De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 10 april pagina 3

10 april 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

D E A M S T E B D A. M M E B WE E K B L A O T O O B * ED E B L A K D. verd over een beoordeeling van werken door den heer Theo Molkenboer tentoonge steld te misprijzen was, om de liefdeloosheid Y|KL haren inhoud en vorm. Met velen betreurde het bestuur van De Violier" deze kritiek, omdat katholieken, wanneer zij zoo, in tegenspraak met de moraal-regels van hun geloof, critiek schrij ven, eenigszins den glans verduisteren waar mede zjj zoo gaarne hun geloof in de oogen van allen zien stralen; daar elkeen weet hoe dergelijke liefdeloosheid door vele buiten staanders niet aan de critiek-oefenenden alleen, maar der Kerk zelve verweten wordt. En daar zij die Kerk liefhebben als een kind zijn moeder liefheeft, worden zij be droefd en boos, als hun eigen broeders de schuld dragen, dat naar de moeder met ver wijten geworpen wordt. Het kwaad was in 't openbaar gepleegd: in 't openbaar moest het worden gestraft. Pat die afstraffing in alles gelukkig is ge weest kan ik niet zeggen; maar evenmin kan ik getuigen, dat men beter had gedaan ze in te honden. ., Wat echter niet vergeten mag worden is, dat Jan van Pas op onchristelijke wijze Maria Viola was te lijf gegaan, dat velen daarin geërgerd waren en dat door niemand gepoogd is Jan van Pas in bescherming te nemen. Al het andere is bijzaak. En nu komt de heer Ferd. Wierdels, redacteur van De Tijd, aandragen met een heelen bundel nevenzaken, die niet onhandig bijeengeraapt, zoo overstelpend in aantal zijn, dat men gevaar loopt, met de handen tegen 't hoofd, uit vrees voor dien steenen-regen, uit den strijd te willen loopen en den vijand op het slagveld te laten overnachten. Maar 't is niet aan mij den heer Ferd. Wierdels van antwoord te dienen, omdat ook ik hier een outsider ben. Alleen dit zeer persoonlijke moge hier eene plaats krijgen. Onwaar is wat de heer Wierdels schrijft: Anderen echter o.a. Jan Kalf en Pastoor Kaag, maakten in de vergadering van De Violier", waarin het debat tusschen archi tecten en sier-kunstenaars gehouden werd, ernstige bedenkingen tegen de voortbrengselen van de Eoermondsche ... fabriek! Onwaardig de bóetepreek op pag. 77 en 78 in de opkomende zon waar een leek-redacteur van de Tijd, als de heer Ferd. Wierdels is, spreekt over zekere polemieken, terwijl vele lezers zich nog herinneren op wat onlogische, onchristelijke wijze door de Eedactie van de Tijd, nog onlangs, niet geschreven maar ge scholden is op iemand die. nooit wederscheldt. Maar den heer Wierdels zeg ik het gaarne na: De meeste menschen meenen het zoo kwaad niet als zij het doen! Deden zij het maar niet! Zij gelooven alles ongedaan te kunnen maken met de verzekering dat zij het niet zóó hebben bedoeld. Dachten zij liever eens na over den indruk, dien hun woorden wel moeten maken!" Pastoor KAAG. Fünftes Jaiirlmcb der Kölner Blnmeii-Spiele. 1903. De schitterende Keulsche bloemenfeesten zijn nu voor de vijfde maal gecondenseerd tot een lijvig boekdeel onlangs versche nen. Het is een onvergelijkelijk feest dat jaarlijks aan den Rhijn onder de leidingvan den dichter Fastenrath wordt gevierd. In de oude .. historisch-merkwaardige zaal van het Gürzenichpaleis komen de nieuws gierigen van wyd en zijd om de prijzen te zien uitreiken aan hem of haar, die het beste heeft geleverd: het innigste minnedicht, het hoogste religieuse lied, de fijnste IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII novelle. Zeven prijsrechters zijn daarvoor aangesteld, die gedurende het geheele jssar de honderden inzendingen te schiften, de handen vol werk hadden. Een van hen, de kunstcriticus der Kölnische Zeitung, Karl von Perfal), fungeert bij het feest als heraut en verkondigt de namen der overwinnaars in den strijd. Sommigen der bekroonde verzen werden door bekende tooneelspelers voorge dragen. Na afloop vereenigde een banket een paar honderd van de feestvierenden. Het aangenaam-toeschietelijke van al die mannen en vrouwen voor landgenoot en vreemdeling werkt stellig op iederen bezoe ker weldadig en verkwikkend. Meer nog dan bij de vermaarde Rhein-Musikfeste blijft de indruk als iets bijzonders, iets huiselijk mooiers, curieusers en interessanters bij dit bloemenspel. Het heeft daarenboven de geur van het Zuiden, herinnert aan vroegere tijden, aan de troubadours en staat eenig in heel noor delijk Europa. Al die bloemen en festoenen, palmen en guirlandes, waartusschen door die witte en rose japonnen van vrouwen zich bewegen; al die lichtkaarzen der zware kandelabers, die zuilen en spitsbogen ver lichten tot in de fijnste hoekjes van het kunstig gesneden eikenhout is eene verblijding, ook voor hem, die reeds veel van der menschen doen heeft bijgewoond. Dit jaar geeft het boek wederom veel goeds. Het zijn meestal geen dichters of schrijvers van professie, die hier aan het woord zijn en die de essentie hunner stem mingen moeten verdeelen over maandschrif ten of boeken. Maar zuiver en onvervalscht geven deze dichters en dichteressen de kern van hun willen en droomen, van hunne verlangens en mensen zijn. In sentiment te dikwijls gebroken, maar van eene grootsche symboliek getuigend is het minnegedicht van Marie Becker; hartftochtelijk maar snel in elegante vaart dat van Elizabeth von Weitra; mooi van bewe ging en knap van faktuur dat van Rudolf Presber. In klassieken toon zingt Lorenz Krapp zijn krachtige liederen. De gedichten die in dit boek werden ver zameld zijn zonder twijfel van beter gehalte, dan het proza. Zoo staat de proza-novelle van Elizabeth von Weitza niet op gelijke hoogte met hare verzen. Ook eenige provencaalsche dichters leverden bijdragen. F. E. NIEUWE UITGAVEN. Geneeskundige Encyclopaedie voor het huis gezin, met 430 illustraties en 28 afzonderlijke, meest gekleurde platen. Met medewerking van verschillend specialisten. Samengesteld door dr. CARL REISSIQ. Neder!, bewerking, onder leiding van dr. H. PINKHOF, afl. L Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boek handel. Sobert Fruin's Verspreide Geschriften. Afl. 48 en 49, uitgegeven door dr. P. Blok, hoogleeraar te Leiden, dr. P. L. Muller, hoogleeraar te Leiden en mr. S. Muller Fz., rijksarchivaris in Utrecht. Martinus Nijhoff, 's-Hage. Rapport van het hoofdbestuur der Vereeniging tot vereenvoudiging en verbetering van examens en onderwijs omtrent een onderzoek naar de aansluiting tusschen het lager onder wijs en middelbaar en gymnasiaal onderwijs. Ministerie van binnenlandsche zaken. Rijks ethnographisch museum te Leiden. Verslag van den directeur over het tijdvak van l Oct. 1902 tot 30 Sept. 1903. Met 8 platen en 4 figuren in den tekst. 's-Gravenhage, 1904. Jaarverslag van de Vereeniging 't Koggeschip tot bevordering van Amsterdamsche belangen in het algemeen en van het vreem delingenverkeer in 't bijzonder, uitgebracht op de jaarhjksche -algemeene vergadering der Vereeniging, gehouden op 29 Februari 1904. Onze letterkundigen, 7e afl. Ina Boudier Bakker, door J. H. RÖSSING. Amsterdam, L. J. Veen. Het oude Beursterrein en nog wat, door N. VAN HAHPEN. Amsterdam, N. T. Stoomdr.de Fakkel, voorh. B. v. Mantgem. Arbeidsduur in Nederland, rapport eener enquête, gehouden door de sociaal-democra tische studie-club. Amsterdam, Masereeuw en Bouten. Het mag-niet-weten-systeem en de pro»titutie, door een Engelschman behandeld, voor Ne derland bewerkt door mevr. SARA DB BBER (Vrouwke). Lente"-uitgave. Groningen, G. Römelingh. Inkrimping onzer koloniëu, door H. H. VAN KOL. overgedrukt uit De Nieuwe Tijd van April 1904. Amsterdam, J. A. Fortuijn. Het jaarboekje van Joi. Alb. Alberdingk Thijm. Nieuwe reeks, derde bundel, onder redactie van W. de Veer, S. J. en J. F. M^ Sterck, 53e jaar. Amsterdam, C. L. van Langenhuijsen. Inhoud van Tijdschriften. De Nieuwe Oids, April. Arm leven, door Reyneke van Stuwe. Verzen, door W. T. Gouwe. Gelukkige dag, dr J. Reddingius. Verzen, door Willem Kloos. Geertje, door J. de Meester. Literaire kroniek: Verzen, door H. Gorter, S. Falkland (H. Heijermans Jr.), Willem Kloos. Nederland, April 1904; Proza: Maurits Wagenvoort Charles David v. Lennep (Adel Hanoem). W. van Amsterdam, Gedach ten. *** Storm. Fokke Bos, Het bitter einde. Kroniek. P o z i e: F., de konings bruid. iiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiilimiiiiiimiiuiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiuiuiiiiiiiiimiuiitittiiimiiiiiim timiiiiniiiimiiiinmiiiimiiiiiiiiimimimmiiimiiimiiimmiiiimiliiiii MAGGI'8 AROMA OII1 t 6 .K F111 Q. BH is een eenig beproefd middel om gerechten, groenten, vleezen, soepen, sausen, ragouts, oogenblikkelijk een krachtigen aangenamen geur en smaak te geven. Weinig druppels z^Jn voldoende. Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers en comestibleshandelaren. MAfifil's onderscheidingen: 4 groote Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs. Waar niet verkrijgbaar wende "men zich tot het Oeneraal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORN, Amsterdam. iliiHlliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiilliiiilliiiiliiilimiiiiliiiflliiiilimilliiiiilliiiiliimiiiiiiimiiiiiiiiml iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiMiimimiiiiiiMiHiimmiiimmiMmiiiinimimMiimmiiiiimiimiiMiimimimiimiiimmiiim iimiiiiimmiiiimmmiimiiimiiimiimiuitiiiiiiiiiMiiiiiiiiuiiiiiniimmitiiiitnutiminnitinii DAMEjS. De Vronw en de Vrijmetselarij. Nu onlangs in Frankrijk weder het onder werp werd op het tapijt gebracht, om vrouwen op te nemen in de Broederschap der Vrijmetselaars, is het niet van belang ontbloot, eens na te gaan in hoeverre de vrouw voor heen deel nam aan deze vereeniging. Reeds van het ontstaan der vrijmetselarij af, worden de namen van enkele vrouwen genoemd, die als lid van de een of andere loge waren aangenomen. In Parijs werd in 1725 de eerste loge in Frankrijk gevestigd, door lord Derwentwater, en een van de eerste onderwerpen die*er sprake werden gebracht, was de vraag of men vrouwen zou toelaten. De vrees werd geopperd, dat, waar de striktste stilzwijgendheid van de leden der loge werd gevorderd, de vrouw aan dien eisch niet zou kunnen gevolg geven. In zeer gracieusen vorm werd deze conclusie aan de vrouwen meegedeeld: Amour, ton caractère, N'est pas d'être discret, Enfant l pourrais-tu taire Notre fameux secret ?" Deze harde waarheid werd echter niet door allen erkend. En zoo kwam dan, ondanks de gedane waarschuwing, toch in 1738 een vrouwelijke loge tot stand. Gezamenlijk met de mannen werden de vergaderingen bijgewoond* en het zal niemand verwonderen te vernemen, dat die samenkomsten allengs een min of meer wereldsch tintje verkregen. Toen Lodewijk XIV zich verontrustte over de toenemende macht der loge, meende Clemens XII met zijn pauselijken vloek de leden te moeten dreigen. Maar zooals het veelal gaat: juist dóór dien tegenstand nam het aantal leden toe. De vrouwelijke vrijmetselaren droegen kleine boezelaars rijkelijk van borduursel voorzien, en licht blauwe zijden sjerpen, waardoor zg er smaakvol uitzagen. In 1775 was een hertogin van Bourbon als grootmeesteres van alle in Frankrijk bestaande loges aangesteld. Zij behoorde tot de loge van den Heiligen Antonius te Parijs. De princesse de Lamballe het latere slacht offer der revolutie presideerde in 1780 de Parijsche loge du Contrat Social". Er bestaat nog een beschrijving van een feest, ter gelegenheid van een bezoek in 1778 gebracht door den hertog en de hertogin des Chartres aan de loge Saint Jean de la Candeur. Heel weinig mystiek en veel uiterlijke praal werd er bij die gelegenheid tentoongespreid. De plechtigheid eindigde met de opvoering van een Opéra Coinique l'Ami de la Maison", en daarna een bal. Hoewel de toon in die. Loges over het algemeen wereldsch was, en de vrouwen er zeer gehuldigd werden, waren de reglementen er toch zeer stren?. Vooral ten opzichte van de vrouwen waren er, wat men in onze dagen zou noemen, beleedigende" artikelen in het reglement. Maar de vrouwen namen revanche, door er zeer scherp op toe te zien, dat de regle menten ten opzichte van de mannelijke leden ook zeer streng werden gehandhaafd. Dat dit laatste dikwijls tot minder kiesche tooneelen aanleiding gaf, blijkt uit een proces verbaal door de markiezin de Genlis opge maakt tegen den prins Sapicha, omdat hij tijdens de vergadering de zaal had verlaten. Degenen die tot een hoogere orde werden geroepen, droegen als teeken harer waardig heid een klein gouden troffeltje. Hoewel alle samenkomsten en wat daarop voorviel een diep geheim moest blijven, kan het toch als zeker worden beschouwd, dat men zelfs in de meest kritieke tijden, die de revolutie voorafgingen, geen politieke qnaesties behandelde. ledere vergadering eindigde met een collecte ten behoeve van de armen. De Mère Loge" droeg in 1781 aan een abbéop, om voor hare rekening een mis te lezen, ter gelegenheid van de geboorte van den dauphin. Wel een bewijs, dat de Vrijmetselaars toen, ten minste nog niet openlijk, met de Kerk hadden gebroken. Men vergist zich als men meent dat tijdens en na de revolutie, de Franc-Magonnerie in Frankrijk ophield te bestaan, ook dat de vrouwen tot de Loges niet meer werden toegelaten. In 1810 werd keizerin Joséphine tot groot meesteres van de loges benoemd. Van 1801 tot 1860 werden er zesentwintig feesten ge vierd, ter eere van nieuw aangenomen vrouwelijke leden. Maar de hooge adel behoorde niet meer tot de voorstandsters, de candidaten waren voor het meerendeel van den burgerstand. De uitvoerende macht, waarvan uitsluitend mannen deel uitmaakten, vaardigde destijds een bevel uit, waarbij het den manlijken leden verboden werd deel te nemen aan de ver gaderingen waar vrouwen aanwezig waren, en zoo hielden de réunions nixtes op te bestaan. In 1894 overleed de bekende philantrope Marie Deraismes, die de waardigheid had van grootmeesteres van de loge Het recht van den mensch". Op haar portret ziet men haar met een breed zijden lint om bij wijze van- sjerp. Een gouden troffeltje hangt er aan, als bewijs harer waardigheid. In 1897 wendden de vrouwelijke vrijmetselaren zich tot hare broeders met het doel meer aaneensluiting te krijgen dan in de laatste jaren het geval was. Zij stelden voor, weer gezamentlijke ver gaderingen te houden en samen n belang te behartigen. Er worden nu wel enkele vergaderingen te zamen gehouden, maar een rechte ineensmelting is er nog niet. Daarvoor zijn er te veel tegenstanders. De ceremonieën die van tijd tot tijd inde tempels plaats hebben, worden echter steeds minder. De laatste die met eenige plech tigheid werd gevierd volgens de traditioneele ceremonieën, had plaats in 1894 in de loge Travail et Constance de Saint Maur-lesFossés. Een van die ceremoniën bestaat uit het breken van een glas, in tegenwoordigheid van de jonggehuwden. (Fragilitéde l'amour sans amitiéet sans estime)." * * ?K In Amerika, voornamelijk in de Westelijke Staten, bezitten de Woodmen of the World" een groote macht. Zij hebben geen troffel, maar een bijltje als symbool. Een bijl, die omhakt de boomen die in den weg staan, waar er een doel is te bereiken. De orde, of liever gezegd, het genootschap the Woodmen of the World", heeft eigenlijk ten doel: Onderlinge Levensverzekering". Maar tevens verbinden de leden zich voor elkander te zorgen en elkaar bij te staan in tijd van nood. Dat de vrouwen in dat genoot schap niet uitgesloten zijn, spreekt wel van zelf, waar Amerika als zetel van the Wood men of the World, kan worden beschouwd. Maar toch is er een groot verschil tusschen de bepalingen waaronder mannen en vrouwen kunnen toetreden. De mannen kunnen of moeten, om als lid te worden beschouwd, jaarlijks een zekere som storten, om als 't ware hun leven te verzekeren. De vrouwen echter kunnen alleen zorgen voor een eerlijke begrafenis" voor haar en hare kinderen. Waar dus aan de weduwen een som wordt uitgekeerd na haar mans dood, daar worden den weduwnaars slechts de begrafeniskosten vergoed. De toetreding tot de orde gaat, evenals bij die der Vrijmetselaars, met ceremoniën gepaard. Het eigenaardige er van is, dat de verschillende afdeelingen ieder haar eigen uniform hebben, meestal afschuwelijk leelijk. Zooals men weet, zijn de uniformen van de militairen in Amerika heel eenvoudig. Maar daar over het algemeen de Amerikaan veel van bonte kleuren houdt, hebben de Wood men of the World" voldaan aan die voor liefde, door hunne uniformen zoo bont en opzichtig mogelijk te maken. In alle parades stappen ze mee, om wat teekening in het geheel te brengen. Toen, tijdens mijn verblijf in Amerika, MacKinley zoo wreed was vermoord, werd op den begrafenisdag een optocht in Denver gehouden, waaraan natuurlijk de Woodmen of the World deelnamen. Nooit zag ik zooveel bonte kleuren bijeen. De vrouwen kiezen meestal dezelfde af deelingen als waartoe haar man nenbehooren. Haar uniformen, hoewel natuurlijk ook meestal zeer bont van kleur, zitten als ge schilderd. Nauwsluitende jaquetten tot over de knie en hooge kaplaarzen. Ik woonde eens een exercitiefeest bij, waar verscheiden vrouwelijke corpsen naar den prijs meedongen. Een damescorps werd bekroond, hetwelk ook door een vrouw werd gecom mandeerd. Handig en gracieus hanteerden de vrouwelijke Woodmen" haar bijltjes, die bij de orde de plaats van het geweer innamen. Een zekere cameraderie heerscht onder de vrouwelijke Woodmen". Zij hebben samenkomsten soms afzonderlijk en soms met haar manlijke collega's. Alle standen zijn er vertegenwoordigd en zoo leeren daar de vrouwen elkaar kennen en waardeeren, door geregelde samenkomsten onder de vlag van the Woodmen of the World!" VEHA. Een nieuwe M Jong Java's lief en leed, door M. C. KOOY VAN ZEGGELEN : drie verhalen van Java, voor kinderen van 10 15 jaar; ver schenen in Nellie's Volks-Kinderbibliotheek", bij Masereeuw en Bouten, te Rotterdam. Reeds eenige jaren geleden maakten de lezers van Ons Blaadje" kennis met Mevr. Kooy, door haar schetsje lïama, dat men ook in dezen bundel vindt. Me dunkt dat dit nu wel al zes jaren geleden is, en nog staat me het geheele verhaaltje zoo duidelijk voor alsof ik 't pas gelezen had, terwijl ik toch zoo oneindig veel dingen die ik later las, totaal vergeten heb. Wel een bewijs dat deze schrijfster er den slag van heeft, de dingen zóó te zeggen dat ze indruk maken. En dat heeft ze dan ook. De twee nieuwe verhaaltjes in dezen bundel getuigen daar haast nog duidelijker van, zoodat we met vreugde deze nieuwe medewerkster mogen begroeten. Dubbel welkom is ze ons, omdat ze onze kinderen een blik doet slaan in liet leven der Javanen, en ons daarvan zulk een helder en klaar beeld geeft, dat het mij tenminste is alsof ik alles zelf heb zien gebeuren. Nog nooit las ik een boek, dat me dit alles zóó helder voor oogen tooverde. Zooals Nellie in haar voorrede zegt, het zijn : verhalen gegrond op werkelijkheid, waaruit mijn vriendjes en vriendinnetjes in Holland kunnen leeren hoe het Javaansche kind is, hoe dat kind van ander ras, andere huidskleur, ander geloof, andere opvoeding, toch ook zijn eigen zieleleven heeft, zijn lief en leed, zijn hopen en vreezen, zijn willen en streven, en zijn vriendschap en liefde; en hoe dicht het, wat dat alles betreft, staat bij 't Hollandsche kind". Het mooiste van de drie verhalen vind ik haast nog het eerste : de geschiedenis van den ouden Pa Kromo, een herder, die zoo oud wordt dat hij eigenlijk bij zijn getrouwde kin deren, die 't heel goed hebben, rust moest gaan nemen, maar die zooveel liefde voor de hem toevertrouwde koeien koestert en zijn werk met zooveel toewijding en ijver doet, dat hij daartoe maar niet kan besluiten. Maar eindelijk komt 't hem ter ooren dat zijn meesters hem oud" beginnen te vinden, en daar hij zich dien dag juist wat moe voelt na een feest dat zijn zoon den vorigen avond gaf, laat hij zich door zijn kleindochter be praten en vraagt, eerbiedig voor zijn mees ters neergehurkt, zijn ontslag.... Maar toen o, die nacht! In zijn donker hutje lag Pa Kromo den gansenen nacht te luist eren naar de zware regens; het straalde, het kletterde, zwaar, zwaar ruischte het uit den hemel, en heel in de verte hoorde hij het water van de rivier loeien: de rivier brulde; o hoe woest, hoe geweldig gonsde dat zwellende water! Pa Kromo wendde zich om en om op zijn slaapbank, maar eindelijk vielen z'n oude oogen dicht en hij sliep in; en 's morgens heel vroeg, toen hij wakker werd en zijn hutje uittrad, zag alles blank, de regens had den opgehouden, de aarde lag daar moe en loom na de woedende stormen. Vaag begon het eerste licht te schijnen, glanzend weer kaatst in het water dat overal den grond drenkte. Pa Kromo moest er door waden om bij den stal te komen; een voor een bracht hij de koeien naar buiten, 't Grasveldje verderop, waar de klapperboomen haar lange dunne stammen wiegden, lag iets hooger; 't water was er langzaam afgeloopen en de koeien konden er nog grazen. Eerst bracht hij de Witte" er heen, die langzaam, langzaam voort stapte en droomerig naar haar baas keek, al maar herkauwende. Uit de lucht begonnen de eerste zonnestralen goud-zilverig te strepen, en ze maakten lichtplekjes op de horens van de Witte" en op haar zwartglimmenden neus. Nu kwam de Bruine", een groote koe; da delijk in 't vage licht begon zij te grazen, haar bultigen rug hoog opstekend; en nu vanzelf achteraan kwamen de anderen: de lichtbruine en nog een fijn licht koetje, tot ze er alle zeven waren op 't grasveldje met de klapperboomen, droomerig herkauwende en grazende, terwijl een zwarte kipmetschuinronde oogjes om ze heen trippelde, en telkens, met kleine korte sprongetjes, in haar staarten beet om de vliegen er af te happen.... En de kalveren op hun hooge pooten sprongen achter elkaar als jolige schooljongens den stal uit, en renden over 't veldje, om dan plots stil en droomerig bij hun moeders te blijven staan en voor zich uit te turen".... Pa Kromo begroette zijn laatsten werkdag. Werktuigelijk bekeek hij het voer dat de koelies in groote manden gebracht hadden; hij liet de blaadjes door z'n handen glijden, liet alles in den stal brengen, en terwijl de koelies heen gingen, de leege manden achter hen aan bengelend, begon hij langzaam den stal schoon te maken, ook voor 't laatst, dacht hij. Hoe zou die ander het doen'? O, hij zou het hem eerst goed voordoen. De koeien moesten 't goed hebben, ook als hij er niet was.. . Nu brak de zon door in al haar schittering, en een glans van licht kwam op de waterspiegels rondom. Nu maakte hij de beesten los; loom loeide de witte niet haar mooie volle stem, en ze draaide haar kop om alsof ze begreep. Pa Kromo gevoelde een groote smart; het oude mannetje had wel kunnen weenen; zacht streelde z'n bevende hand den blanken schonkigen rug van het dier, en toen liet hij ze voor zich uitgaan, de gansche troep, en hij ging achteraan, voor 't laatst achter al die breede ruggen " Maar 't zou de laatste maal niet zijn want Pa Kromo wist niets van de vreeselijke dingen die dien nacht gebeurd waren. Hij wist niet dat al de akkers overstroomd waren, dat honderden arm waren geworden door dien nen vreeselijken regen, dat de gansche oogst verwoest was!" Ja, zoo was het. Ook de oogst van zijn zoon was vernietigd, en nu ging er op eens iets open in zijn oud hoofd, een denk beeld kwam te voorschijn, iets waar hij blij om was tegelijkertijd dat hij leed had over zijn kinderen ... hij zou nu niet naar de kampong gaan, ze waren arm, ze konden hem niet onderhouden! Hij zou vragen te mogen blijven bij de beesten!... " En hij bleef, en kreeg een jongen tot hulp, en Marto, zijn kleindochtertje, de ijdele kleine Marto, verkocht haar zilveren speldjes en haar halve maan-broche, om met het daarvoor ontvangen geld haar ouders een beetje tegemoet te komen in hun nood. Blij en trotsch kwam ze het geld aan den ouden Pa Kromo veitoonen, en Grootvader keek haar na, zijn lief kleindochtertje met haar slank figuurtje, terwijl ze over de grasranden liep; en de zon wierp een schitterenden straal vol dansende stofjes over zijn oude hoofd." Men ziet het: deze schrijfster heeft iets te zeggen, en ze weet stemming te wekken. Met ernst en toewijding geeft ze den kinderen het beste en mooiste wat ze heeft: geen flauwe praatjes, geen aangekleede moraal, maar stukjes menschelijk leven enmenschelijk lijden ook, maar in een vorm die voor kinderen past niet te schril en snerpend, maar door liefde verzacht. Bij het lezen \^.n Rama" vragen wij, Westerlingen, ons wel eens af, of bij het schet sen van de verhouding van't heldinnetje tot haar vriendje den herdersjongen, de dichteres niet soms een beetje met de onbevangen ver telster op den loop gaat? Dat is haast wat te mooi, te fijn, te poëtisch! Maar een oor deel durf ik hierover niet bepaald uitspreken, daar ik wel weet dat er in de Javanen vrijwat meer poëzie schuilt dan in ons nuchter volkje. Deze tegenstelling komt trouwens in ditzelfde verhaaltje helder uit. Hoe grof en banaal teekent ons de schrijfster juist hier de Europeanen: het blanke en het bruine kind, wat een verschil! Gelukkig tenminste nog dat de bedorven Louise ten slotte berouw krijgt, en aan haar moeder biecht dat zij het was die haar weggejaagd Indisch vriendinnetje tot het wegkapenvan allerlei lekkernijen aanzette! In het laatste en langste verhaal: Een Desajongen", leeren we ook een paar typische kinderkaraktertjes kennen: Ming en zijn zusje Jem; en een prachtigen kijk geeft de schrijfster ons hier op het dagelijksch leven en werken van een Javaansche familie: een luie vader die altijd strootjes" rookt, een arbeidzame maar min of meer verbitterde moeder, en kinderen die geprest worden om al gauw iets mee te verdienen. Vooral Ming, die zoo zielsgraag naar school wil, lijdt daar sterk onder. Eindelijk stemt een vriendje van Ming er in toe, hem alles te leeren wat hij zelf op school meemaakt, maar tegen betaling van 2 % ets. per dag. Ming vraagt zijn zusje Jem, die bij den vorst in betrekking is, om steun, en ze geeft hem een tijdlang eiken dag geregeld zijn 2 H ets.; dan heeft ze een tijdlang niets voor hem, en Ming is erg bedroefd ? totdat ze hem op een goeden dag weer opwacht als hij met zijn kippenmand voorbijkomt, en hem opnieuw het geld in de hand drukt. Een tijdlang wordt dit volgehouden, totdat ze op een morgen huilend bij Ming komt, en hem bekent dat ze den laatsten tijd geregeld eiken dag een 2% cts.stuk gestolen heeft uit het mandje van haar tante, onder wier opzicht ze werkt! Diep bedroefd gaat Ming naar huis. Hoe naar toch, dat zijn zusje gestolen heeft gestolen voor hem! Hij begint te rekenen, en komt tot de conclusie dat 't wel al een gulden moet zijn! Waar dien vandaan te krijgen? Hij peinst lang en droevig, en eindelijk weet hij 't: zijn geitje zijn lief wit geitje dat zal hij verkoop.en!.... En dien middag vertoont hij zich, met een gulden in de hand, op 't erf van 't huis waar Jem werkt, juist op 't oogenblik dat haar tante en de prinses den diefstal ontdekt hebben. En nu komt alles uit... Gelukkig wordt Jem niet weggezonden, en de prinses en haar man besluiten, voortaan het schoolgeld voor kleinen Ming te betalen. Ming" schijnt werkelijk te bestaan, en later een heel ontwikkeld en knap mensch te zij n geworden. Het is een goed idee van Nellie geweest, deze verhaaltjes in haar bibliotheek op te nemen, 't Boekje ziet er ook keurig uit: 'n donkerrood, stemmig bandje met gouden letters, en 't is met twee foto's geïllustreerd, waarvan de eerste, Rama voorstellend, heel duidelijk is. 't Is een prettig, stevig boekje. Kon de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl