De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 10 april pagina 5

10 april 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1398 DE AM8TIBDAMMEB WEEKBLAD TOOI X1DKBLAHD. Ter geleide van de hier afgedrukte reproducties naar zijn werken, waag ik hetl nogmaals de aandacht te vragen voor de kunst van den dierenschilder en teekenaar Jan van Oort. Uitvoeriger besprak ik hier zijn werk reeds ter gelegenheid van zijn onlangs büBuffa gehouden tentoonstelling, waar deze twee waterverfteekeniiigen mede aanwezig waren. Zij zijn uit de latere periode van v. Oort, toen hij het wel eens wat goedkoop grap*pen-vertoonen met zijn dieren had laten varen, om door OO typische, bij uitstek nationale diersoort, die onverdroten koorzanger der zwoele zomernachten verdient die warme be langstelling ten volle. En wie de be perking van zijn arbeidsveld doet samen gaan met minutieuse bestudeering van 't geen hij te behandelen zich tot taak stelde, staat stellig niet achter bij de velen, wier wijder gezichtskring de dingen oppervlakkiger doet gadeslaan. Ik kan mij voorstellen, hoe v. Oort met zijn zin voor het komische, dat men zoo lichtVachteloos voorbijgaat, zich te kennen, zich elk gewas levendig her inneren. Toch sluit een getrouwe weergave van 't in de natuur geziene volstrekt geen kunst in. 't Is door de wijze waarop v. Oort dieren en planten weet saam te brengen en voor te stellen, dat hij leven en ziel brengt in de mise-en-scène. Is het niet of we in een liliputterstadje turen, waar de groote drijvende blaren marktpleinen zijn, de kleintjes er om heen grillige kronkelende grachtjes vormen, waarlangs een deftige slak, de voelhoorns eenvoudige lijnen, zonder noodelooze uitwassen, zonder eenige ornamentatie." Die letterbeelden moeten zoo gebouwd zijn, dat het oog gemakkelijk van de eene om door voorbeeld te doen zien dat met een eenvoudige bladzijde druks waarlijk een aesthetisch effect is te bereiken. R. W. P. JK. dieper doordringen in het gewone dieren leven en niet minder door ernstige bestudeering van de omgeving, waarin hij zijn vrienden gadesloeg, zijn kunst een groote schrede voorwaarts te brengen. Als men zijn werk aandachtig beziet, zal men moeten erkennen, dat Yan Oorüzich niet tevreden stelt met de uiterlijke vormen der dieren in ge vangen staat na te teekenen en er een passenden achtergrond bij te fantaseeren; zoowel het natuurlijke in dej, actie der op-buit-uit-zijnde reigers, Kikkervreugd.] voelde aangetrokken door de potsierlijke grimassen der kikkers en genoot van hun filosofische houdingen of leuk-deftige bewegingen. Maar hij had geen schilder en teekenaar moeten zijn om turend en glurend, aan den slootkant gezeten, on ontvankelijk te blijven voor de eindelooze afwisseling in kleuren en vormen, die zoo'n watertuintje van een dichtbegroeide sloot biedt. De belangstelling te hebben gewekt voor het kleine leventje, zooals het reilt en zeilt in dit miniatuur-maatschappijtje, pronkerig opgezet, zijn luchtig huisje voortschuift, waar de lage bloemen lichte gebouwen zijn, omgeven door laag plant soen of door hooger geboomte, het pijlkruid dat hun lange schaduwen teekent op 't effen gazon van 't kroos. Ook die andere kikkergeschiedenis geeft onze vroolijke water-acrobaten uitmun tend weer. Hoe behendig en vlug zwenken ze door den doolhof van sliertige water planten, laten ze zich lui, bewegingloos drijven of duiken ze haastig omlaag naar den veiligen, donkeren moddergrond. en de juist geziene rustpose der schollevaars, die veelvraten van de boorden onzer groote rivieren, als het met zorg gekozen en met kennis geteekende land schap, waarin hij die vogels waarnam, duiden op den ernst, waarmee v. Oort zijn taak opvatte. Maar wil men v. Oort goed op dreef zien, dan neme men zijn kikkervoorstel lingen in observatie, 't Is geen spot of geringschatting als ik hem een enthou siasten kikkervriend noem. Waarlijk deze iiimiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii DE GRASSETLETTER BEWERKT DOOR J. W. ENSCHED UITGEGEVEN TE AMSTERDAM DOOR l PENBUUR & VAN SELDAM l'Origine de l'Alphabet repose moins sur l'étude delatypographie proprement dite que sur celle de la paléographie. En effet, ma curiositénaturelle m'avait fait rechercher cette tude comme un corollaire interessant de celle du Moyen age. Het is me altgd een aangename ge waarwording, wanneer in het algemeen vakmenschen iets meer voor hun vak voelen, dan om het meer of minder winstgevend te maken. Wanneer zij er liefde voor gevoelen, wanneer zij zoeken naar meerdere schoonheid meerdere vol making dan doet dit waarlijk weldadig aan, in dezen tijd van ondegelijke reclamezucht. Het boekje van de fifma Ipenbuur en van Seldam was ons dan ook een als een verrassing te midden der talrijke typografische specimen die ons dikwijls bereiken, en steeds blijken dragen hoe weinig de drukker nog voelt voor de eenheid van een boek, voor de harmonie van een titel, voor de zuiverheid van een letter. Men verdeelt letters overeen Morgenbezoek. is t wel een van de .groote verdiensten van v. Oort's kunst. Zie eens de voorstellingjjvan die twee kikvorschen, ieder gezeten op een groot, drijvend blad der waterlelie, gracelijk nijgend voor elkaar. Vindt niet ieder in dit klein bestek een aantal oude kennissen weer ? Want een elk, die wel eens rustte onder de schaduw van een wilg aan een slootje, die er een baarsje verschalkte of jacht maakte op het aquarium-volkje, zal, zonder 'nóg den naam der planten We hopeu, dat v. Oort zijn voorliefde voor de sloot en haar bewoners, waar nog zooveel te observeeren valt voor een kunstenaar met een opmerkingsgave als de zijne, nog lang behouden zal en ons nog menigmaal zal vergasten op die geestige tafereeltjes, waarin en dit is niet van het minste belang zijn gevoel voor kleur en teekening en smaakvolle ordonnantie zoo uitnemend aan den dag komen. J. W. N. iiiiiiiiiiiimimi pagina, zonder zich te bekommeren over eenige verhouding tot de marges, men zet titels zonder merkbaar begrip van evenwicht, en dikwijls om de verschillende lettersoorten te laten zien, men plaatst vignetten en teekeningen tusschen détekst zonder dat zij er in eenig opzicht mede verwant zy'n, kortom men doet in boek kunst nog zooveel zonderlinge, onoverdachte dingen, dat een boekske dat er verzorgd" uitziet ons dadelijk prettig stemt. We voelen er iets voor als voor het uitzien van een handschriftje, waarbij de letters zoo heerlijk zwart de pagina vullen, a^s a geheel. Dit blijkt mij ook het aantrekkelijke in de Grassetletter, dat zij mist dat grijze, eentonige, droge, dat de gewone boekletter kenmerkt, en dat iemand die wel eens met aandacht oude boeken bezien heeft, dadelijk opvalt en tegenstaat. Zoo is het Grasset zelf trouwens ook gegaan toen hij voor het drukken van een leergang voor de onder zijne leiding staande Ecole Guérin bij de bestaande boekletters geene vond die hij voor zijn doel geschikt achtte. Be sprekingen met de lettergieterij Peignot et fils te Parijs hadden toen het gevolg dat hij er zich toe zette nieuwe letter typen te ontwerpen! het moest een moderne letter blijven maar doordrongen van logische, decoratief-ornementale denk. beelden; het beginsel van de vlakversiering moest op de nieuwe letter toegepast worden." In bovengenoemd boekje dat tevens doet zien hoe aangenaam deze letter aandoet, gaat de heer J. W. Ensched allereerst de voorwaarde na die men aan een goede letter moet stellen. Elke letter moet een duidelijk en onmiddellijk te herkennen beeld hebben, zoodat ver warring of verwisseling met andere letters niet wel mogelijk is; zij moet dus ge construeerd zijn uit krachtige, strenge, La Jeunesse Inaltérabie e t I a Vie Eternelle. letter naar de andere geleid wordt; als van zelf moeten zij zich' tot het woord beeld vereenigen. De schraveering, dat is het korte dwarslijntje, dat getrokken is aan het vrije uitloopende einde van een haal, is daarbij van het hoogste ge wicht ; vooral die aan de onderzijde helpt onwillekeurig mede aan de gedrukte blad zijden haar aspect te geven. En dat een goed gezette en gedrukte pagina waarlijk een zekere decoratieve aanblik geeft, al mist zij verder alle ver siering dit bewijzen de bladzijden die Morris met de Gold.en, Troy of Chaucertype drukte, en waar men later in Enge land op voort ging bouwen, en die men eveneens in Amerika terug vindt. Ook in Duitschland voelde men een zekere behoefte naar betere lettervormen en afgescheiden van de Giesserei-producten die als modern" tot ons komen en helaas gretig worden aanvaard beant woorden de letters van Sattler voor de Reichsdruckerei, Van Behrens en Eckmann voor de Rudhard'sche Giesserei in menig opzicht aan de eischen voor een goede boekletter. Voor ons dragen ze echter een te speci fiek Duitsch karakter om gemakkelijk leesbaar te zijn, zij zijn uitvloeisels van de middeleeuwsche gothische letter, en onze oogen te veel gewend aan den romein kunnen zich niet gemakkelijk met de scherpe, hoekige letter onzer naburen vereenigen. In romaansche landen," zegt de heer Enschedé, moeten wij Neder landers zoeken naar een moderne ornamentale boekletter, omdat de romein en cursief aan beide landen als gebruikstype gemeen is." Waar onze Nederlandsche lettergiete rijen het niet aandurfden of niet op het denkbeeld kwamen zich een Nederlandsche lettertype te doen vervaardigen, daar zal de Grassetletter die zoo vele goede kwaliteiten in zich yereenigt het best dan ook hare plaats innemen tot dat iemand het initiatief neme en ons land verrijke met een eigen letter. Ik herinner mij niet zulk een open volle romein, zwaar van lijnen en toch licht van karakter, waarvan de type zich zoo gemakkelijk verbinden, waarbij de regels zooveel vlugheid met waardigheid vereenigen, wier bladzijden zoozeer vol doen aan de eischen van het vlakornament zonder dat aan de leesbaarheid afbreuk gedaan wordt." Zoo heeft Grasset, de welbekende affiche-teekenaar ons een lettervorm ge geven waaruit zijn gevoel voor decora tief schoon ten duidelijkste spreekt. Of zijn bekende typografische ornamenten eenigszins als aansluiting hierbij bedoeld zijn betwijfel ik, maar een aanwinst voor onze drukkerijen zou het zeker zijn, indien zij over goede boekversieringen konden beschikken. De tijd van vogeltjes op een tak, spelende engeltjes, Zwitsersche huis jes en dergelijke is nog niet ver, en dit niet alleen uit noodzakelijkheid omdat men niets beters krijgen kon, maar omdat het gevoel voor schoonheid bij den druk ker, bij den uitgever, bij het publiek dat belang stelt in boekkunst nog zoo ont zettend weinig ontwikkeld is. Daarom is dan ook iedere poging die er toe leidt meerdere belangstelling, meerdere waar deering te wekken in het uiterlijke van het boek, in het typografische gedeelte zoowel als in het bindwerk een lofwaardig streven en hopen we dan ook dat dit boekske van de firma Ipenbuur en van Seldam er het hare toe mag bij brengen, HlllMiiiiiMiliiiMlliiiiiiiiiiiimiMimiiiiiiMtimiiiiiiliilmiiiiiiiiMiiiiiiiii Mr. J.-S. Baron VAN HAEINXMA THOB SLOOTEN, Burgemeester van 's-Gravenhage. f LeieiteDtoonstellioE m de Haagsclie Een tentoonstelling zooals deze is eerder aanleiding om op te merken hoe schilderwerk niet moet zijn dan hoe het wel behoort te wezen. De eenige schilderijen die in werke lijkheid wat beteekenen zyn het bloemstuk (tfo. 49) en het portretje (No. 61) door Kamerlingh Onnes het sprookje (No. 45) van P. C. de Moor. Het bloemstuk is een aantal potten van roode steen met cinerarias. Het heeft een zekere smaakvolle deftigheid in de zware kleur en het mist iets wat de schilderijen van Onnes dikwijls hebben en zijn aquarellen iu nog sterker mate: het is niet zoo zeer gegroepeerd dat ge de zorg voor de groepeering er in voelt. Het is argeloozer clan gewoonhj'k. Het portret van het kindje, een Baby, waarvan alleen het hoofdje het schilderijtje vormt, heeft iets aangenaams in de schildering der enkele kleuren en vlekken die glanzen als email. De gedeelten om het oog met de groote oogharen en het hoofdhaar zijn enigszins geworden tot het vleesch van dezen leeftijd dat week is en zwellend onder de ijle huid. Het schilderijtje van, P. C. de Moor is een vrouw, zittend in een fantastisch landschap met bergen en met gebouwen. De kleur is in de eigenaardige wankelende groene die planten onder water hebben. Het doel is niet zooals in Toorop's symboliek schilderen een doodeenvoudige philosophische gedachte kunstvol te illustreeren, maar ze is eerder een romantische neiging uitgedrukt inkleur. Ze is, hoewel soms diepzinnig van naam, bovenal een sensueel behagen in schoone kleur. En daar ligt dan ook de waarde van P. C. de Moor. Zijn- philosophische inhoud, hoewel grooter dan die van de meeste werken van Toorop, is nog geen bijzondere. En dit komt natuurlijk daarin uit 'dat hij het nog te ge compliceerd maakt en dat het geheel niet de gedachte zuiver genoeg dienend niet een eenvoudigen maar dikwijls een bizarren in druk maakt. Daarenboven is dit schilderijtje uit 1904 niet een van zijn beste zelfs als kleur. Er is een leegheid in de fond die hij anders niet heeft. Het werk van Co Breman (No. 3 en No. 4) is bizonder onder den invloed van den hel deren schilder Hart Nibbrig. Het mist de helheid en doet de meeste oogen daardoor aangenamer aan, maar het is feitelijk minder : het neemt het gegeven van Nibbrig en oversaust het met donkerder saus en ontneemt dus wat bij den origineelen schilder waarde geeft : zonne- verlicht zijn en klaarte, van vrooljjke, zuivere kleur. Coert aarzelt. HU weet niet wat te doen. Hij heeft geen neiging tot inpressioniame in zich, eer der tot scherp en nauwlettend teekenen (hij stond een tijd onder invloed van Verster) maar in zijn laatste periode verliest hij zijn scherpte en mist toch geen losheid, verliest z'n gedetailleerde kleur voor zoogenaamde stemming, die in groezeligheid en slapheid bestaat. Van van Daalhoff is er een Stilleven en een Stadsgezicht. Het Stadsgezicht is in een goudachtige oranjetoon geschilderd "en heeft, zooals het werk van deze, een romantischen, illustratieven kant. Waarom illustreert hij niet eens 'n boek ? Het Stilleven is bizon der leeg. Een geelaarden pot staat op een tafel, bedekt met gekleurde kleederen. Er is geen enkele concentratie in dit gansche ding. Het is even leeg als het groot is. Beter ware het zoo hij de romantische werken, die hij schildert, terug bracht tot een klein formaat en dat daardoor de ontroering weer opge hoopt wierd, in de kleiner ruimten zich weer verdiepte, en dat met dit mee de kleur uit gesprokener werd, levender. Ze is nu dikwijls doodachtig. Van Dankmeijer is er een land schap, dat wel iets van een schilderij aan zich heeft, maar wondervol in de verf zit, van Van Eek een paar studies. A. Gildemeester heeft een kindje in 't groen, in een lichten toon geschilderd en waarvan het ge zichtje ten minste iets heeft van een kindgezicht. Het Stilleven van G. D. Gratama heeft een fout, die we binnenkort meer kunnen verwachten. We verwachten een tijd dat er weer zorgvuldig geteekend zal worden en dat de vorm een overheerschend bestand deel zal worden van een schilderij, tegenover het impressionisme dat de kleur vierde. De fout is, van dit Stilleven, dat het precies is, maar dood. Precies te zijn is goed, misschien het beste, maar dood-zijn deugt niet. Er is een gemberpot op dit Stilleven die het u duidelijk maakt. Het lijkt op de tegeltjes van het schilderij van Bisschop ook deze zijn precies, ook deze zijn dood. Ze laten u totaal onverschillig. Van den heer Hageman is er een portret dat boven alle beschrijving is. De Naaktstudie (beeld) van Th. van Hall mist de sobere bedwongenheid die andere beelden van haar sierden, die ze iets gaven van Egyptisch werk dit is houterig, ongracieus en koud. Henricus heeft hier een paar ouëdingen. Hijner. Het is onbeschaafd maar niet zon der pracht ; het is rauw van kleur, maar het is geschilderd. Hij heeft een neiging tot bijzonder volle zware blauwen en tot een vette schildering, maar het mist voornaam heid. Zoo het die ooit mocht winnen, zou het zeker goed werk worden. Zoo het de grof heid mocht wijzigen tot een beheerschte intonatie. Van Jordens is hier een bran ding om je dood te lachen, van Mej. H. van Stockum een vies ventje Na de Serenade" en een raar-kleurige Brabandsche boerin. Moulijn, No. 46, Avond". Het werk heeft overeenkomst met dat van Wiggers soms, maar het is weeker en daardoor soms fraaier van kleur. En het is van den beginne af verschrikkelijk het zelfde gebleven. Er is geen stijging noch ruimte aan. *** Zal ik al de anderen ook nog noemen? Ik besprak de voorgaanden, om hun fou ten ; ik wilde dat ze te bespreken geweest

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl