De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 16 maart pagina 10

16 maart 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Letterkundig leven Gegeven paar den, gegeven waarden A/berf ONDANKS de korte tijd dat het gebruik bestaat, is het reeds bezig een traditie te worden, dat tijdens de jaarlijkse Boekenweek ook de zeer be scheiden kopers een speciaal boek ten geschenke ontvangen. Het is een prijzenswaardige geste, en men is al heel gauw gaan inzien, dat juist zulk een geschenk moest beantwoorden aan hoge eisen, zowel wat inhoud als wat uitvoering betreft. Wat dit laatste aangaat, dat mocht en mag er waarlijk zijn; de uitwendige kwaliteit van Het Geschenk" is in overeenstemming met het hoge niveau van de nederlandse boektechniek, die weliswaar een groot aantal turven" de markt op gooit en geenszins tot verheugenis der ietwat schaamachtige auteurs maar ook deze gewoonlijk prachtig verzorgt, en anderzijds ook vaak genoeg met beminnelijke, elegante deeltjes voor de dag weet te komen, die men gerust voorbeeldig mag noemen. In dit opzicht hebben wij een traditie hoog te houden, en de meeste behoorlijke uitgevers stellen er prijs op, die traditie ook te handhaven. Het Geschenk" zou onmiddellijk aan waarde verliezen wanneer het beneden die norm bleef; en het is plezierig te kunnen zeggen, dat het eraan voldoet, er smakelijk en aanlokkelijk uitziet. De uiterlijke aantrekkelijkheid wekt op tot lezen, tot het beschouwen van ook het belletristische boek als iets duurzaams en waardevols. Daarmee is dus wel aan de voornaamste bedoeling van de Boeken week voldaan, en men zou er verder het zwijgen aan toe kunnen doen. Het gebeurt echter te zelden, dat een oorspronke lijke nederlandse boekuitgave binnen de tijd van twee weken in t;o.ooo exemplaren onder de mensen gebracht wordt, en op hun boekenrekken een plaatsje krijgt, niet uit een soort van snobisme, maar min of meer onverhoeds, zonder dat zij zich van tevoren van de inhoud hebben kunnen vergewissen. Minstens vijftigduizend boekenvrienden en, laat ons zeggen, honderdduizend lezers krijgen spontaan, en nog onbevooroordeeld door bij-omstandigheden als critiek en annonces, een stuk nederlandse literatuur in handen gedrukt. Ik geloof dat dit van niet te onderschatten invloed is. Daarom is het juist gezien, dat men niet zomaar willekeurig de inhoud kiest, maar de samenstelling laat geschieden onder verant woordelijkheid van een paar competente mensen. Belangrijker dan de gegeven paarden zijn de ge kregen waarden; het is niet hetzelfde of men een veulen van Pegasus dan wel een ponny van Troje krijgt, al kan men op beide eventueel even hoog" zitten. Laat ons eens kijken welke deze waarden" zijn. VAAK hoort men beweren, dat gebundelde korte verhalen en novellen in Nederland geen afzet gebied hebben; soms ook, dat dit genre den nederlandsen schrijver niet ligt. Van dit laatste is de onwaarheid gemakkelijk te bewijzen. Van de Rozelaartjes en de Falklandjes tot op heden, is het genre met wisselend talent steeds beoefend door onze beste schrijvers. En het kan niemand moeilijk vallen een bloemlezing samen te stellen op de manier van The twenty best short stories of America", waarin een paar dozijn verhalen zijn samengebracht, die met al hun eigenaardigheden en tekortkomingen een heel eigen verwerking van het lastige procéd van de korte novelle tonen, en in hun soort ook niet behoeven onder te doen voor de prestaties op ander letterkundig gebied. Men mag niet geheel en al de maatstaven van de engelse en amerikaanse verhalen aanleggen; de meeste nederlandse schrijvers zien het leven niet plot"-achtig, het is daarvoor hier te stabiel, te weinig dynamisch, te weinig geschokt door verrassingen. Maar hij heeft zin voor stemming en atmosfeer; voor fijnere nuancen en clair-obscurs, voor zelfwaarneming en de tekenachtigheid van het alledaagse. Aan die eigen aard valt niets te ver anderen, en het zou dwaasheid zijn dat anders te willen. Wij hebben te trachten er het beste van te maken. Maar binnen die beperktheid kan er veel bereikt worden, en is er soms ook veel bereikt. Het meesterschap van een Couperus op dit gebied, is niet geïsoleerd gebleven; en speciaal de na-oorlogse auteurs hebben getoond, dat tussen romanturven en schets de korte novelle heel vaak hun juiste midden" vormt. Maar desondanks schijnt ons publiek buiten dagblad en tijdschriften het korte verhaal niet te lusten, tenminste als men op de beweringen mag afgaan van hen die deze boeken aan den man moeten brengen, de uitgevers en boekhandelaars. Of het waar is of niet, in deze omstandigheden schijnt het in ieder geval volkomen logisch, dat men het publiek zoveel mogelijk nader tot dit genre brengt, het de novellen-bundels leert lezen en waarderen. Wanneer men ook maar enkele procenten van al degenen die nu onwillekeurig ertoe komen de ,,Drie novellen"te lezen, weet te winnen, zijn de kansen voor ver schillende novellenbundels die anders ongelezen of onuitgegeven blijven, alweer aanmerkelijk gestegen. Het is alleen maar de vraag: Zijn juist deze drie novellen geschikt om een behoorlijk beeld te geven en het genre aantrekkelijk genoeg voor te stellen ? Het is niet alleen een kwestie van de literaire waardering van elk stuk afzonderlijk, maar óók van de samenstelling. DE novelle De getuige" van Egbert Eewyck is eenvoudig maar beeldend; hij begint bij het kleine détail, bouwt zijn exposéop, vermijdt de grote verwikkeling, stelt het conflict uiterst sim plistisch, en eindigt weer met het tekenachtige détail. Hij doet het relaas van den ongecompliceerden, maar vaardigen verteller. Deez' kleine hand" van Jan Campert is, zoals de titel al suggereert, meer literatuur" om een stukje literatuur, een citaat van Shakespeare heen opgebouwd, in letterlijke zin geconstrueerd. Ondanks de meestal voortreffelijke verwoording heeft het geheel daardoor iets kunstmatigs, en het kunst matige verraadt zich, gelijk haast altijd, door onver wachte simplismen, juist daar waar iets subtiels bedoeld wordt. De in eenzaamheid levende zachte en teruggetrokken oude dame, van wie later blijkt dat zij in een vlaag van vertwijfeling haar tyrannieken man vermoord heeft, bezit toch griezelige, voor een zo kleine vrouw opvallend krachtige, brede handen," waarover verder nog uitgeweid wordt, opdat ge later uzelf zult kunnen verwijten, dat ge hadt kunnen weten dat de overigens onge vaarlijke dame een moordenares" was. Elegantie van opzet en ontknoping zijn hier totaal zoek. Het derde verhaal, Onweer", het eerste van de dichteres M. Vasalis, naar men meedeelt, streeft het meest naar voorzichtige nuancering en ver mijding van psychologische en schilderachtige Bespiegelingen over het Tooneel gemeenplaatsen. De schrijfster heeft het zich veel moeilijker gemaakt dan haar beide voorgangers, en wekt stellig verwachtingen voor later. Maar het kan niet verzwegen worden, dat zij een erg grote aanloop neemt voor een betrekkelijk snel afgewikkelde en niet geheel voorbereide plot". Een zekere teleurstelling en leegte (bij alle waar dering) is daarvan het gevolg; als bij het horen van een dragelijke anecdote, waarvoor eigenlijk teveel spanning gewekt is door al te overdadig bijwerk. De ware novellistische verwikkeling, de plot, werkt als dynamiet en verkrijgt die uitwerking alleen door een juiste dosering van de verschillende grond stoffen. Een teveel hier, een teweinig daar, en ge krijgt ongevaarlijke stikstof of bedorven glycerinestroop. Toch is dit in haar eerlijke en frisse poging de sympathiekste van de drie novellen. EEN beslist tekort van de kleine bundel en een ernstige fout van de samenstellers is echter, dat zij hier drie stukken geven, die alle drie draaien om een moord. Wellicht uit behoefte om niemand aanstoot te geven, laat men de .auteurs het moorden maar rustig begaan, inplaats van hachelijker" onderwerpen op het tapijt te brengen. Waarom moorden overigens minder erg is dan zondigen tegen of voor de liefde" of anderszins, is mij niet recht duidelijk. Maar er schijnt inderdaad een stil zwijgende hiërarchie van het kwaad te bestaan, nogal afwijkend van die welke tot uitdrukking komt in het wetboek van strafrecht, wat dat aangaat. Nu hebben wij sinds Dostojefski's Schuld en boete" geleerd, dat wij over de psychologie van echte en virtuele moordenaars niet te licht mogen denken. Over tientallen toestanden en gewaarwordingen kan een schrijver zich veel eerder en met grotere zekerheid van bizonderheden op de hoogte stellen. Het is wel vreemd, dat de drie schrijvers zich daarvan juist zo gemakkelijk afmaken. En bij het publiek moet het een vreemde indruk wekken. Net wanneer het voorjaar begint, en veel alge mener menselijke roerselen de misschien wel in de lucht hangende agressiviteit van een oorlogse winter komen afwisselen.... Het spel van liefde en dood van Schaik~WiIIin Het \f<l<-r]aii<ls<;li Xooneel ER bestaat een werkelijkheid van het tooneel en een werkelijkheid van het leven, die elkaar wonderlijkerwijs niet dekken. De werkelijkheid van het leven is: als je huilt zoek je je zakdoek en als je die niet vinden kunt, snuf je vies met je neus, terwijl je omgeving doet alsof ze het perikel niet merkt. Op het tooneel knielt in zoo'n geval je vriendin bij je neer en bet je tranen weg met haar eigen doekje. De werkelijkheid van het leven is, dat wanneer er met extra-bulletins wordt gevent in een politiek bewogen tijd, deze kalm en beheerscht, desnoods met een schampere kwink slag worden ingekeken; de werkelijkheid van het tooneel wil, dat de inhoud met gefronste wenk brauwen en met veel, nogal onpractisch geknetter van het papier, wordt verslonden. De werkelijkheid van het leven is, dat een huisvrouw, als haar boel bij een huiszoeking ondersteboven gesmeten is, zelfs in het vooruitzicht van den dood vanzelf be gint de stoelen overeind te zetten om zich dan op eens met verbijstering te realiseeren dat dit zinloos is. Bij de werkelijkheid van het tooneel houdt de automatiek der kleine dingen abrupt op, zoodra de groote gevoelens aan den dag treden. De werke lijkheid van het leven wil, dat na het besluit om den dood te kiezen, de zenuwen je zullen beletten, zon der crisis, gelatenheid te bereiken. Je zult snikken of hysterisch liefkozen, maar nooit netjes naast elkaar zitten en in het vuur kijken, gelijk de werkelijkheid van het tooneel dat verordonneert. Dat Albert van Dalsum, die voor de opvoering van Het Spel van Liefde en Dood van Romain Rolland beschikte over acteurs en actrices, voor wie de wer kelijkheid van het leven zeker geen geheim is met name Charlotte Kohier heeft ons dat afdoende bewezen niettemin met zijn regie op die onwe zenlijke tooneelwerkelijkheid heeft aangestuurd, moet zijn reden hebben. Een kunstenaar negeert niet zonder bedoeling zijn kennis der menschelijke natuur om die te vervangen door holle emfase. Rolland, die zeker niet op zijn best was bij het schrijven van dit stuk, kan niet alleen aansprake lijk worden gesteld voor het onwaarachtig effect dat deze scènes maakten. Er moet ergens bij de regie een misvatting hebben geheerscht, een grond hebben bestaan voor deze averechtsche werkwijze. Albert van Dalsum heeft altijd een afkeer van realisme met zijn aankleefsel van bijkomstigheden gehad. Zijn ideaal is het om op magistrale wijze zielstoestanden uit te beelden, waardoor de keuze van Romain Rolland's revolutiestuk met zijn hevige gevoelsmomenten appelleerend aan de nooden van onzen eigen tijd, begrijpelijk is. Bij dezen acteur mag de zielsinhoud niet verontreinigd zijn door allerlei bijkomstige sentiments- of karakter neerslag, maar deze moet schoongefilterd en sterk geconcentreerd wezen, gelijk dat in het vrije leven ternauwernood voorkomt. Albert van Dalsum werkt met sentiment pure" en zoekt een adaequate uitbeelding daarvan door breed gebaar en hevige gelaatsmimiek en door een dictie die de intonatie heeft van tienvoudig versterkt gemijmer. Bij dit al bekommert hij zich niet in het minst om realisti sche waarschijnlijkheid. Deze opzet is op zichzelf niet vreemd. Waarom zou het tooneel niet gelijk andere kunsten de wer kelijkheid van allen dag voor een diepere waarheid mogen ruilen ? Afgezien van het feit dat dit conven tioneel geschreven stuk zich weinig leent tot expe rimenteeren met een nieuwen stijl van spelen, is het van Dalsum's goed recht als kunstenaar om maling te hebben aan onaesthetische snufneuzen, aan het niet zoo spoedig te stuiten redderinstinct der huisvrouw, aan de hysterie die den doodsangst ontsiert, aan de camouflage-vormen der angst bij het kennis nemen van onheilstijdingen. Dat wil zeggen, hij mag dit alles aan zijn laars lappen op n voorwaarde, namelijk dat hij een zelfstandigen uitbeeldingsvorm voor zijn gevoelens vindt. Zulks is mogelijk. Een van de interessante as pecten van de moderne dans-pantomime is, dat deze zich met onrealistische uitdrukkingsvormen van lichaamsplastiek verstaanbaar weet te maken. Zonder de grenzen van den dans te overschrijden moet het ook voor den acteur, die naast de be weging nog de stem als hulpmiddel heeft, mogelijk zijn een innerlijke waarheid, afwijkend van het reëel waargenomene, over het voetlicht te brengen. Het is evenwel nooit verdedigbaar om eenige détails aan zulk een nieuwen stijl te ontleenen, zooals de verhevigde gelaatsmimiek (het tooneelmasker in beweging) en verder de realiteit te versma den, zijn spelers natuurlijkheid te ontzeggen en daarvoor in de plaats een onwezenlijke, schimmige schijnwerkelijkheid te stellen, die niets zegt en niemand bevredigt. Want volgens dit systeem raakte bij dit Spel van Liefde en Dood" de waarheid zoowel als de werkelijkheid zoek. PAC. 10 r>F GROENE N<> nn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl