De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 9 maart pagina 5

9 maart 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

De ondergang van de aarde Een actueele cosmische phantasie, door H. G. WELLS OP den eersten dag van het nieuwe jaar meldden verschillende sterrenwachten vrijwel gelijk tijdig het verschijnen van een nieuwe ster. Enkele dagen later was de nieuwe ster ook met het bloote oog reeds te zien. Op een helderen morgen zag men haar in Londen aan den horizon; een slaperige agent van politie zag haar, de vroege kooplui die naar de markt gingen, stonden haar met open mond aan te staren, de arbeiders, de melkboeren, de krantenbezorgers, de postloopers, de boemelaars die bleek en moe naar huis keerden, de landloopers zonder onderdak, de soldaten op post, de heimelijke wildstroopers, overal in het schemerende Londen en op het land, en ook de matrozen op zee, die uit gewoonte naar den hemel keken, zij allen konden de nieuwe ster zien. Op honderden observatieposten heerschte groote opwinding, luide uitroepen gaven lucht aan de verwondering, toen Neptunus en de nieuwe ver schijning krijgertje met elkaar schenen te spelen. Men sleepte fototoestellen aan, spectroscopen, en allerlei andere instrumenten om dit nieuwe, ongewone phenomeen te aanschouwen. Men maakte haastig aanteekeningen van dit ongewoon gebeuren: de ondergang eener wereld ! Want daar ging het tenslotte om, een zusterplaneet, grooter dan de onze, die met geweldige snelheid haar ondergang tegemoet raasde ! Neptunus werd door de vreemde ster getroffen, die ergens uit het heelal opgedoken was, de geweldige hitte, bij de botsing ontstaan, had uit de planeten n witgloeiende massa ge maakt l Nergens op de aarde sliep men dien nacht; door de geheele menschheid ging een angstig gemompel, in de steden brak hier en daar een paniek uit. Klokken begonnen te luiden, zij vermaanden de menschen niet naar bed te gaan, maar zich in de kerken in gebed te vereenigen. De nacht verliep, en de nieuwe ster werd steeds grooter en helderder. Overal hoorde men de angstkreet: Ze komt dich terbij !" De straten en huizen waren hel verlicht, de straten en pleinen waren even helder als overdag, op wegen en straten bewoog de menigte zich in dicht gedrang. Schepen, overbelast met menschen en dieren, staken in zee, want de uitspraak van een bekend geleerde, dat de aarde vergaan zou, was in alle talen per radio rondgeroepen; de menschheid vluchtte... . . waarheen? Koud en dreigend straalde boven aller hoofden de ster ! OFSCHOON er menschen waren, die het onheil in gebed afwachtten, terwijl anderen onbe raden op de vlucht sloegen, op zee, of naar de bergen, was toch nog niet de geheele wereld door de paniek aangegrepen. Orde en regelmaat heerschten nog, men sprak wel over het ongewone licht, maar toen men eenigszins aan de ongewone verschijning ge wend was, ging het leven weer zijn gewonen gang, negen van de tien menschen gingen weer aan hun werk, alsof er niets gebeurd was. De winkels, op enkele uitzonderingen na, werden weer geopend, de doktoren en doodgravers deden weer hun gewone werk, de arbeiders gingen na ir de fabrieken, de ge leerden studeerden, de soldaten exerceerden, de verliefden maakten afspraakjes, en de politici debatteerden. De machines van de krantendrukke rijen rat Idsn dag en nacht, en meer dan n gees telijke weigerde zijn kerk langer open te stellen, want daardoor zou immers de paniekst;mming weer aangewakkerd worden. De kranten verwezen naar het jaar 1000, toen had men toch ook de ondergang der wereld voor speld? Men veronderstelde verder, dat de nieuwe ster heelemaal geen ster, maar een verzameling gloeiende gassen was, een soort komeet; en zelfs al was het een ster, dan kon zij nooit tegen de aarde botsen, dat was immers nog nooit gebeurd ! Dien zelfden avond, om 7.15, zou de ster Jupiter naderen, men zou dan wel zien, wat er verder gebeuren zou. Aan de kusten van Zuid-Amerika en langs den geheelen zuidelijken Atlantischen Oceaan werd het verschil tusschen eb en vloed zoo groot als geen mensch zich kon herinneren eerder gezien te heb ben. De vloedgolven drongen meer dan twintig kilometer het land in, heele landstreken en steden overstroomend. De hitte was dien nacht ontzettend, de zonsondergang scheen verkoeling te brengen ! H. C. Wells UN VIN EXCELLENT kruqbrul Hier en daar schudde de aarde, langzamer hand begon dit toe te nemen. In Amerika, van de arctische zone tot Kaap Hoorn be gonnen de bergen te wankelen, afgronden openden zich, muren en huizen stortten in een. De helft van de Cotipaxl scheurde af, en een heete lavastroom schoot met zulk een geweld en een vaart omhoog, dat zij reeds binnen eenige dagen de zee bereikte. Een storm gierde over de Pacific, en achter hem kwam een vloed golf, die zich brullend en schuimend over de eilanden stortte, menschen en dieren meesleepend. Daarop volg de een springvloed, razend snel en ver schrikkelijk, die hui lend als een uitgehon gerde wolf, zich langs de kusten van Aziëbe woog, om zich over de Chineesche vlakte uit te storten. Een oogenblik zond de nieuwe ster, gloeiender, hel derder en onbarm hartiger dan de zon, haar koude licht over de verwoesting, over het dicht bevolkte land, de steden en dorpen met hun tempels en pagoden, de boomen, de wegen en de met rijst begroeide velden, over de millioenen~slapende menschen, die, wakker geschrokken, de onheilspellende gloed met ontzetting aanzagen. Toen kwam de vloed, eerst langzaam, laag, en bijna onbemerkt, dan schuimend en ver woestend, stijgend en vernietigend ! Dien nacht vonden millioenen den dood, vluchtend, met h ijgenden adem, strompelend en vallend, werden zij door den razenden vloed achterhaald en meege sleurd. China was een onafzienbare, stille waterplas ge worden, maar de groote ster trok verder, over Java, en de andere eilanden van den Indischen archipel. Als een groote vuurbol trok zij verder, gehuld in damp, asch en rook, door de vulkanen ter harer begroeting uitgeworpen. Grooter en grooter werd de ster, steeds heller en stralender naderde zij met onheilspellende snelheid. De tropische zeeën ver loren hun doorzichtige klaarheid, kokend en borre lend stegen heete dampen naar de oppervlakte, golven met witbeschuimde koppen ranselden de enkele schepen, die zij ontmoetten. DE angstige menschen in Europa zagen nu ach ter elkaar de zon en de ster aan den horizon verschijnen. Ze schenen elkaar te vervolgen, toen was het alsof ze in het zenith stilstonden, tot een enkele vuurgloed versmolten. De maan was nergens te zien, het helle licht van de ster overschitterde al het andere. Ofschoon de meeste menschen deze ver schijnselen aanschouwden, waren zij in een stomp zinnige onbevattelijkheid verzonken, veroorzaakt door aanhoudende spanning, vermoeidheid, honger en dorst. Toch waren er enkelen, die deze verschijn selen trachtten te verklaren. De ster en de aarde waren door de geringe afstand uit hun baan geraakt, waardoor de ster aan de aarde voorbij was geraasd. Reeds verwijderde zij zich van de aarde, verder en verder, en stormde in niets ontziende vaart naar de zon. Zware wolken trokken samen, de hemel werd door een loodgrijze massa bedekt, donder en blik sem wisselden elkander zonder ophouden af. Toen kwam een wolkbreuk, die de geheele aarde over spoelde, een zondvloed gelijk stroomde het water over de wereld, een dergelijke regen was bij menschenheugenis niet voorgekomen. De vlammenspuwende vulkanen werden bijkans gedoofd, zij stootten damp en modderregens uit. Het water liep over de landen, en liet verwoeste landerijen en ruïnes achter, de bodem was met takken en ontwor telde boomen bedekt, als na een windhoos. Lijken van menschen en dieren werden door de water stroomen achter gelaten. Dagenlang hielden de regens aan, de gezwollen rivieren sleurden bruggen, huizen en menschen mede, verbraken dijken en dammen, en vormden nieuwe stroomen en poelen. Dagen na het verdwij nen van de ster hielden de aardbevingen aan, rouw en jammer waren op aarde gekomen, maanden er na deden de verschrikkelijke gevolgen zich gevoelen. Maar de ster was voorbij geraasd. DE menschen, gedreven door honger en nood zaak, zochten hun verwoeste huizen en lande rijen weer op, langzaam keerden hoop en moed terug. De enkele schepen, die aan de verwoesting ont komen waren liepen een haven binnen. Voorzichtig waren zij over de nieuw ontstane ondiepten heen gevaren, door een geheel onbekend vaarwater moesten zij de eens zoo vertrouwde gebieden bereiken. Toen de storm ging liggen, bemerkten de men schen, dat het klimaat overal warmer geworden was, de zon was in omvang toegenomen, en de maan, die veel kleiner geworden was, doorliep haar phasen in vier en twintig dagen. Waarschijnlijk hadden de astronomen op Mars het geheele schouwspel met groote belangstelling gevolgd. Zij zagen dit alles van hun eigen standpunt, en een van hen schreef: Het is te verwonderen, dat de Aarde zoo weinig schade geleden heeft. De om trekken van landen en zeeën zijn niet veranderd, de eenige verandering die men bemerken kan, is het afnemen van de witte plekken aan de polen, het geen men voor bevroren water hield." Hetgeen bewijst, dat de grootte van een katastrophe afhankelijk is van den afstand, waarop men deze waarneemt. En de geschiedenis bewijst tevens dat de menschheid, wanneer zij zich aan den rand van den af grond bevindt, telkenmale met verbluffende snel heid haar geestelijk evenwicht hervindt. MDraal: ook na dezen oorlog zal het dagelijk^ch leven ons weer opeischen, voor wij het weten. En is dat niet het beste ? Uw Zenuwen worden gekalmeerd en gesterkt en Uw slaap wordt weer rustig door het gebruik van Mijnhardt's Zenuwtabletten Glazen Buisje 75 et. Bij Apoth. en Drogisten PAG. 5 DE GROENE No. 3275

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl