De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 13 april pagina 10

13 april 1940 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

LillillllllUIg Straatlied en tijdslied Albert Heiman ?T"WEE enthousiaste verzamelaars van straatI liederen, dr. J. Moormann en vooral de heer D. Wouters hebben door een aantal publicaties in de laatste jaren bij velen een grote belangstelling gewekt voor deze lang uit het oog verloren en toch zo belangwekkende en leerzame volkskunst. Maar gelijk het zo vaak gaat, heeft men eeuwenlang de betekenis van deze afspiegeling van de volksziel en van de meest elementaire gevoelens en gedachten die in den mens leven, op kortzichtige wijze onder schat, thans dreigt het gevaar, dat men zich niet duidelijk de onoverbrugbare kloof bewust blijft, die er ligt tussen de liedkunst van de straat, en die andere volkspoëzie, welke de eeuwen trotserend, nog steeds is blijven leven, nog steeds in haar toevallige anonymiteit ontroert als het werk van de beste meesters. Men kan daar de verzamelaars en publicisten geen verwijt van maken, maar omge keerd kan er niet genoeg op gewezen worden, welk een hemelsbreed verschil er ligt tussen bijvoorbeeld Het daghet in het Oosten" en de een of andere recente berijming van een moordgeschiedenis. Ik wil voor ditmaal de aandacht vestigen op n merkwaardige factor onder vele andere. In hun fraaie, voor eiken liefhebber boeiende bundels Het Straatlied" (Uitg. Mij. Holland, Amsterdam) hebben Moormann en Wouters er de nadruk op gelegd, dat het hun te doen was om volledige teksten en niet om fragmenten of refreinen alleen. Van verzamelaarsoogpunt mag dit begrijpelijk zijn, voor wie het om de poëzie te doen is, blijkt het een mis vatting, want de meeste van die oude volks liederen die niet alleen interessant zijn, maar boven dien ontroeren door een eigenaardige schoonheid, een typisch poëtisch gehalte, danken deze eigen schappen voor een niet gering deel aan hun onvol ledigheid. Immers het fragmentarische geeft aan de woorden juist een diepere en haast geheimzinnige betekenis; het half-begrijpelijke dwingt tot gewaagde associaties, tot sprongen van de fantasie die in het gedicht een ongewone spanning teweegbrengen. HEBT ge weieens een levendig gesprek gevolgd, dat iemand aan n kant van de telefoonlijn voert, zonder dat gij de antwoorden van den ander kunt verstaan? Het onschuldigste gesprek kan dan plotseling iets heel dramatisch, een bizarre bekoor. lijkheid krijgen, waarvan een handigerd als Cocteau dan ook als stijlmiddel gebruik heeft weten te maken in geheel de opzet van La voix humaine". Het onvolledige prikkelt; het ongezegde, slechts vaag ge insinueerde is in de poëzie minstens even belangrijk als het scherp-uitgesprokene. Daarom juist is de dichtkunst tenslotte meer het product van een schemertoestand van het bewustzijn, dan van het levendig, inventief vernuft. Bij de oude Spaanse romances is het geval bekend en al vaker besproken. Zeer vele zijn slechts heel onvolledig en in onbegrijpelijke brokstukken bewaard gebleven; de brokstukken zijn soms door spelingen van het toeval heel willekeurig aan elkander gevoegd. Maar dat zijn juist de mooiste romances geworden, een soort van halve natuur producten, doorbelichtingen van palimpsesten, dub bele opnamen, waardoor alle realisme uit de foto's verdwenen is en droomelementen ontstonden. Of blader eens in zo'n recente uitgaaf van Sappho bijvoorbeeld. Een paar honderd fragmenten, bijna niets dan fragmenten, soms maar een halve versregel: Over hun ogen spreidt zich de zwarte slaap...." Of het welluidende parthenon adufonon", een maagd met zoete stem", waaruit gans een eeuwenoude droom weer omhoogbloeit, verblijd met de geuren van alle Aegeïsche lentes. Welkvolledig vers bezit zulk een kracht? Het onuitgesprokene is de negatieve pool die onontbeerlijk is om door deal te positieve woorden geëlectriseerd te doen worden. De zogenaamde sprongen in onze eigen middel eeuwse liederen oefenen gewoonlijk eenzelfde werking uit. Stellig hebben de toenmalige dichters getracht vollediger te zijn; ook de Middeleeuwen kenden hun eigen rationalisme. Maar de eeuwen die veel schatten lieten verloren gaan, deden ook i gispen i I woninginrichting J meubelen lampen amsterdam den haag rotterdam nuttig werk met het afbrokkelen van onnodige ballast, met het verminken van het al te stoffelijke, om weer steunpunten te verschaffen aan de geest. Wat in zoveel van de door Wouters en Moormann verzamelde straatliederen een bezwaar blijkt, is eerder hun al te grote volledigheid, die als het ware de in kiem aanwezige poëzie stuk praat. Sluipt er een enkele maal, ondanks de censuur der verzame laars een corrupt stukje in, dan kan het gebeuren dat men ook plotseling een vleug gewaar wordt van de atmosfeer der oude Spaanse romances, van sommige epische fragmenten uit onze eigen letteren, van die ene enige regel, die thans voor ons aller oudste stukje lyriek doorgaat: Hebben alle vogels hun nesten begonnen, behalve ik en jij...." Wat zeker minder bekoorlijk zou zijn wanneer het langer geweest ware. Zo staat ook in het straatliedje Van een vlaams meisje met een fransman" het onberedeneerbare: Men zag de mensen lopen en vliegen door de wind, Is daar iets nieuws te kopen, hetgeen men zelden vindt, Kwam in de nacht onverwacht, een juffrouw van de (grenzen, Die haar een zuster bracht. Een paar mooie, surrealistische, spookachtige regels.... Ik geloof dus, dat de verzamelaars er goed aan zullen doen, ook het corrupte en onvolledige materiaal niet zomaar ter zijde te leggen. Hun eigen betoog, dat het zo belangrijk is deze docu menten te bewaren, geldt minstens evenzeer voor de brokstukken en scherven die zij nu geneigd zijn uit collectionneurs-overwegingen af te wijzen. Het zijn geen postzegels. TERECHT heeft de heer D. Wouters zijn onlangs verschenen bundel Na veertig jaar" (Moor man N.V. Nijmegen 1940) den ondertitel documents humains" gegeven. De daarin verzamelde populaire rijmelarij en poëzie die betrekking heeft op de Boerenoorlog, is lastig bijeen te brengen onder de algemeene noemer van Straatlied". Veel daarvan is immers nooit werkelijk de straat op gekomen, of een lied geweest in de zin van een speciaal voor zang geschreven tekst. Het zijn eigenlijk tijdsgedichten", waaronder echte tijds liederen, die dan ook de dagen van hun ontstaan en eerste actualiteit ternauwernood overleven. Zoals ook geen van de hier nagedrukte gedichten (met uitzondering van die der Afrikaners zelf, misschien) als dichtkunst nog betekenis heeft in deze tijd, na nauwelijks veertig jaren. Betekenis heeft nog slechts het tijdsbeeld der mensen, dat daarin vervat ligt, en dat natuurlijk juist door ouderdom aan interesse wint. Bij tijdspoëzie" komt het dan ook minder op het tweede element, dan wel op het eerste der Architectuur In memoriam DEZE week overleed architect J. F. Staal, enkele weken geleden stierf architect Ir. J. B. van Loghem. Het is een moeilijke taak een herdenkingsartikel te schrijven, indien men er althans niet voor voelt gebruikelijke banaliteiten te lanceeren in de trant van van de dooden niets dan goeds". Geen van de beide gestorvenen verdient een dergelijke behande ling door de overlevenden. Hun formaat, de stijl van hun leven, verplicht ons niet tot dergel ij ke vormelijkheden, omdat zij beide ver boven den middelmatigen burger uitsteken, wiens eenige wensch is dat zijn deugden nimmer vergeten, en bij zijn overlijden zorgvuldig vermeld zullen worden. Deze architecten waren wel zeer verschillend in hun carrière en in de rol die zij in de Nederlandsche architectuur hebben gespeeld. Van Loghem begon zijn loopbaan als architect te Haarlem, waar hij over gebrek aan opdrachten niet te klagen had, zoodat hij spoedig naam maakte als modern architect. Maatschappelijk geslaagd", was echter een door Van Loghem niet begeerde, althans weinig getelde positie. Maatschappelijk stelde hij zijn idealen anders, en ten slotte offerde hij alles op, om in Rusland, waar hij waarachtiger mogelijk heden voor de architectuur verwachtte, zijn werk kring te zoeken. Architect Staal heeft ongetwijfeld in zekere perioden van zijn leven wel maatschappelijke idealen nagestreefd die niet strookten met de algemeen geldende. Hij heeft zich daartoe echter nimmer van deze maatschappij afgekeerd, doch in dit volle leven samenstelling aan. De dichtvorm werd toen als thans enkel gekozen, omdat zij gemakkelijker en directer aanspreekt, lichter een tijdlang in het geheugen blijft hangen, bijna altijd nog de waarde van spreuken en een zekere magie behelst. De tech niek hiervan blijft op zonderlinge wijze door de eeuwen heen gelijk. Er zijn straatliederen die in vorm, zelfs in regellengte en structuur in niets verschillen van de oud-Spaanse romances (volks poëzie bij uitstek, die nóg hier en daar in middel eeuwse gedaante voortleeft) of van middelnederlandse wereldlijke en geestelijke liederen. Let men op de inhoud, dan is het vaak grappig te zien, met welk een heldere blik de woordvoerders der massa" in het tijdsbeeld juist die zwakheden ontdekken welke een zekere eeuwigheid" hebben, die altijd min of meer de zwakheden van onze samenleving blijven. Zou men vandaag niet, met evenveel recht als voor veertig jaren kunnen zingen: Het was met telegrammen Altijd niet in de haak. Zij vielen bij de meesten Niet altijd in de smaak. Het is alras gebleken, Dat het meest leugens zijn,\ De waarheid werd verduisterd Dat weet nu groot en klein. HET is deze algemeen-geldige, in haar elemen taire waarneming en uiting voor alle tijden en alle omstandigheden doorslaggevende inhoud, waar aan een soms zelfs stuntelige rijmelarij haar waarde ontleent. En aan dezelfde factoren dankt ook het kerklied (men zou mogen spreken van het gewijde straatlied) zijn leven in een zo liedloze tijd als de onze. In zijn Beknopte geschiedenis van het Kerk lied" die meer dan een geschiedenis" een bloem lezing is, heeft prof. G. van der Leeuw zich dan ook onwillekeurig beperkt tot het kerkelijke volks lied, waarnaast het kunstlied in psychologisch en religieus opzicht nauwelijks van belang is. (Wolters, Groningen 1939). Het christelijk-gcdsdienstig gevoel, collectief in wezen, dat onze samenleving door traditie en opvoeding alsnog beheerst, geeft aan het kerkelijke volkslied een levenskracht, die het wereld lijke lied van Jan-en-alleman, het straatlied in uitgebreide zin, bijna geheel begint te ontberen. Dat behoeft niet altijd zo te blijven. In tijden van grote gemoedsspanning en bewogenheid, bij collectief gevaar, leed, bewustzijn, ontwaakt ook de poëtische kracht van een volk. In dat opzicht reageert de gemeenschap precies zo als het dichter lijke individu. Tijdens de Spaanse burgeroorlog hoorde en zag ik om mij heen een nieuwe volks poëzie ontstaan, in een omgeving die tevoren niet bepaald creatief aangelegd was. Dat zou evengoed in ons land het geval kunnen zijn. Kunstmiddeltjes helpen niet; noch het kijken naar de voorbeelden uit andere tijden. Volkspoëzie is altijd tijdspoëzie; en het ontijdelijke daarin datgene, wat aan leed en vreugde, droom en werkelijkheid van allen een vertolking vond, en stellig nog vinden kan. getracht zich zelf te verwerkelijken. Het heeft geen zin de groote reeks werken, waarvan de Rotterdamsche beurs het laatste is, op te sommen. Zij zijn algemeen bekend uit de dagbladartikelen der laatste dagen. Werken van van Loghem ? Ongetwijfeld niet zoo indrukwekkend van omvang, maar daarom niet minder belangwekkend. Van Loghem vocht in zijn werk steeds met zich zelf. Hij trachtte steeds zich zelf te verbeteren en niets was hem zoo onsympathiek als een vaste methode" van werken. Staal vocht meer met anderen, in zijn werk trachtte hij anderen te overtreffen. Van Berlage bereikte hij via de Amsterdamsche school de invloeden van het nieuwe bouwen. Hij realiseerde op perfecte wijze wat anderen bedoelden en zij vaak onuitgevoerd moesten laten. Zijn invloed op de architectuur en op de waardeering van architectenwerk is hierdoor zeer groot geweest. Daarnaast droeg Staal den jongeren een warm hart toe. De waardeering die hij voor hun werk vroeg, vooral in ambtelijke kringen, die alleen kunnen accepteeren wat erkend" wordt, is een steun geweest die zij noode zullen missen. Hij was een figuur van formaat in de Amsterdamsche architectenwereld, zooals slechts weinig voorkomt. Van Loghem bracht het nimmer tot een dergelijke officiëale" invloed. Zijn contact met de jongeren was echter veel inniger, en van een geheel andere soort. Beide zijn zij architecten geweest waarover de opkomende jongere architecten-generatie zelfs in haar meest critischen tijd met eerbied sprak en dacht. Beide begrepen dat zij het laatste woord niet gesproken hadden en de wijsheid niet in pacht hadden. Het is te wenschen dat de thans levende archi tecten-generatie dit lichtend voorbeeld voor oogen houdt! B. MERKELBACH PAG. 10 DE GROENE No. 3280

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl