De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 maart pagina 3

3 maart 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per (aar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 2 MRT. 1940 Problemen van den Duitsch-Russischen handel IN de eerste helft van Augustus 1939 werden de dagelijksche berichten over de onderhandelingen van Engeland en Frankrijk met de Sowjet-Unie onderbroken door de mededeeling van het sluiten van een Duitsch-Sowjet-Russische handelsovereenkomst. Duitschland verleende Sowjet-Rusland een krediet van 200 mill. RM, terwijl de Sowjet-Unie levering van grondstoffen ten bedrage van 180 mill. RM, verdeeld over twee jaren, beloofde. Daarop volgde het niet-aanvalspact van 23 Augustus en de officiëele briefwisseling van 28 September, waarbij beide landen verklaarden, in het geval van het voortduren van den oorlog gemeenschappelijk overleg voor bepaalde kwes ties te willen plegen. Op n Februari 1940 werd ten slotte een verdergaande economische overeenkomst geteekend, waarbij de levering van Sowjet-Russische grondstoffen in ruil voor Duitsche industrieproducten geregeld werd. Waarlijk een vlugge en logische opeenvolging van gebeurtenissen, waarvan de duidelijkheid niets te wenschen overlaat des te meer, nu volgens de officiëele mededeeling van Moscou het verdrag werd gesloten overeenkomstig de doelstelling, vastgesteld in de op 28 September 1939 gewisselde brieven." HET economisch belang van Duitschland bij leveringen uit Sowjet-Rusland ligt voor de hand. Iets anders lijkt het op het eerste gezicht ten opzichte van het Sowjet-Russische belang bij den import van Duitsche goederen. Dit maakt een korten terugblik noodzakelijk. In de jaren 1930 en 1931 breidden zich import en export van Sowjet-Rusland in tegenstelling tot de algemeene inkrimping van den wereldhandel sterk uit. Sowjet-Rusland forceerde den import, om de industrialisatie volgens het eerste vijfjarenplan te bevorderen, en moest met het oog op de betalings balans ook den export forceeren. De vijfjaarperiode leverde echter een passief saldo van den handelsbalans op van ongeveer twee-en-een-half milliard roebel of 800 millioen gulden. De verhooging van den import zonder overeen komstige verhooging van den export was SowjetRusland in hoofdzaak mogelijk gemaakt door de Duitsche credietverleening van ca. i milliard RM in de jaren 1927 tot 1932. Voor de Duitsche machineindustrie was de uitbreiding van den afzet naar SowjetRusland een gelukkige uitweg, gegeven de inkrimping van andere markten. In de volgende jaren kromp de invoer van SowjetRusland als geheel en in het bijzonder die van machines in. Het zwaarstwerddeinvoeruitDuitschlandgetroffen. Hij daalde mede onder invloed van politieke factoren tot een miniem bedrag. In verklaringen van de Sowjet-Russische regeering, in de discussies van partij en andere instanties werd herhaaldelijk onderstreept, dat technische onafhankelijkheid van het buitenland bereikt was en dat de invoer van machines uit het buitenland meer en meer zijn beteekenis zou verliezen. In het commentaar van de officiëele Iswestija" yan 16 Februari over het jongste handelsverdrag wordt echter de opmerking gemaakt, dat Duitsch land een van 's werelds eerste producenten van machi nes en uitrustingen van hooge kwaliteit is, aan den invoer waarvan de Sowjetunie behoefte blijft houden ondanks de ontzaglijke ontwikkeling van de machinebouwindustrie." Een dergelijke verklaring moet na de leuzen van "de voorafgaande jaren in zekeren zin verrassen. Zij oppert dan ook verschillende vragen. INDERDAAD toont de invoer van machines naar Sowjet-Rusland in den laatsten tijd weder een stijgende tendenz. Omtrent de oorzaken van deze ontwikkeling zijn in de Sowjet-Russische pers geen aanwijzigingen te vinden. Rekening houdende met het feit, dat de normale leeftijd van machines van S tot 10 jaren bedraagt en in landen met een relatief jonge technische ontwikkeling eerder nog korter zijn moet, moet echter sinds eenige jaren het tijdstip gekomen zijn, waarop de sedert 1928/29 gebouwde Sowjet-Russische fabrieken tot een vernieuwing van hun uitrusting op groote schaal moeten overgaan. Deze taak kan zelfs onder normale omstandigheden nauwelijks door de Russische industrie vervuld worden. Daar komt bij, dat van de duizenden buitenlandsche vaklieden, die tot 1933 en gedeeltelijk nog langer in Sowjet-Rusland werkten, een miniem aantal is over gebleven. Een deel ging naar het buitenland terug, toen de Sowjets de betaling in buitenlandsche valuta min of meer staakten. Een ander deel werd ontslagen in de periode, voorafgaande aan de groote politieke processen. Buitenlandsche technische literatuur komt in betrekkelijk weinig exemplaren naar de SowjetUnie, en bovendien heeft de kennis van de buiten landsche talen in den laatsten tijd in Sowjet-Rusland eerder af- dan toegenomen. Vertegenwoordigers van de Sowjet-Russische weten schap hebben in de laatste jaren nauwelijks inter nationale conferenties bezocht. Zoo kan het ook, juist gezien, geen verbazing wekken, dat sinds kort veel over de aankomst van Duitsche ingenieurs en vaklieden in Sowjet-Rusland bericht wordt. Het feit, dat het nu juist Duitschland is, dat de leveranties aan de Sowjet-Russische industrie op zich neemt, is zeker ook gedeeltelijk het natuurlijk gevolg van de vroegere technische betrekkingen. Een groot deel van de Sowjet-Russische fabrieken is immers met machines van Duitsche herkomst uitgerust, en het is juist een groot gedeelte van deze machines die nu vernieuwd moeten worden. DE situatie van de Duitsche machine-industrie laat een zekere parallel met den tijd van de wereld crisis zien. Ook nu heeft zij een groot gedeelte van haar markten verloren en moet zij een uitweg zoeken, wil zij haar rol voor de Duitsche handelsbalans ver vullen. Maar een essentieel verschil bestaat daarin, dat toendertijd de leveringen naar Sowjet-Rusland de anders niet geëxploiteerde capaciteit van de industrie opvulden, terwijl thans de leveringen aan het buiten land een zeker gedeelte van de capaciteit in beslag nemen die anders voor oorlogsopdrachten van het eigen land gebruikt zou worden. Het snelle opvoeren van den technischen import uit Duitschland is trouwens ook voor de Sowjet-Unie een moeilijk probleen. Om de noodige specificaties voor groote installaties en machine-aggregaten op te stellen, is een naar verhouding lange voorbereiding en een goed-ingewerkt apparaat noodig, en dan duurt het nog geruiman tijd, voor de orders uitgevoerd zijn. Wat nu den Sowjet-Russischen export naar Duitsch land aangaat: de sterke behoefte van Duitschland aan de belangrijkste Sowjet-Russische exportwaren hout, granen, olieproducten, verschillende mineralen enz. is boven twijfel verheven. De Sowjet-Russische uitvoer naar alle landen bedroeg in 1938 ca. 1300 mill. roebel en 't is zeker mogelijk, een aanzienlijk deel van dezen totalen export Duitschland ter beschikking te stellen. Maar tenslotte gaat de geheele Sowjet-Russische uitvoer van 1938 n pCt. van den totalen Duitschen invoer niet te boven. Zelfs als men aanneemt, dat de helft van de Sowjet-Russische exportgoederen voor Duitschland geschikt is en gereser veerd kan worden, komt men op niet meer dan een dekking van de Duitsche importbehoefte van 5-6 pCt., een cijfer, dat met het maximum van het Sowjet-Russi sche aandeel aan den Duitschen invoer in 1932 over eenkomt. DE vergrooting van den Sowjet-Russischen export naar Duitschland is dus grootendeels een kwestie van de geographische herverdeeling van dezen export. Maar juist dit stoot zonder twijfel op vrij aanzienlijke moeilijkheden. Het spoorwegverkeer heeft in import en export van Sowjet-Rusland tot nu toe bijna geen rol gespeeld en is nog altijd een speciaal zorgenkind" van het Sowjet-Russische bedrijfsleven; 95 pCt. van den import en export van Sowjet-Rusland werd per zeetransport afgedaan. Hierbij kwam uit Leningrad, de voor Duitschland betrekkelijk gunstig gelegen haven, niet meer dan een vijfde van den geheelen export. Bovendien is Leningrad vier of vijf maanden in het jaar door ijs afgesloten. Nog langer is de groote noordelijke houthaven Archangel door het winter klimaat buiten bedrijf gesteld. Het grootste aandeel in den export hebben dan ook de havens in de Zwarte Zee, die voor ongeveer de helft van den export zorgen.. . ., maar het verst van Duitschland afgelegen zijn. Ook het verschaffen van laadruimte voor die zeetransporten zou een moeilijk op te lossen probleem zijn. De weinige beschikbare schepen van de Sowjet-Russische handelsvloot worden grootendeels voor den invoer van goederen naar SowjetRusland gebruikt en moeten veelal naar het Verre Oosten, naar Wladiwostok, gedirigeerd worden. Natuurlijk zal een deel van de Sowjet-Russische goederen naar Duitschland per spoor vervoerd worden, en het is bekend, dat ook nu al een deel van de Russische olie over Przemysl naar Duitschland gaat. Maar hoe moeilijk dit probleem is en hoe onvoldoende het resultaat, kan men al uit het feit zien, dat Duitsch land en Sowjet-Rusland alle moeite doen, om Constanza en de Bulgaarsche havens als tusschenstation voor het vervoer van Sowjet-Russische olie te outilleeren en verderop de Donau te gebruiken. In gefor ceerd tempo moet dus een grootendeels nieuwe orga nisatie van het verkeer en moeten zelfs nieuwe trans portmiddelen opgebouwd worden, om het bestaande probleem op te lossen. WAT de diverse goederen aangaat: de SowjetRussische export van tarwe, rogge en gerst was in J938 grooter dan de geheele Duitsche invoer van deze producten en zou dus naar quantiteit de Duitsche behoefte kunnen dekken. Maar granen, die hoofd zakelijk uit de Oekraine en het Wolga-gebied komen, werden vroeger uitsluitend via de Zwarte Zee en veelal op buitenlandsche schepen vervoerd. De uit voer van maïs uit de Sowjet-Unie is gering en kan geen rol spelen in de Duitsche voorziening met dit in belangrijke hoeveelheden benoodigde product. De belangrijkste post van den Russischen houtuitvoer is gezaagd naaldhout. De Sowjet-Russische uitvoer van dit product (ca. 3 mill. M3 in 1938) is voldoende, om de Duitsche behoefte te dekken (ca. 2x/2 mill.). Hierbij komt echter wederom de kwestie van het transport via Leningrad en Archangel kijken. Bovendien heeft de uitvoering van het Sowjetrussische exportprogramma voor hout in 1939 groote moeilijk heden ondervonden, en het Russische aanbod bleef sterk beneden de verwachtingen. De Sowjet-Russische autoriteiten zijn genoodzaakt geweest, veel aandacht aan de likwideering van den achterstand in de hout industrie" te wijden. Terwijl bij de bovengenoemde goederen de Sowjet-Russische export toereikend is, om in het geval van transportmogelijkheid de Duitsche behoefte te dekken, is het niet zoo ten aanzien van petroleum. De Sowjet-Russische uitvoer van petroleum-producten bedroeg in 1938 ca. 1,4 mill. ton. Een specificatie naar de soorten is in de Sowjet-statistiek niet te vinden. De Duitsche invoer was niet minder dan 5 mill. ton bij een Russisch aandeel van 80.000 ton, waarbij slechts enkele honderden tonnen benzine, hetwelk een hoofdpost van den Duitschen invoer vormt. Gezien het eigen verbruik van naphthaproducten in de SowjetUnie, de langzame ontwikkeling van de naphthaindustrie, waarvan de export op een vierde van 1931 gedaald is, en de oorlogsomstandigheden moet men een stijging van den export van Sowjet-Rusland speciaal op dit gebied als uitgesloten beschouwen. De Duitsche behoefte aan mangaanertsen zou door Rusland bevredigd kunnen worden, als het transport probleem opgelost kan worden (productie in den Caucasus !). De rest van den Sowjet-Russischen uitvoer naar Duitschland bestaat uit verschillende plant aardige, dierlijke en minerale producten, meestal zónder beslissende beteekenis voor de Duitsche economie. CONCLUSIE: Vóór 1913 nam Duitschland de eerste plaats in bij den Russischen handel en de weder. zijdsche economische betrekkingen waren voor beide landen van groote beteekenis. Tien jaar geleden liet de ontwikkeling een overeenkomstige tendenz zien. De nieuwe verdragen tusschen Duitschland en Sowjet-Rusland hebben de strekking, de economische banden weder nauwer aan te halen. Zonder twijfel bestaat tusschen beide landen een zekere wederzijdsche aanvulling ook na de ontwikkeling van de laatste jaren. Maar de verwezenlijking van de bestaande moge lijkheden stuit onder de huidige oorlogsomstandigheden op groote moeilijkheden. H. LONG PAG. 3 DE GROENE No 3274

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl