De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 16 maart pagina 14

16 maart 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal voor De Groene Kraaide de haan? ONZE boot voer snel stroomafwaarts naar den mond van de rivier. Toen de havelooze ruines van Jangtsepoe en Tsjapei vervaagden en wij de kleine Japansche bootjes, die aan den buitenkant van Sjanghai rondvoeren, achter ons gelaten hadden, werd de lucht helder. Na drie jaren was ik vergeten hoe blauw de open zee kan zijn. De Wangpoe kleurt zelfs de herinnering aan water geel. Toen ik dit zei, bromde de Engelsche kapitein, dat het water langs de gehele Chineesche kust nooit echt blauw is, maar ik was tevreden. Het was een kleine boot. Geen der officieren kon beloven wanneer we in Hongkong aan zouden komen. Gewoonlijk duurt de reis drie dagen, twee met de groote schepen, maar in het kantoor te Sjanghai was men niet alleen bescheiden geweest, maar men had over dit onderwerp eenvoudig ge zwegen. Toen we eenmaal de Wangpoe uit waren en ons in de baai bevonden, werd ons alles uitgelegd, het schip zou probeeren hier en daar wat lading op te pikken, Chineesche lading, en om aan de Japansche kanonneerbooten te ontsnappen, zouden we verstoppertje moeten spelen. Voor dat spel had men geen dienstregeling. Zachtjes voeren we tusschen eilanden door, tusschen zonsopgang en zonsondergang. Af en toe kwam er nieuws uit de radiocabine, bovenaan het schip; we moesten hier stoppen; we moesten daar niet stoppen; er wachtten in het een of andere obscure dorpje menschen op ons en we mochten ze niet teleur stellen. Het nieuws van den dag kwam nu en dan door maar het was zoo verdraaid en verkeerd gespeld in het handschrift van den Chineeschen marconist, dat het niet waar kon schijnen. Elke dag deed ons de buitenwereld meer vergeten. In de salon luister den we nog beleefd als de kapitein ons het nieuws voorlas, en we zuchtten bij het Duitsch-Russische pact, en stelden er belang in toen we hoorden dat weer een buitenlander gevangen genomen was omdat hij den keizer van Japan beledigd had in het bijzijn van een schildwacht. Maar het was geen werkelijkheid; wij volgden de gebeurtenissen in de wereld als in een roman. Een ieder deed een poging om ergens belang in te stellen om zoodoende de anderen te helpen. Wat werkelijkheid was, was het gedreun van de machines en het menu voor de lunch. ZELFS wanneer op bevel van de ondoorgronde lijke autoriteiten onze machines werden stop gezet en het anker uitgeworpen, besteedden wij, passagiers, hieraan weinig aandacht. De achter grond was schilderachtig, dat is waar. Wij brachten langen tijd door in de nabijheid van een stad aan een goudgeel strand met een wit douanekantoor, als een paleis boven op een overhangende groene heuvel. Wij bleven een halve nacht nabij een stad van paalwoningen, op een eiland met een kustlijn als Griekenland. We stuurden altijd voorzichtig tusschen de deinende jonken en de kleine visschersbootjes door die eeuwig tusschen de eilanden liggen. OP een ochtend ontwaakte ik en ontdekte dat we gedurende de nacht in een cirkel rondgevaren hadden. Het een of ander radiobericht was niet op tijd door gekomen, en de kapitein had, toen hij het eindelijk ontving, de boeg gekeerd en was de honderdzestig mijl teruggevaren naar de stad met het goudgele strand, waar we al eerder geweest waren. Bij den terugkeer was hij een soort achter weggetje ingeslagen, achter een groot, wit eiland, opdat de Japansche kanonneerboot, die naar men gehoord had, buiten de haven kruiste, niet al te nieuwsgierig zou worden. Het boezemde mij wel eenigszins belang in, maar ik ging toch niet aan dek om de kanonneerboot te zien. De anderen deden dit ook niet. Ik weet niet Grands Oeufs de Piques fl. 1.25, fl. 1.50, fl. 2Petits Oeufs de Paques 100 grammes 40-45-50 et. hoe zij er over dachten maar ik had eenvoudig geen lust om een Japansche kanonneerboot te zien of er aan te denken. We lieten nogmaals het anker aan de goudgele kust vallen. Het was helder en er stond een flinke bries, een prachtige dag. Om ons heen zwermden kleine visschersscheepjes, waaruit een lading koelies tevoorschijn kwam, die zich naar het benedendek haastten om voedsel aan de bemanning te verkoopen. Zij droegen allemaal trossen eigenaardig rood uitziende bananen. Later, toen ik ze op het dek uitgespreid zag liggen om te drogen, zag ik dat het roode inktvisschen waren. Ons eigen voedsel vulde de maag maar dat was dan ook alles wat er van gezegd kon worden. Het deed er trouwens niets toe. IK begon het voor anker liggen te prefereeren boven voortzetting van de reis. De zee was kalm en de golven met hun langzame deining wiegden het schip. De visschers waren nu allemaal ver dwenen uitgezonderd n boot, en de lucht was buitengewoon stil. Toen de zon krachtiger werd, nam alles, het gele zand, de groene heuvels die uit het blauwe water oprezen, de witte huizen, en de kleine schepen, een kinderlijk primitieve kleur aan. Het was volkomen windstil, zoo stil, dat het haast beangstigend was. Zij was beangstigend, die stilte. Zij werd luider, nog luider, het ging klinken als het kloppen van een hart, en juist, toen we allen naar de railing renden, bemanning, koksmaatjes, passagiers en soldaten, vlogen de vliegtuigen uit het Oosten over ons heen. Het waren er drie, klein en soepel, boven het eiland. Niemand zei iets. Toen schreeuwde de tweede machinist geheel overbodig en waarschijnlijk zonder het zich te realiseeren Daar zijn ze !" Ondertusschen hadden ze vlak boven het schip gevlogen, zoo laag, dat we de piloten konden zien. De machines trokken weer op en zweefden weg, hun scherpe neuzen van ons afwendend alsof ze nooit van ons bestaan gedroomd hadden. Onze hoofden draaiden als bij een tenniswedstrijd tegelijk mee om hen te volgen. Zij doorkruisten de lucht in alle richtingen, loopings en bochten makend. Juist achter een uitstekende punt van het eiland lag een jonk. Ik had haar al eerder gezien, hoofd zakelijk omdat ik niets anders kon zien dan het topje van de mast en een klein stukje van het have looze zeil, zwart gemaakt met varkensbloed tegen de weersinvloeden. Ik herinnerde het mij, toen we naar de andere richting liepen om de vliegtuigen na te kijken, omdat de visschersboot die nog steeds links van ons lag, nu geheel verlaten was. Haar bemanning was bij ons aan boord geklommen en hokte nu onderdeks tezamen, een mager gebaard mannetje met een lendendoek om, een plompe vrouw van middelbaren leeftijd, met het haar in vlechten op haar rug, een kleine jongen van een jaar of acht, en een naakte baby die nauwelijks kon staan. Zij allen hurkten, uitgezonderd de baby. VmlIllllllllllllllltlllllllllllUUUUUUIIHIUIIUIIItllWIIUItlllllll | Op de glibberige paden Er zitten synthetische concurren ten op het vinketouw die ons misschien nog leelijk den wind uit de zeilen kunnen nemen." (Hand. Tweede Kamer) Men gaat in Suriname niet over n nacht ijs." (R.) Overbodig poogden zij zich te verbergen, want de piloten hadden hen waar ze waren onmogelijk kunnen zien. De gebaarde man grinnikte zuur, zijn witte tanden flitsten. De oogen van de vrouw stonden dof en starend, en de kleine jongen was onverstoor baar. Slechts de man scheen wakker, bijna vroolijk, toen zag ik dat hij de baby zoo stevig vast hield, dat de knokkels van zijn handen wit werden. Iedereen aan boord van ons schip, officieren, bemanning en soldaten negeerde de hurkende groep. Enkele oogenblikken geleden had de bemanning de koelies van dek gejaagd, nu bemoeide niemand zich met hen. Hun oogen, hun ziel en hun hart volgden de zilveren insecten, die vroolijk boven de uiterste punt van het eiland zweefden. Eerst hoorde ik twee en toen drie lichte geluidjes, pop-pop. Iemand, die een alarmpistool afschiet, dacht ik. Toen hoorde ik een geluid als van een sneldraaienden motor luider dan het gezoem der vliegtuigen, een soort murmelend geluid, monotoon en regel matig, machinegeweren. Elk vliegtuig dook be neden de horizon van het eiland, om dan weer steil omhoog te schieten, n, twee, drie. Zij zwenkten als zwaluwen en doken opnieuw op de zelfde plek. Het machinegeweervuur hield van tijd tot tijd even op, als om op adem te komen, en begon dan weer. De mast van de jonk en het zwarte zeil bewogen een weinig, slingerden onzeker en schenen weg te zakken. Het was moeilijk te zien wat er precies gebeurde. Niemand zei een woord. Dit ging een heelen tijd door. Toen stegen de drie vliegtuigen plotseling, bromden, namen met een zwaai van de staart een rechte koers en vlogen in formatie weg naar Japan. Rond de punt van het eiland, waar geen mast of zeil meer was te zien, hoorden we een ander geluid, een schreeuwen dat dan weer luid, dan weer zacht klonk als het kraaien van een haan. WE keken allen naar de visschersfamilie toen ze van boord gingen. De gebaarde man grinnikte en wuifde ons toe, ondeugend en triompherend. De vrouw hield de roeiriem vast. De kleine jongen was bezig het bootje af te duwen. De baby was ergens aan vastgebonden, leunde over het water en zwaaide met de handjes toen zij allen verdwenen. Ik bleef alleen met den tweeden machinist. Ik moest noodig iets zeggen. Die vliegtuigen", zei ik, deden dat om ons een lesje te geven. Als wij er niet geweest waren, hadden ze niet...." Nonsens. Ik heb ze in Pakhoi gezien. Zij kwamen toen in formatie op het strand af, waar de jonken lagen en bestookten alle schepen met machine geweren, ook de menschen, die wegrenden naar het strand. Gewoon moord", zei hij kortaf. Zij maakten geen onderscheid". De zee was van blauw levendig groen geworden, en er waren meer golven dan tevoren, zoodat de zon op uiteenspattende waterdeeltjes weerkaatste. Alles was vredig en niets leek veranderd, met uit zondering van het geluid aan de andere zijde van het eiland. Langen tijd zei ik niets, Dat geluid" zei ik tenslotte, is dat van een haan?" Neen", zei de tweede machinist. Zij zullen ze wel geraakt hebben ... " EMILY HAHN. llllllllllllHIIIIItlllllllllllIltllllllllllllHHIIllllHII Het moeilijke woord De mannen zijn onmeedogenloos den dood ingejaagd." (IIolI. Wbl.) Wie is de moordenaar? Conducteur van de tram gevallen en gedood. Uit raam gevallen en gedood." (T.) De onderzeeër is doodelijk netroffen." (H.) Een indrukwekkende auto, dertig niet indrukwekkende auto's en ratelende agenten In een indrukwekkende auto, door dertig andere gevolgd, heeft Sumner \Velles naar de ambassade gereden, vergezeld door het geratel van motor agenten." (R.) De wonderen der techniek Nadat een auto hem verhonden had, kon hij naar huis gaan." (Volk) Correct optreden van een Duitsche duikboot." (Volksbl. v. {?'>:) Deze boom kan geen reden zijn tot trotsch, docli slechts tot dankbaar heid." (K.) Bericht in den Nieuwen Kotterdamschen Courant." (G.) Bolkestein, schiet op ! De bestemming van de schoorsteen Wij leveren een schoorsteenklok die de schoorsteen maakt tot wat hij moet zijn: het middelpunt van de huiskamer, met bim-bamslag." (Adr.' l'oor;;:) Gaat dat zien, gaat dat zien Sulei's dikke lippen trillen en het wit van zijn oogen rolt hem haastiglijk van links naar rechts. Hij onderbreekt bijwijlen het gesprek met een hand gebaar omdat hij, dansend den adamsappel tusschen de vuile gandoura en het bestoppeld gelaat, zijn bodemlooze dorst wat stillen wil." (Matlab.) Donker op de 140 meter een tijd van 15.4 sec. en tegen den wind i(> sec." (Prnv. O. en '/.ie. C.) Niet onder het rijden waar schijnlijk. Sumner Welles ziet jong uit. Sumner Welles is een jong-uitziend man", schrijft de N.R.C. Dit is hem." (T.) Correcter gezegd: hier heium. Te Yelsen zal een tunnel worden gebouwd." (T.) Eerst graven. Correspondentie /.. lc II. Ik lees in het briefhoofd van een (it'nic-Coinincmdcnicnl [\vat is dat ? - - Het bevel van een genie, denk ik (C/iar.)] het woord cerstaaHh'L'zendschap. \\cct u wat dat is ? Anlw. Het geheele woord begrijp ik niet; wel de stukjes. Zendschap zal zoo iets zijn als kondschap of boodschap. We, staan en eer zijn duidelijk. Misschien beteekent het: we staan pal voor de eer van deze boodschap. PAG. M DE GROENE No. 3276 .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl