) de ophaalbrug in Loenen en b) de moderne opklapbrug in den pro vincialen weg naar Loosdrecht. Daar tusschen in rechts het jaagpad langs de Vecht, links het simpele Zandpad.. Geen stoornissen van doorgaand ver keer en dan maar groeten meneer, want je kent natuurlijk iedereen, die je tegen komt. Heerlijk! Alleen, tegenwoordig is dat wat over, want je ziet heel wat onbekende snoeshanen, voor ons doen mondain uitziende vrouwen, waarvan je heelemaal niet begrijpt hoe ze hier komen, totdat je beseft, dat het de echtelieden zijn van alhier gelegerden. Wij hebben het niet bij de Church Parade gelaten, doch stevenden door naar Breukelen. Heerlijk, zoo weer eens langs de boorden van de over den winterboei zegepralende Vecht te wan delen. WIL je hier wonen, dan moet je houden van loopen over langeren afstand. Aan wandelhelden was de Vecht immer rijk. Denk maar aan het beroemde lied: D'r is maar ne goeie Breukelaar en dat is Keesie en dat is Keesie en dat is Keesie de Tippelaar. Nu die mocht er wezen. Deze nu welhaast legendarische figuur, dien ik me nog op Slangevecht herinner, wandelde met de Vecht als uitgangs punt heinde en ver. Ik zal je eens een paar voorbeelden noemen: in acht dagen naar Parijs, de laatste 26 uur aan n stuk. Java van West naar Oost en de binnenlanden van Borneo in. Daar was hij bijna door koppensnellers opgepeuzeld, maar het Vechtsche genie weet altijd uitkomst. Hij nam zijn ge bit uit zijn mond, waarop al het wilden volk in aanbidding voor hem neerzonk, Prachtig! En na de wandeling steeds een verfrisschend bad in de Vecht. In het juist vervlogen jaargetijde, had dat eenige preparatieven van noode want Keesie moest dan natuur lijk eerst een bijt in het ijs hakken om te kunnen gaan spartelen. Wat zijn wij toch ontaard! In de tweede plaats denk ik aan mijn ook reeds verdwenen dorpsgenoot, dien men eiken morgen naar den trein kon zien lopen. Hij had een abonne ment eerste klas en een daarbij passend ngetogen-deftig voorkomen. Terug ging hij met het slechts op n bepaal den trein rijdende vlooienbusje, ten minste zoo zeide de koetsier me , als er geen rok in de bus was, want dan liep hij ook liever terug. Toen ik eens met hem in de bus zat het oeroude paard had veel te trekken, de koetsier, hem en mij begon hij een gesprek, terwijl wij op de uitgevreten kussens gezeten waren. Meneer," zeide hij, ,,ik ga eiken dag naar stad. Ziet U, ik wil niet oud wor den." Hij nam zijn hoed af. Ik keek naar buiten, moest natuurlijk ook groeten, doch ik zag geen mensch. Ik werd een heel klein beetje benauwd en dacht: ik zeg op alles ja en amen. Natuurlijk, meneer." Daarom, me-. neer, ga ik eiken dag naar Arrtsterdam, ik heb een abonnement, 's Ochtends om half tien ben ik in stad en dan ga ik daar loopen tot een uur of drie en dan ga ik weer terug". Voortreffelijk, meneer". En weet U, wat het gezond ste is?" Neen, meneer", 's Ochtends loop ik naar den trein. Weet U wat me eens is overkomen?" Het klonk dreigend. Terwijl ik rustig aan het loopen was, kwam de heer X. in zijn auto voorbij, stopte en zei: Meneer Y. ('s mans naam was lang en deftig als hijzelf) wilt U met mij meerijden? Hoe vindt U nu zoo iets?" Vreeswijk, meneer". Nu, toen was ik toch ver ontwaardigd en ik antwoordde: Maar mijn hemel, meneer, kunt U mij nu niet eens rustig naar den trein laten loopen!". Vriend en Gij allen, die te Amster dam woonachtig zijt! Houdt het U voor gezegd. Wie aan de Vecht loopt, loopt, en hij beschouwt het geenszins als een voorrecht om in een pijlsnelle vaart als een razende voorbij te stormen, zonder van de natuur te genieten. Ieder het zijne en dus: iaat ons loopen! Dan blijven we goede vrienden. . . . je Nicolaas C. HET is niet mijn gewoonte me door omstandigheden te laten tegen werken ; toen mij dan ook kort geleden de lust bekroop een zeereisje te maken, heb ik mij daarvan niet laten weer houden door het mijnengevaar. Dat was geenszins lichtzinnigheid van mij, want ik hecht veel waarde aan het leven en wel in het bijzonder aan dat van mijzelf. Maar het is nog nooit gebeurd dat de omstandigheden mij overmeesterden, al had het er wel eens even den schijn van. Met mijn dubbelschroefsmotorkruiser voer ik het Noordzeekanaal door om bij IJmuiden zee te kiezen. Nauwe lijks waren wij buitengaats, of een hevige storm kwam opsteken. Het was niet mogelijk de haven weer binnen te varen. Nadat mijn geoefend zeemans oog aan het zwerk een naderende cycloon had ontwaard, nam ik ter stond het stuurrad zelf in handen. Binnen enkele oogenblikken bevond mijn schip zich midden in den wervel storm die aan een loodgrijze duisternis gepaard ging. De stuurman werd zoo bleek, dat zijn gezicht het eenige voor werp was dat ik nog kon onderscheiden. Met vaste hand stuurde ik het schip in tegengestelde richting als de storm, en het lag zóó vast, dat men zich met gemak had kunnen scheren of biljart spelen. De storm gierde door het want; het klonk als een machtig orgel. Maar het duurde niet lang, of de wind ging liggen. Toen kwam de bootsman mij' zeer nerveus vertellen dat we midden in een mijnenveld waren. Ik begaf mij naar de voorplecht en ontwaarde om ons heen een dusdanige hoeveelheid mijnen dat ik onwillekeurig aan de bollenvelden bij Hillegom moest den ken. Ik vatte post bij den boegspriet en schoot met mijn revolver alle mijnen stuk die op onzen weg lagen. Na verloop van enkele uren kwam er een hevige mist opzetten zoodat ik geen handbreed zicht meer had. Onze situatie scheen hachelijk te worden. Maar ik wist raad: met eenige aan elkaar bevestigde enterhaken ver lengde ik den boegspriet zoodat deze circa twintig meter lang werd. Aan de uiterste punt hing ik een zware electromagneet, die alle mijnen uit den omtrek naar zich toe trok. Af en toe gingen we stil liggen, en werd de magneet opgeheschen. Een paar matro zen in een reddingsboot gingen de mijnen dan demonteeren en brachten ze aan boord. Weldra lag het heele dek vol. Mijn bedoeling was om ze langs de oprijlaan van mijn landgoed te laten zetten, met bloemen er in. Ik heb al zoo vaak fraai geschilderde mijnen met tulpen of geraniums er in, als tuinversiering gezien, en dit heeft mij altijd diep getroffen als summum van smaakvolheid. Toen we in Londen aangekomen waren, kocht ik op de bloemenmarkt duizenden potten azaleas, vergeetmijnietjes, hyacinthen enz. enz. Ik liet het ruim er mee vol laden. Op den terugweg liet ik alle mijnen die we tegenkwamen demonteeren en van bloemen voorzien, waarop ze voor zichtig te water gelaten werden. De bemanning van mijn schip had er weken lang de handen mee vol om alle mijnen dusdanig te transf ormeeren. Allengs veranderde de zee in een onaf zienbare deinende geurende bloementuin, het was een overweldigende aanblik; de visschen staken nieuws gierig de koppen boven water zoodat we avond aan avond een vischdiner aanrichtten. Na mijl thuiskomst heb ik op mijn landgoed alle b o_mp;rken van mijnen voorziei. 7.1 zijn daar beter op hun p'aats. Holland op z'n malst Ik zat laatst in een trein, waarin een viertal reizigers zat te kaart spelen. Als ik het goed heb, heette dat spel kruisjassen". Kn het werd ge speeld met .... Róómsche kaarten. Het spel is uitgegeven door den Ned. K.K. Landarbeidersbond ,,St. Deus dedit" (de Heilige God heeft gegeven) en op de achterzijde staat: St. Deus dedit" ,,u\v Hond, uw Maat, uw Troef, uw Roem". (,,0pwanyts", blad voor De Bank en de Beurs, dat beteekent De eetzaal heeft de laatste maanden, toen het kasteel hotel was geworden, als dincrzaal gediend. (Tclegi'aaf) Wie onzer heeft in den loop van het jaar niet eens een bijzondere weldaad of buitenkansje van God ontvangen? Zoo iets waarvan men, eerlijk zijnde, moet zeggen: ,,1'otdorie, <!at is mij nog eens meegevallen." (l)f Rimmsch-Kullioliekf l'olitifWij, van de l'erlagebrug, beroepen ons op oude rechten ! Wij, dat zijn de bewoners van het Amstellaan- en Kivierenkwartier, die in lang ver vlogen jaren <le spits hebben afge beten in ,,1'lan-X.uid". Ken onstuimige, ja romantische tijd was dat! \\ at hebben we gevochten ! V:'et het ge meentebestuur b. v. Alleen al over de ondergrondschc urinoir tegenover de Yechtstraat die er niet komen zou, maar tóch kwam [ (Uil V»llt) Gevraagd tegen i Mei: (Joxr.i-:) DA.MK, om in dorpspastorie de dochter des huizes te vervangen. Ken spraak gebrek is in dit geval geen bezwaar. (. -ld-:', in het ,,Uri;anii i'im f!,-n b'iind ran \i'<lei'lantlsche l'iniiktiulcn" ) Voor de beste inzending voor «leze rubriek stelt ,,l>e Groene" elke week een bedrag van f'3.50 beschikbaar. Ook iiict-aboiiii e's mogen mededingen. l»e knipsels moeten afkomstig zijn uit een in Nederland verschij nend dag-, week-, maandblad of ander periodiek. Men gelieve ze toe te zeilden in liet verband waarin ze staan. Op de enveloppe, te sturen aan de redactie ,.De Groene" Keizersgracht 355 te Amster dam, vernielde men: ,, Holland op z'n malst." I>c prijs voor de oeste inzending is deze weck toegekend aan den heer .1. l'. Ncliröiler, A'dam. ALHAMBRA Derde week van hef wereldsucces: Norma Joan SHEARER - CRAWFORD Rosalind RUSSELL in de vlijmend geestige Amerikaanschc safyre van C L AR E BOO THE 99 VROUWEN 99 Metro-Goldwyn-Mayer's lachende onthullingen. Toegang 18 jaar PAG. 17 DE GROENE No. 3274

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl