De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 april pagina 4

6 april 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Moed en Intellect Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan IN de korte bespreking, die ik met de organisators van deze reeks voordrachten heb gehad i), heb ik begrepen, dat zij een aantal leiders van groote ondernemingen voor de microfoon wilden laten spreken om aan de jeugd van dezen tijd, voor zoover deze naar hen luistert, uiteen te zetten, waarom het bedrijfs leven in Nederland ook na het uitbreken van den tweeden wereldoorlog, op normale wijze wordt voort gezet voor zoover dat dan onder de tegenwoordige omstandigheden mogelijk is. En mijn antwoord is in de eerste plaats: omdat het noodzakelijk is. Omdat onze bedrijven voorzien in een bepaalde behoefte der consumenten, die er vóór den oorlog was en die er nu nog, somtijds sterker, somtijds in minder sterke mate, nog steeds is. De normale menschelijke behoeften aan voeding, woning, kleeding, ontwikkeling en ontspan ning zijn duurzaam. Zij blijven onder alle omstandig heden voortbestaan. Zoolang en voor zoover de objectieve mogelijkheid om aan deze behoeften te voldoen aanwezig is, behoort hier ook aan te worden voldaan. Dit is een belang van den verbruiker het is evengoed een belang van den producent. De 30.000 personen, die hun levensonderhoud vinden in het bedrijf der Nederlandsche Spoorwegen, hebben er een direct belang bij, dat de diensten die zij presteeren op het gebied van personen- en goederenvervoer, zoo lang mogelijk en in zoo ruim mogelijke mate door het Nederlandsche volk worden gekocht. Steeds staat ons het beeld voor oogen van den boer, die zijn akker ploegt, terwijl niet ver daar vandaan de verschrikking woedt van den oorlog. Want als de oorlog voorbij is, zegt de boer, zullen de menschen nog behoefte hebben aan brood en dus aan graan en daarom ploeg ik mijn akker. En deze gedachtengang geldt voor elk bedrijf. Hoe verschrikkelijk ook de oorlog moge zijn, er zal een tijd komen, dat alle verwoestingen weer zijn her steld en het leven zooals men dat noemt weer normaal zijn gang gaat. Maar als ik de bedoeling van de organisators van deze serie voordrachten goed begrepen heb, was het niet alleen deze zuiver zakelijke motiveering, die zij wenschten te hooren. Zij wilden een antwoord op de vraag: uit welke bron put gij de moed, waaraan ont leent gij de kalmte om met Uw bedrijfsvoering voort te gaan en rustig plannen te beramen voor de toekomst. als ware er in Europa geen oorlog vlak aan onze gren zen ? En wanneer ik op deze vraag, alleen voor mij zelf sprekende, een antwoord geef, dan zeg ik allereerst: Deze oorlog is voor mij geen verrassing. Ik heb dezen oorlog vrijwel tien jaar lang eiken dag naderbij zien komen. Het uitbreken van dezen oorlog stond voor mij, stellig sedert de jaren 1932 en 1933, vast met de grootst mogelijke zekerheid, waarmede men voor zich zelf een verschijnsel in de toekomst kan verwachten. En het uitbreken van den oorlog is in dezen gedachten gang dus geen plotseling evenement, dat men onver wachts ondergaat. Het is het tot werkelijkheid worden van iets, waarop men zich jarenlang heeft voorbereid. MAAR, zullen misschien enkelen van mijn toe hoorders vragen, hebt gij dan jarenlang geloofd in het uitbreken van zoo iets afschuwelijks als een wereldoorlog ? Hoe hebt gij dan kunnen leven ? En mijn antwoord is: elk goed ingenieur en elk goed bedrijfsman moet zich zelf opvoeden in de koele verstandelijke analyse van de verschijnselen, welker meest waar schijnlijk beloop hij tracht te voorzien, ongeacht of dit waarschijnlijke beloop hem leed brengt of vreugde. Wij verwachten niet hetgeen wij hopen, wij verwachten datgene dat volgens ons verstand als zekerheid of althans als grootst mogelijke waarschijnlijkheid moet worden aanvaard. En wij baseeren als ingenieurs en als bëdrijfsmenschen onze verwachtingen niet op de tusschenkomst van het gunstige toeval. Wij verwerpen onze conclusies niet, omdat zij ons een afschuwelijke toekomst voor oogen stellen. Wij zullen alles doen om zoolang het nog tijd is, aan de ontwikkeling der dingen die wij voorzien, iets te veranderen voor zoover dat slechts in ons vermogen ligt. Maar wanneer het gaat om de ontwikkeling van de wereld in haar geheel, beseffen wij tegelijkertijd, dat de macht van den enkelen mensch beperkt is. Laat ik het nog concreter zeggen. Een ingenieur ontwerpt de staalconstructies van gebouwen, bruggen en kraanbanen niet in de optimis tische verwachting, dat de maximum-last wel nimmer zal voorkomen, dat zijn gebouw gespaard zal blijven voor een orkaan of een zwaren sneeuwval. Integendeel, wil men doelmatig handelen in de practijk, dan is er *) Dit artikel behelst den tekst van een door prof. Goudriaan aan ons afgestane radio-redevoering. maar n richtsnoer: take the worst, onderstel het ergste, neem aan, dat de maximum-belasting in zijn ongunstigsten stand samenvalt met een plotseling uitschietende windstoot van de grootste kracht en bereken daarop de constructie. Wij maken dus geen gebouwen die alleen blijven staan zoolang het niet te hard waait. Wij zien bij voorbaat het samentreffen van de allerslechtste omstandigheden onder oogen en nemen daartegen onze maatregelen. En de ingenieur, die zoo bouwt, beleeft het genoegen, dat zijn constructies blijven staan ook op het oogenblik van de opperste beproeving. DEZELFDE gedachtengang geldt voor het be drijfsleven. Elk goed bedrijfsman moet zich bij elke maatregel, die hij neemt, bij elke verbintenis, die hij aangaat tegenover derden, de vraag voorleggen: wat komt van dit alles terecht, indien alle omstandig heden zich zoo ongunstig mogelijk ontwikkelen ? Maar de moeilijkheden zijn hier grooter dan bij het construeeren. In het laatste geval immers is de maximumbelasting een zelf gekozen grootheid, de getallen voor wind- en sneeuwbelasting liggen in concreet ervarings cijfers vast. In het bedrijfsleven is alles vager en veel meer vlottend. Er komt dus een subjectieve factor in het spel en niemand kan de stem geheel onderdrukken die hem influistert: maar zou het nu zoo een vaart wel loopen ? Mogen wij er niet op rekenen, dat dit of dat toch niet gebeuren zal ? En op deze stem past maar n antwoord: onderzoek het, onderzoek of gij ergens een vaste basis, een vaste grens kunt vinden, waar beneden of waarboven de calamiteiten, die Uw bedrijf bedreigen, niet kunnen optreden. Zoo gij die vindt en gij hebt voor Uzelf de muurvaste verstandelijke zeker heid, los van de suggestie van een misleidend optimisme, dat deze grens niet kan worden overschreden, neem haar dan aan. Maar zoo gij deze grens niet vindt, neem dan het allerergste wat slechts denkbaar is en oefen U bij voorbaat in hetgeen gij zult gaan doen, indien dit allerergste mocht gaan optreden. Alle groote ongelukken in het bedrijfsleven, alle plotselinge instortingen van ondernemingen, die door vrijwel iedereen als volkomen soliede werden aangezien, alle gewekte verwachtingen waaraan men niet heeft kunnen voldoen en alle ge sloten contracten, die men niet heeft kunnen nakomen, zijn te wijten aan het niet bestand zijn tegen de lokstem van het misleidende optimisme. Maar is het dan mogelijk een onderneming zoo te leiden, dat zij nimmer in gebreke blijft en altijd bloeit en rendeert? Volstrekt niet. Het leiden van een onder neming in dit uiterst gebrekkige en sterk bewogen economisch milieu is als het sturen van een schip in den storm. Wind en water kunnen sterker worden dan het bouwsel van menschenhand. Er zijn bepaalde phasen in de conjunctuur aan te wijzen, waarin het voor de best geleide onderneming in een bedrijfstak niet mogelijk is om groote verliezen te vermijden en als deze phase maar lang genoeg duurt en niemand kan een nauwkeurige grens aangeven waarbinnen deze duur beperkt moet blijven raakt ook deze best geleide onderneming in de grootste moeilijkheden, Maar het is ontzaglijk veel waard, deze moeilijkheden reeds van te voren te weten en haar dagelijks in het aangezicht te zien. Men kan bepaalde maatregelen treffen, liggend op het gebied van reservevorming, uiterste soliditeit in de financiering, beweeglijkheid in alle gesloten overeenkomsten, die de onderneming ook onder de slechtst mogelijke omstandigheden toch nog de grootst mogelijke levenskansen bieden. En wat minstens even belangrijk is: men heeft zichzelf en alle leidende personen jarenlang opgevoed in de mentaliteit, dat ook dit allerergste kan optreden. Twintig jaar geleden zeide een van de grootste aannemers in Neder land, die een zeer bloeiend maar uiterst riskant bedrijf uitoefende, eens tegen mij: Wij houden onzen menschen dagelijks de dood,, (bedoeld is natuurlijk de dood van de onderneming) voor oogen. Wie daar niet tegen kan, hoort niet bij ons thuis." En zoo streeft de goede be drijfsman naar dezelfde mentaliteit als de onwrikbare zeeman, dien Alfred de Vigny schetste in zijn prachtige gedicht La bouteille d la mer": Quand un grave marin voit que Ie vent l'emporte, Et que les mats brisés pendent tous sur Ie pont Que dans son grand duel la mer est la plus forte Et que par des calculs l'esprit en vain répond, Que Ie courant l'écrase et Ie roule en sa course Qu'il est sans gouvernail et, partant, sans ressource, II se croise les bras dans un calme profond. Il voit les masses d'eau', les toise et les mesure, Les méprise en sachant qu'il en est crasé.. ? ? Men kan ten ondergaan, men weet dat men ten onder kan gaan, maar men zal tot het laatste toe den moed en de onverschrokkenheid niet verliezen. En men zal tot het laatste toe alles in het werk stellen om den ondergang te voorkomen. IK zou willen, dat de Nederlandsche jeugd van dezen tijd zich deze mentaliteit eigen maakte voor zoover zij ze niet reeds bezit. Wanneer men de positie van Nederland te midden van het chaotische wereldge beuren zuiver verstandelijk analyseert en men zich dus niet laat misleiden door het misleidende gevoelsoptimisme, dan kan men, geloof ik, niet ontsnappen aan de conclusie, dat deze positie sedert de eerste jaren van den tachtigjarigen oorlog en sedert het jaar 1672 nog nooit zoo gevaarlijk geweest is als thans. Ik maak geen vergelijking met de laatste jaren der i8e eeuw en het tijdperk der Fransche overheersching, omdat in die periode het Nederlandsche volkskarakter van zich zelf was vervreemd. Ik bedoel ook niet, dat het gevaar voor de aantasting van Nederland's onafhankelijkheid onmiddellijk voor de deur zou staan. Ik bedoel op dit oogenblik alleen het volgende: Wanneer men zich rekenschap geeft van de politieke ontwikkeling der laatste tientallen jaren, wanneer men zich rekenschap geeft van de diepgaande ver schillen in beschaving en moraliteit tusschen de volken, verschillen die zich hebben gemanifesteerd en gehandhaafd in den loop der eeuwen, dan valt het niet te ontkennen, dat de politieke en militaire macht van de minder en minst beschaafde volken nog nimmer zoo sterk is geweest als thans. Alle gevoelens van ridderlijkheid en edelmoedigheid, van respect voor het zwakke en kleine, is in deze volken gedoofd. Zij schrik ken voor geen enkele trouweloosheid en voor geen enkele wreedheid terug. Dit is het milieu, waarin Nederland zijn vrijheid en onafhankelijkheid heeft te handhaven. Geen fraseologie of mooipraterij mag U afleiden van de realiteit van deze dingen. Maar kunnen wij dan in dit milieu leven ? Wij kunnen er even voor treffelijk in leven als onze voorouders leefden in de 16e en iye eeuw, indien wij slechts weten wat ons te doen staat vandaag en op het oogenblik, dat het gevaar acuut wordt. Vandaag is er n leus belangrijker dan alle andere en waarvoor alles moet wijken: werkt aan de verdediging van het land. Bouwt kazematten voor kanonnen en mitrailleurs, maakt inundaties en ver sperringen, voert de outillage en de grootte van het Nederlandsche leger op tot den grootst mogelijken omvang en de hoogste graad van perfectie. En bezin U daarnaast op hetgeen U te doen staat als het oogenblik der beproeving komt. Begrijp goed, dat het een letterlijke waarheid is wanneer wij zeggen, dat de vrede, de vrijheid en de onafhankelijkheid waarvan wij in Nederland geslachtenlang hebben ge noten, verkregen zijn door de opofferingen en den moed van onze voorouders. De burgerij van Haarlem, van Leiden, van Alkmaar en van zoovele andere steden en dorpen in Nederland heeft de Spaansche onderdrukking overwonnen. Stel U de verschrikkingen van den modernen oorlog goed voor oogen en zeg dan: En wij gaan er toch niet voor uit den weg. Wie bang is voor den dood, heeft niet den moed om in vrijheid te leven. Het is niet erg om voor een goede zaak te vallen. Het is erg om voor een goede zaak niet tot het laatste toe en met inspanning van al zijn krachten te hebben gevochten. Verdiep U dagelijks in de prachtige ge schiedenis van Uw eigen land. Laten de groote figuren uit onze eigen geschiedenis voor U leven als waren zij nog Uw tijdgenooten: Prins Willem van Oranje, burge meester v. d. Werff, de Hasselaars, Jan Haring en tientallen anderen. Stel U voor, dat een van hen gaat aan Uw rechterzijde, Uw hand in de zijne, zijn hand om de Uwe. Wat kan U nog gebeuren ? Gij zijt onvatbaar voor elke poging tot intimidatie en tot aanjagen van vrees. Wanneer gij eenmaal het vaste besluit hebt genomen Uw plicht te doen tot het allerlaatste en gij hebt U goed voorgesteld wat dit beteekent, dan kunt gij verder leven alsof er geen oorlog bestond. Want er is zooals Prins Willem III zeide in het jaar 1672 er is een zeker middel om den ondergang van dit land niet te aanschouwen: dat is te sneuvelen bij het ver dedigen van de laatste schans. Napulitains fl. 0.45 - fl. 2.-. Par 100 gr. 40 ets. Pastilles Surfin et au Lait fl. 1.-. Par 100 gr. 30 ets. PAG. 4 DE GROENE No. 3279

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl