De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 30 maart pagina 5

30 maart 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

leg eror g anisatie T De opperof f icier : BIJ een goede legerorganisatie dient er verband te bestaan tusschen den geest en het karakter van het volk, in het algemeen tusschen de structuur van de geheele maatschappij en hare weermacht. In de oude dagen van de huurlegers gold die eisch niet zoo dringend. Thans moet daaraan worden vol daan en zonder het bestaan van dien band, hapert er iets. In de meeste staten van Westelijk Europa is dit verband aanwezig, in het eene geval wellicht iets meer dan in het andere, maar men kan zeggen, dat overal tot uiting komt het begrip, dat de gemobili seerde weermacht het Volk in Waf f en" is. De oorlogsvoorbereiding behoort daarmede reke ning te houden en de behoeften van het leger moeten worden getoetst aan hetgeen het volk in zijn geheel kan praesteeren op het gebied van geestelijke en materieele kracht. Men moet zich daarbij afvragen, welke krachten en welke aanleg er in het volk schuilen en hoe deze, bij de oorlogsvoorbereiding moeten worden .aangevuld door de militaire oplei ding. Zulks brengt mede, dat met toepassing van het beginsel economie de forces" de goede man op de goede plaats komt, zoodat bijv. de geneesheer in de functie van officier van gezondheid, de pharmaceut als militair-apotheker, de technicus bij technische troepen, administratieve krachten bij de militaire administratie gebruikt worden. De toepassing van dit juiste beginsel laat wel eens te wenschen over, ook omdat de behoefte niet altijd overeenkomt met het aantal beschikbare menschen, zoodat men op de eene plaats te veel en elders te weinig geschoolden aantreft. Ook hapert er nog al eens iets aan tengevolge van het feit, dat de Nederlanders een natie vormen, bij welke het schipperen" nu eenmaal in het bloed zit. Dit is een nationale karaktertrek, waarmede men reke ning heeft te houden. Er is met indeelingscommandanten en met het departement van defensie, dat de verzoekschriften behandelt, meestal wel te praten" en het dienstbelang wordt niet steeds onverbiddelijk voorop gesteld, met het gevolg, dat ook niet altijd the right man in the right place" terecht komt. Er zijn er, die in vredestijd gaarne zoo kort mo gelijk dienen en wien het gelukt, om van de officiers opleiding vrij te komen. Sommigen men mag wel zeggen velen krijgen uitstel van rste-oefening en dan kan het zijn, dat er later voor hen geen plaats bij de officiersopleiding is. De fout ligt hier aan twee kanten. Eenerzijds is men te coulant bij de indeeling en de behandeling der requesten, van den kant der dienstplichtigen de minderen. De mindere voelt dat van hem te wei" nig gevergd wordt; de officier kan helaas te vaak de macht die hem op de schouders is gelegd, niet aan. Eén simpel voorbeeld uit velen: Ik heb gezien hoe een zeer jong luitenant een vele jaren ouderen soldaat, die hem op straat geheel onopzettelijk vergat te groeten, toevoegde: Vlegel, kun je niet groeten !" Wij betwijfelen of eenige Nederlandsche werkgever, zelfs wanneer zijn onder geschikte niet geheel juist optreedt, zich een derge lijke toon zal durven veroorloven. Men kan natuurlijk zeggen, dat dergelijke feiten, niet van groot belang zijn, doch wanneer deze op zich zelf kleine feiten vaak voorkomen moeten zij, vooral wanneer de voor den Nederlandschen bur ger onnatuurlijke toestand, om in uniform rond te loopen, lang duurt, bij de soldaten sterke nervositeit en prikkelbaarheid scheppen, grondslag voor ernsti ger conflicten. IS de ondergeschiktheid de ziel van den mili tairen dienst," vroegen wij ons in den loop van dit artikel af. Wij gelooven, dat deze vraag vol ledig bevestigend kan worden beantwoord. Maar dan dient men het begrip ondergeschikt heid" in de eerste plaats te interpreteeren als: onder geschiktheid aan de taak die het leger op zich heeft genomen: de handhaving van Nederlands zelfstan digheid. Wordt deze taak op de beste wijze vervuld, wanneer men daarbij, gegeven de mechanische leger-organisatie, onder alle omstandigheden com plete ondergeschiktheid van den mindere aan den meerdere en een strenge scheiding tusschen beide vergt? Het komt ons voor van niet. Moderniseering van het Nederlandsche leger lijkt ons dringend noodig, nieuwe opbouw uitgaande van dezelfde principes, die in staat en maatschappij en met name in het moderne bedrijfsleven reeds lang de overwinning hebben behaald ! wordt er vaak niet aan medegewerkt, om in de weermacht de plaats te bezetten, welke hun door de natuur en de omstandigheden aangewezen is. HET streven behoort er op te zijn gericht, dat het hier bedoelde euvel, gevolg van den nationalen aard, zooveel mogelijk wordt bestreden. Het legerbestuur kieze met zorg de beste krachten voor de geëigende plaatsen, doch ook de dienst plichtigen behooren meer doordrongen te zijn van de gebiedende noodzaak, dat zij moeten meehelpen aan de oplossing van het vraagstuk, door zelf te willen dingen naar de bezetting van de plaats, waar zij in oorlogstijd behooren te zijn. Het verband tusschen de capaciteiten van de burgermaatschappij en de nooden van de weer macht moet zoo innig mogelijk zijn. Dit is het ideaal, hetwelk voor oogen behoort te staan bij de militaire organisatie. Hoewel deze gewenschte toe stand nog steeds niet is bereikt, mag men toch ver klaren, dat men ten deze zeer zeker op den goeden weg is. Indien men toch de thans heerschende toe standen vergelijkt met hetgeen in het jaar 1900 ter zake bestond, dan kan men met voldoening constateeren, dat de organisatie sindsdien met reuzenschreden is vooruit gegaan. HETGEEN in het vorenstaande betoogd is om trent de legerorganisatie, geldt wat het begin sel betreft evenzeer ten aanzien van de gewenschte krijgstucht. Er moet ook een nauw verband bestaan tusschen den aard van het volk en hetgeen van den dienstplichtige in het gemobiliseerde leger wordt geëischt, om dit machtsmiddel een alleszins bruik baar apparaat te doen zijn. De krijgstucht, gebaseerd C De psychiater: £ EDERT Alexander den Groote is legerorganisa^ tie en krijgstucht een inhaerente factor ge worden van de gevechtstactiek. De georganiseerde phalanxen hadden grootere gevechtswaarde, dan de individueel vechtende strijders vóór dien tijd. Tot de Napoleontische oorlogen heeft de massaregie der strijdende legers bij de krijgstactiek den doorslag gegeven. Nadien komen andere factoren in het ge ding. De technische hulpmiddelen krijgen grootere waarde, dan de persoonlijke moed. De oude beroeps vechter wordt vervangen door den loteling; de sterke spieren van eertijds moeten de plaats ruimen voor technische hersenen. De qualiteit van 't materiaal wordt een factor. De technische organisatie en de verbindingen en ook de angst" gaan meespreken. In den modernen oorlog is de soldaat weer veel meer individualist dan men zich bij een massalen oorlog voorstelt. Op eenzame posten krijgt hij bij een technisch wapen een verantwoordelijke op dracht. Bij de moderne wapentechniek kunnen ach terlijken niet meer gebruikt worden. Het individu moet weerstand kunnen bieden aan diep invretende angsten, veroorzaakt door het steeds loerend doodsgevaar,door stikkingsgevaar, door trommelvuur,door knallen, door de onontkoombare moloch der destruc tieve techniek. De psychopathische huurling van eertijds z DU indsnmodjrnenkrijgop de vlucht slaan. De oude slaafsche tucht was noodig in een leger van saamgeraapte ongure elementen. In het mo derne volksleger moet zij vervangen worden door organisatie, discipline en verantwoordelijkheids gevoel. Het spreekt echter van zelf, dat in zoo een oude, besloten organisatie als het leger is, archaïsche gewoonten blijven hangen, evenals in talrijke andere maatschappelijke organisatievormen. Tucht en or ganisatie krijgen daardoor verstarde vormen. Aan de fronten heeft men daar veel moeite mee gehad. Eerst in 1917 leert men, door de vele panieken, de waarde van de individueele ziel van den soldaat schatten. Bij Caporetto, waar de Italianen een ver nietigende nederlaag leden, raakten bijna een mil joen soldaten in paniek l Zelfs in autoritaire staten streeft men daarom naar democratiseerende en kameraadschappelijke verhoudingen in het leger; dat verhoogt de panische immuniteit en de gevechts waarde van den soldaat. DE gemobiliseerde schrijver komt op tegen die vele overblijfselen van feodale verhoudin gen in het leger. Ondergeschiktheid is niet meer de ziel van den militairen dienst ! Die wordt gevormd door: geschiktheid, discipline, vertrouwen in de leiders, geloof in de eigen zending! Er bestaan dan ook legerorders, waarin wordt aangegeven, dat de manschappen steeds weer moeten worden ingelicht over den internationalen toestand en de eigen doelop onderlinge achting en nauwgezette plichts betrachting, staat vél hooger dan die, welke uit sluitend steunt op de soms verouderde bepa lingen van wetten en voorschriften. Men moet echter practisch blijven. In het gemo biliseerde leger, samengesteld uit 15 of meer lich tingen, hebben velen hunne meerderen nooit gezien en zij kennen elkaar niet. Hoe moet het daar nu toegaan, indien de tucht" uitsluitend gebaseerd ware op moreel overwicht, onderlinge waardeering enz. enz. en niet op wet en voorschriften! In alle legers ter wereld heeft de praktijk geleerd en zij leert dit nog dagelijks, dat handhaving van het principe: de ondergeschiktheid is de ziel van den militairen dienst" niet kan worden ontbeerd. Nog altijd is de oude waarheid van kracht, dat een een voudig man, met een paar streepen op den mouw, die kort en krachtig een commando uitspreekt en die er op toeziet, dat de menschen, na het bevel geeft-acht" ook in de houding stilstaan, mér beteekent voor de krijgstucht, dan de, als mensch hoogstaande" meerdere, die lange en wellicht fraaie speeches houdt. Naarmate men elkaar beter leert kennen, kunnen en moeten de verhoudingen allengs verbeteren. Achting en onderlinge waardeering gaan dan hun rol spelen. Het is echter niet aan ieder gegeven ten deze ds ideale karaktereigenschappen te bezitten. Gelukkig bestaat bij de overgroote meerderheid van de dienstplichtigen de overtuiging, dat het ver blijf onder de wapenen noodzakelijk is. Er zijn slechte meerderen, maar ook slechte minderen en wrijving zal er altijd zijn. De meerderheid is echter goed en in het algemeen zijn, bij ons moreel gezonde volk, de tuchtverhoudingen in de weermacht even zeer gezond. De enkele onvermijdelijke excessen kunnen hier en daar wel eens botsing te weeg bren gen, maar zij zullen het organisme geen ernstige schade kunnen toebrengen, zoolang de geest in den troep op het thans bestaande peil gehandhaafd blijft. einden. Helaas wordt daar weinig de hand aan ge houden. Welke zijn die archaïsche resten? Dat zijn o.a. de verstarde bureaucratiseering en verambtelijking. Terwijl het vrije maatschappelijke leven een voort durende selectie uitoefent naar de individueele ge schiktheid, let de bureaucratie meer op anciënniteit, bepaalt de rangorde de deskundigheid; de macht van het ambtelijke wordt boven de natuurlijke aan leg gesteld. Bij den verstarden bestuursvorm is het senium de hoogste capaciteit. Het is niet doenlijk, in een kort artikel de vele symptomen op te noemen, die aan de oude feodale verhoudingen doen denken. Het salueeren, de pa radepas, het lange wachten. Zelfs de burger doet mee, en beschouwt den soldaat als een middeleeuwsch overblijfsel. Mijn vriend de kunstenaar, eens ge vierd in zijn oude stamkroeg, wordt er in tenue met een air de dédain behandeld. De winkelier spreekt den soldatesk leeraar met je en jij aan. Onbewust projecteeren we onzen afschuw van den oorlog op den soldaat. Gelukkig wordt in de verschillende legerleidingen de behoefte aan een menschkundige selectie meer en meer gevoeld. In ons land is pas een psycho technische dienst ingesteld. In buitenlandsche leger staven heeft de psycholoog zijn intrede gedaan en er zijn door de strategen psychologische discussies georganiseerd. Deze nieuwere inzichten sijpelen pas langzamerhand door. Uit eigen ervaring weet ik hoe weinig psychologische belangstelling er nog bestaat bij officieren, die toch met menschenmateriaal" moeten omgaan. Wie kan de geest van een troep peilen? Latente angst en latente opstandigheid zijn moeilijk te diagnostiseeren. Democratische en patriarchale verhoudingen bevorderen samen het moreel van de troep. Het krijgstuchtelijk machtsvertoon roept weerstand en weerzin op. De soldaat, die disciplinair gestraft wordt, moet zich sportief kunnen onder werpen, maar moet ook het recht hebben zich te bezwaren, zonder kans te hebben daarvoor weer gestraft te worden gelijk thans nog het geval is. De straffende officier heeft een zware taak, hij moet querulantisme kunnen scheiden van gekwetst rechtsgevoel. ZIEHIER slechts enkele gedachtenflitsen bij deze discussie over de krijgstucht. Het be langrijkste er van is, dat deze problemen in vele kringen als urgent worden gevoeld. Ze behooren niet uitsluitend tot de militaire organisatie. Door de gedrongen samenleving en door de straffere orga nisatie ziet men daar algemeener problemen para doxaal vergroot naar voren komen. Meer psychologische oriëntatie kan de oplossing ten goede komen en daardoor het moreel van het leger verhoogen. Het moreel, d.w.z. de psychische vaardigheid gaat boven de krijgstucht. DR. A. M. MEERLOO PAG. 5 DE GROENE No. 3278

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl