De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 3 maart pagina 5

3 maart 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Braakensiek, geteekend door B. van Vlijmen. Braakensiek tusschen haar verhoudingen en die van de onze. En voortdurend betrappen wij er ons op dat die herinneringsbeelden zich projecteeren in de een of andere plaat van Braakensiek". Niet alleen omdat zij de scherp-omlijnde, concise samen vatting scheen van een gebeurtenis of een situatie, maar wellicht meer nog omdat ons er de levende adem van de poque uit tegemoet komt. Wie zóó representatief werd voor zijn tijd wie zóó het wezen van zijn generatie belichaamde, die behoort niet tot de voorbijgaande verschijningen. Inderdaad mag Braakensiek's beteekenis twee ledig heeten: in de eerste plaats was hij de baan breker in Nederland voor een werkelijk populaire caricatuurkunst in de tweede en zeker niet geringere plaats, was hij de synthese van den levensstijl, de gedachten en de gevoelens zijner tijdgenooten. ? Legendair zijn de samenscholingen voor de sigarenwinkels, waar de prenten van De Groene" waren opgehangen. En terecht ! Want zij bewezen ' hoe voortreffelijk Braakensiek door zijn tijdge nooten werd begrepen hoe zijn taal de hunne was hoe hij vleesch was van hun vleesch, bloed van hun bloed. En het is deze door-en-door ge zonde populariteit, deze robuste eenvoud, dit sterke levensgevoel, die Braakensiek over de enge be grenzing van een historische periode zullen heendragen. Voor De Groene" is met Johan Braakensiek een stuk verleden heengegaan.... een stuk ver leden, waarop zij trotsch was en dat zij in dank baarheid herdenkt. Nu hij gestorven is, moge dit woord van afscheid tevens een woord van be wondering en erkentelijkheid zijn. Maar niet minder de gelofte om de schoone traditie in eere te houden van een vrij, democratisch Nederland die in den kunstenaar en den mensch Braakensiek voortleeft. NABEHANDELING ARM- EN BEENBREUKEN ORTHOPEDARIUM ROKIN 101 AMSTERDAM TELEF. 42802 Nederland en Belgi 7s het sluiten van een mi litair verbond gewemcht? Van onzen militairen medewerker TOEN in het begin van de vorige eeuw Napoleon ten val was gebracht, meenden de mogend heden, die op het Congres van Weenen tezamen waren, dat Nederland en Belgiëvoortaan vereend moesten zijn omdat de aldus gevormde Staat der Nederlanden een krachtig bolwerk zou kunnen vormen tegen mogelijke Fransche agressie. Koning Willem I heeft met ijver getracht de eenheid werkelijk tot stand te brengen, doch zijn pogingen zijn jammerlijk mislukt. Indien er in 1830 nog een gemeenschappelijk gevaar had ge dreigd, dan zou men wellicht toen niet reeds uit elkaar zijn gevallen en zou men vermoedelijk nog wel eenigen tijd gezamenlijk doorgesukkeld" hebben. Zulk een bindmiddel ontbrak echter, de scheiding was niet te verhinderen. De thans heerschende politieke omstandigheden hebben in Noord-Westelijk Europa, voor Neder land en Belgiëweer een gemeenschappelijk ge vaar doen ontstaan en bij velen is de vraag gerezen, of daarin niet een aanleiding moet worden gevonden, om tusschen de beide staten ten minste tot een militair verbond te komen. Dit vraagstuk is volstrekt niet nieuw. Vóór 1914 hield ieder ernstig strateeg in Belgi en Nederland geducht rekening met eene mogelijke schending van het grondgebied van deze Staten in het geval van een conflict in West-Europa, en aan Belgische zijde heeft men (zij het dan ook niet officieel) vóór' 1914, getracht, om met Nederland een militair verbond te sluiten. Destijds is deze aangelegenheid ook in eene vergadering van de Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap" besproken, maar aan Nederlandschen kant voelde men er volstrekt niets voor. Een groot deel van het Nederlandsche volk koesterde veel meer sympathie voor Duitschland dan voor Frankrijk en de Boerenoorlog" lag nog zóó versch in het geheugen, dat zeer velen fel anti-Britsch gezind waren, zoodat de meerderheid van de Nederlanders nkts moest hebben van i'ts dat ook maar eenigszins geleek op aansluitirg bij de Entente cordiale". Nu wilde Belgiëzulks ook wel niet, maar in het Noorden had men toch altijd den indruk, dat Belgiëeen soort filiaal" van Frankrijk was. Men zag slechts heil in het voeren van de vermaarde , ,zelfstandigheidspolitiek". DE vraag, of het thans gewenscht is, om die politiek te laten varen, is niet gemakkelijk met beslistheid te beantwoorden, doch zij is wel ten volle waard, om ernstig te worden overwogen. Immers de geschiedenis van den dag noopt daartoe. Men behoeft niet ver in het verleden te rug te grijpen, om zich de dagen te herinneren van den Anschlusz" van het voormalige Oostenrijk bij Duitschland. Een kleine republiek stond op verdwijnen, maar de naburige mogendheid TsjechoSlowakije deed daartegen niets. Het lag wel voor de hand, dat de Tsjechen zich afzijdig zouden houden, want zij hadden te veel onaangename herinneringen aan de Duitsch?Oostenrijkers in de vroegere Donau-monarchie, om ter wille van dezen ook maar een vinger uit te steken. In zeer korten tijd had Oostenrijk opgehouden, als zoodanig te bestaan en Europa vroeg zich af: Wie volgt?" Het antwoord op deze vraag liet niet lang op zich wachten, het luidde Tsjecho-Slowakije, dat gemeend had zelfstandigheidspolitiek te moeten voeren. Wat deed nu de staat Polen bij dit alles? De buitenstaande toeschouwers maakten zich over dezen staat wel ongerust, maar hijzelf bleef toe kijken en zelfstandigheidspolitiek voeren, zonder echter te verzuimen, van de gelegenheid te profiteeren en ook een kluifie" te bemachtigen in den vorm van eenig grondgebied. Op de herhaalde vraag: Wie volgt?" kwam weldra het antwoord: Polen" Het duurde niet lang, of Finland was aan de beurt en Noord-Europa, waar men zich steeds buiten het gedrang" had gewaand, werd nu tot terrein van statenroof. Zweden en Noorwegen zijn daardoor in eene bedreigde positie gekomen, maar hoe groot ook hiunne sympathie moge zijn voor den buurman, die hardnekkig en op de be wonderenswaardigste wijze, voor zijn leven vecht de Scandinaviërs blijven buiten het geding. De tijd zal moeten leeren of deze neutrale" houding en de zelfstandigheidspolitiek verstandig zijn. PAG. 5 DE GROENE No. 3274 DE positie van Belgiëen Nederland is in het huidige conflict uiteraard voortdurend precair. Steeds bestaat de mogelijkheid, dat evenals zulks in den vorigen oorlog geschiedde de neutraliteit van n der beide landen door eene oorlogvoerende mogendheid wordt geschonden. Het is ook niet uitgesloten, dat de beide kleine staten slachtoffer van zulk eene agressie worden en in dit geval zullen Nederland en Belgiëzich zij aan zij tegen den indringer verzetten, al bestaat er dan ook geen militair verbond, zoodat er op militair gebied van te voren niets kan zijn geregeld. Indien echter n van de twee zou worden aan gevallen stel bijv. Belgiëdan zou de door Nederland aangenomen houding kunnen mede brengen, dat het zich van het lot van Belgiëniets aantrekt en afzijdig blijft. Zulks is zelfs zeer waar schijnlijk, want Nederland voert immers eene strikte zelfstandigheidspolitiek! Zou Nederland alleen worden aangevallen hetgeen evenzeer denk baar is waarbij Belgiëvoorloopig met rust zou worden gelaten, dan behoeft dit laatste land zich niet in den strijd te mengen. Het kan dan ook verkiezen, om er buiten te blijven". Bij de beoordeeling van deze quaestie moet men er zich voor hoeden, om menschelijke gevoelsoverwegingen te laten gelden. Gaven deze den door slag, dan ware eene beslissing ter zake niet moei lijk. Er is toch maar n antwoord op de vraag, wat iemand moet doen, indien er bij zijn buurman wordt ingebroken. Hij helpt dien buur in dat geval. Hetgeen echter in het dagelijksch leven voor de individuen geldt, mag door de verantwoor delijke staatslieden niet als richtsnoer voor de door hen te volgen politiek worden aangenomen. VOOR het bepalen van de houding tusschen staten bestaan nu eenmaal andere regels dan die, welke voor den enkeling gelden en in het hi?r bedoelde geval BelgiëNederland kan de zelfstandigheidspolitiak er toe leiden, dat de eene staat ten opzichte van den aidere wél de houding aan neemt, die voor het individu terecht als verachtelijk zou worden gekenschetst. Indien men echter, bij het bepalen van de aan te nemen houding, het wie volgt?" van zoo even in de gedachten houdt, dan moet men toch tot de conclusie komen, dat de aaigalegenheid zeer ernstig behoort te worden overwogen. Nu is gelukkig in een democratisch geregeerd land eene dergelijke moeilijkheid gemakkelijker op te lossen dan in autoritair bestuurde rijken. In de democratieën beschikken de staatslieden over een middel, dat hun het kiezen van de juiste gedragslijn gemakkelijk maakt, omdat te dien aan zien beslissend is: de wil van het volk. Nederland kan zich niet als het ware vrijwillig met eenige kans op succes in een oorlog begeven, indien niet de overgroote meerderheid van het Nederland sche volk zulks bepaald wenscht. Het vraagstuk van een militair verbond tusschen Belgiëen Nederland is derhalve ten slotte terug te brengen tot de eenvoudige vraag, hoe in Nederland (en België) de meerderheid van het volk daarover denkt. Het staat te vreezen, dat men hier te lande zóó zeer verknocht is aan de zelfstandigheids politiek, dat men voor de consequenties daarvan niet altijd voldoende oog toont te hebben. Zulks is, om allerlei redenen, volkomen begrijpelijk, maar zal het ook verstandig blijken te zijn? Van diep doordenken en van een grondig besef van mogelijke gevolgen getuigt het zeer zeker niet. De meerderheid van het Nederlandsche volk schijnt de voorkeur te geven aan het door dik en dun" handhaven van de mear bedoelde zelfstandigheids politiek en die mentaliteit brengt mede, dat Nederlaid niet van zins zou zijn, om door het aangaan van verbintenissen, zijn lot te verbinden aan dat van ean broedervolk of althans een goeden buurman. Men moet zich daarbij nederleggen en van ganscher harte hopen, dat Nederland op den duur met de toepassing van de vastgelegde politiek succes zal hebben. Het is echter niet overbodig en zeker raadzaam, om tot voorzichtigheid te manen en er op aan te dringen, dat deze quaestie zeer ernstig overdacht en overwogen worde. Het laatste woord zal hierin nog niet gesproken zijn. Ware zulks wel het geval, dan zou licht de indruk van politieke kortzichtig heid gewekt zijn. Daarbij moet nogmaals herinnerd worden aan de beteekenis van de hiervoren reeds herhaaldelijk neergeschreven woordjes: Wie volgt?" champaqnekruq c n KJ KI f s *»7nnM'<* r, » n N l M K f H-^*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl