Historisch Archief 1877-1940
Braakensiek, geteekend door B. van Vlijmen.
Braakensiek
tusschen haar verhoudingen en die van de onze.
En voortdurend betrappen wij er ons op dat die
herinneringsbeelden zich projecteeren in de een
of andere plaat van Braakensiek". Niet alleen
omdat zij de scherp-omlijnde, concise samen
vatting scheen van een gebeurtenis of een situatie,
maar wellicht meer nog omdat ons er de levende
adem van de poque uit tegemoet komt.
Wie zóó representatief werd voor zijn tijd
wie zóó het wezen van zijn generatie belichaamde,
die behoort niet tot de voorbijgaande verschijningen.
Inderdaad mag Braakensiek's beteekenis twee
ledig heeten: in de eerste plaats was hij de baan
breker in Nederland voor een werkelijk populaire
caricatuurkunst in de tweede en zeker niet
geringere plaats, was hij de synthese van den
levensstijl, de gedachten en de gevoelens zijner
tijdgenooten.
? Legendair zijn de samenscholingen voor de
sigarenwinkels, waar de prenten van De Groene"
waren opgehangen. En terecht ! Want zij bewezen
' hoe voortreffelijk Braakensiek door zijn tijdge
nooten werd begrepen hoe zijn taal de hunne
was hoe hij vleesch was van hun vleesch, bloed
van hun bloed. En het is deze door-en-door ge
zonde populariteit, deze robuste eenvoud, dit sterke
levensgevoel, die Braakensiek over de enge be
grenzing van een historische periode zullen
heendragen.
Voor De Groene" is met Johan Braakensiek
een stuk verleden heengegaan.... een stuk ver
leden, waarop zij trotsch was en dat zij in dank
baarheid herdenkt. Nu hij gestorven is, moge dit
woord van afscheid tevens een woord van be
wondering en erkentelijkheid zijn. Maar niet
minder de gelofte om de schoone traditie in eere
te houden van een vrij, democratisch Nederland
die in den kunstenaar en den mensch Braakensiek
voortleeft.
NABEHANDELING
ARM- EN BEENBREUKEN
ORTHOPEDARIUM
ROKIN 101
AMSTERDAM
TELEF. 42802
Nederland en Belgi
7s het sluiten van een mi
litair verbond gewemcht?
Van onzen militairen medewerker
TOEN in het begin van de vorige eeuw Napoleon
ten val was gebracht, meenden de mogend
heden, die op het Congres van Weenen tezamen
waren, dat Nederland en Belgiëvoortaan vereend
moesten zijn omdat de aldus gevormde Staat der
Nederlanden een krachtig bolwerk zou kunnen
vormen tegen mogelijke Fransche agressie.
Koning Willem I heeft met ijver getracht de
eenheid werkelijk tot stand te brengen, doch zijn
pogingen zijn jammerlijk mislukt. Indien er in
1830 nog een gemeenschappelijk gevaar had ge
dreigd, dan zou men wellicht toen niet reeds uit
elkaar zijn gevallen en zou men vermoedelijk
nog wel eenigen tijd gezamenlijk doorgesukkeld"
hebben. Zulk een bindmiddel ontbrak echter, de
scheiding was niet te verhinderen.
De thans heerschende politieke omstandigheden
hebben in Noord-Westelijk Europa, voor Neder
land en Belgiëweer een gemeenschappelijk ge
vaar doen ontstaan en bij velen is de vraag gerezen,
of daarin niet een aanleiding moet worden gevonden,
om tusschen de beide staten ten minste tot een
militair verbond te komen.
Dit vraagstuk is volstrekt niet nieuw.
Vóór 1914 hield ieder ernstig strateeg in Belgi
en Nederland geducht rekening met eene mogelijke
schending van het grondgebied van deze Staten
in het geval van een conflict in West-Europa, en
aan Belgische zijde heeft men (zij het dan ook niet
officieel) vóór' 1914, getracht, om met Nederland
een militair verbond te sluiten. Destijds is deze
aangelegenheid ook in eene vergadering van de
Vereeniging ter beoefening van de
Krijgswetenschap" besproken, maar aan Nederlandschen kant
voelde men er volstrekt niets voor. Een groot deel
van het Nederlandsche volk koesterde veel meer
sympathie voor Duitschland dan voor Frankrijk
en de Boerenoorlog" lag nog zóó versch in het
geheugen, dat zeer velen fel anti-Britsch gezind
waren, zoodat de meerderheid van de Nederlanders
nkts moest hebben van i'ts dat ook maar
eenigszins geleek op aansluitirg bij de Entente cordiale".
Nu wilde Belgiëzulks ook wel niet, maar in
het Noorden had men toch altijd den indruk, dat
Belgiëeen soort filiaal" van Frankrijk was. Men
zag slechts heil in het voeren van de vermaarde
, ,zelfstandigheidspolitiek".
DE vraag, of het thans gewenscht is, om die
politiek te laten varen, is niet gemakkelijk
met beslistheid te beantwoorden, doch zij is wel
ten volle waard, om ernstig te worden overwogen.
Immers de geschiedenis van den dag noopt
daartoe. Men behoeft niet ver in het verleden te
rug te grijpen, om zich de dagen te herinneren van
den Anschlusz" van het voormalige Oostenrijk
bij Duitschland. Een kleine republiek stond op
verdwijnen, maar de naburige mogendheid
TsjechoSlowakije deed daartegen niets. Het lag wel voor
de hand, dat de Tsjechen zich afzijdig zouden
houden, want zij hadden te veel onaangename
herinneringen aan de Duitsch?Oostenrijkers in
de vroegere Donau-monarchie, om ter wille van
dezen ook maar een vinger uit te steken. In zeer
korten tijd had Oostenrijk opgehouden, als zoodanig
te bestaan en Europa vroeg zich af: Wie volgt?"
Het antwoord op deze vraag liet niet lang op zich
wachten, het luidde Tsjecho-Slowakije, dat
gemeend had zelfstandigheidspolitiek te moeten
voeren.
Wat deed nu de staat Polen bij dit alles? De
buitenstaande toeschouwers maakten zich over
dezen staat wel ongerust, maar hijzelf bleef toe
kijken en zelfstandigheidspolitiek voeren, zonder
echter te verzuimen, van de gelegenheid te
profiteeren en ook een kluifie" te bemachtigen in
den vorm van eenig grondgebied. Op de herhaalde
vraag: Wie volgt?" kwam weldra het antwoord:
Polen"
Het duurde niet lang, of Finland was aan de
beurt en Noord-Europa, waar men zich steeds
buiten het gedrang" had gewaand, werd nu tot
terrein van statenroof. Zweden en Noorwegen
zijn daardoor in eene bedreigde positie gekomen,
maar hoe groot ook hiunne sympathie moge zijn
voor den buurman, die hardnekkig en op de be
wonderenswaardigste wijze, voor zijn leven vecht
de Scandinaviërs blijven buiten het geding. De
tijd zal moeten leeren of deze neutrale" houding
en de zelfstandigheidspolitiek verstandig zijn.
PAG. 5 DE GROENE No. 3274
DE positie van Belgiëen Nederland is in het
huidige conflict uiteraard voortdurend
precair. Steeds bestaat de mogelijkheid, dat
evenals zulks in den vorigen oorlog geschiedde
de neutraliteit van n der beide landen door eene
oorlogvoerende mogendheid wordt geschonden.
Het is ook niet uitgesloten, dat de beide kleine
staten slachtoffer van zulk eene agressie worden
en in dit geval zullen Nederland en Belgiëzich zij
aan zij tegen den indringer verzetten, al bestaat
er dan ook geen militair verbond, zoodat er op
militair gebied van te voren niets kan zijn geregeld.
Indien echter n van de twee zou worden aan
gevallen stel bijv. Belgiëdan zou de door
Nederland aangenomen houding kunnen mede
brengen, dat het zich van het lot van Belgiëniets
aantrekt en afzijdig blijft. Zulks is zelfs zeer waar
schijnlijk, want Nederland voert immers eene
strikte zelfstandigheidspolitiek! Zou Nederland alleen
worden aangevallen hetgeen evenzeer denk
baar is waarbij Belgiëvoorloopig met rust zou
worden gelaten, dan behoeft dit laatste land zich
niet in den strijd te mengen. Het kan dan ook
verkiezen, om er buiten te blijven".
Bij de beoordeeling van deze quaestie moet
men er zich voor hoeden, om menschelijke
gevoelsoverwegingen te laten gelden. Gaven deze den door
slag, dan ware eene beslissing ter zake niet moei
lijk. Er is toch maar n antwoord op de vraag,
wat iemand moet doen, indien er bij zijn buurman
wordt ingebroken. Hij helpt dien buur in dat geval.
Hetgeen echter in het dagelijksch leven voor
de individuen geldt, mag door de verantwoor
delijke staatslieden niet als richtsnoer voor de door
hen te volgen politiek worden aangenomen.
VOOR het bepalen van de houding tusschen
staten bestaan nu eenmaal andere regels
dan die, welke voor den enkeling gelden en in het
hi?r bedoelde geval BelgiëNederland kan de
zelfstandigheidspolitiak er toe leiden, dat de eene staat
ten opzichte van den aidere wél de houding aan
neemt, die voor het individu terecht als verachtelijk
zou worden gekenschetst.
Indien men echter, bij het bepalen van de aan te
nemen houding, het wie volgt?" van zoo even in
de gedachten houdt, dan moet men toch tot de
conclusie komen, dat de aaigalegenheid zeer ernstig
behoort te worden overwogen.
Nu is gelukkig in een democratisch geregeerd
land eene dergelijke moeilijkheid gemakkelijker
op te lossen dan in autoritair bestuurde rijken.
In de democratieën beschikken de staatslieden
over een middel, dat hun het kiezen van de juiste
gedragslijn gemakkelijk maakt, omdat te dien aan
zien beslissend is: de wil van het volk. Nederland
kan zich niet als het ware vrijwillig met
eenige kans op succes in een oorlog begeven, indien
niet de overgroote meerderheid van het Nederland
sche volk zulks bepaald wenscht.
Het vraagstuk van een militair verbond tusschen
Belgiëen Nederland is derhalve ten slotte terug te
brengen tot de eenvoudige vraag, hoe in Nederland
(en België) de meerderheid van het volk daarover
denkt. Het staat te vreezen, dat men hier te lande
zóó zeer verknocht is aan de zelfstandigheids
politiek, dat men voor de consequenties daarvan
niet altijd voldoende oog toont te hebben. Zulks is,
om allerlei redenen, volkomen begrijpelijk, maar
zal het ook verstandig blijken te zijn? Van diep
doordenken en van een grondig besef van mogelijke
gevolgen getuigt het zeer zeker niet.
De meerderheid van het Nederlandsche volk schijnt
de voorkeur te geven aan het door dik en dun"
handhaven van de mear bedoelde zelfstandigheids
politiek en die mentaliteit brengt mede, dat
Nederlaid niet van zins zou zijn, om door het aangaan
van verbintenissen, zijn lot te verbinden aan dat
van ean broedervolk of althans een goeden buurman.
Men moet zich daarbij nederleggen en van ganscher
harte hopen, dat Nederland op den duur met de
toepassing van de vastgelegde politiek succes zal
hebben.
Het is echter niet overbodig en zeker raadzaam,
om tot voorzichtigheid te manen en er op aan te
dringen, dat deze quaestie zeer ernstig overdacht
en overwogen worde. Het laatste woord zal hierin
nog niet gesproken zijn. Ware zulks wel het geval,
dan zou licht de indruk van politieke kortzichtig
heid gewekt zijn. Daarbij moet nogmaals herinnerd
worden aan de beteekenis van de hiervoren reeds
herhaaldelijk neergeschreven woordjes: Wie
volgt?"
champaqnekruq
c n KJ KI f s *»7nnM'<* r, » n N l M K f H-^*