De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 13 april pagina 12

13 april 1940 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

VOORJAAR PARIJS-AMSTERDAM Da manntquin daalt ondir o/gamsene aandacht zelfbewust ,van het podium af; zij draagt' een :<? gnj'z3 tailhur Good Byz" met bijpassende tinrahluh. Negen Fransche mode> huizen toonen hun modellen in het Amsterdam s c h Carlton Hotel ""^"WAALF honderd menschen zaI ten Zondagmiddag bij de thee ? in het Carlton Hotel, om de modeshow van negen van de beroemd ste Fransche huizen te zien. Twaalf honderd menschen wil zeggen: vóór het hotel, in de strakke Vijzelstraat een va et vient" (maar meer vient dan ,,va") van Amsterdammers in hun beste kleeren. Men kan niet naar een modeshow gaan zonder zich op zijn mondainst aangekleed te hebben. Parijs zal ons oordeelen, vreezen wij, meer dan wij dat Parijs zullen doen. Twaalf honderd menschen wil zeggen bijna voetbalmatchachtige menigten in hal, in liften op de roodbelooperde trappen van dit gebouw. Twaalf hon derd menschen wil zeggen drie a vier groote zalen vol met kleine tafeltjes en daaromheen op kleine stoeltjes dames met nieuwe voorjaarshoedjes, in mantelpakken, in japonnen van winterschen of voorjaarssnit; en daar bij oude en vergrijsde echtgenooten in stemmige pakken, jonge en geplaktharige mannen, in uiterst correct ge sneden costuums, heele families met dochters en zoons, grootmoeders en oudooms, en over dit alles een stem ming als bij een première, hoewel het geen première is ! Het is al verder in het seizoen, de collecties waren al lang uit. De modellen zijn voor een deel al verkocht en gedragen, gecopierd en weder gecopiëerd. En den vorigen avond werd de show reeds gehou den aan het diner dansant. Maar toch première-stemming. Dat de huizen niet bereid waren hier eerder hun col lecties te toonen komt ook voort uit het feit, dat het tegen hun belangen strijdt, hun modellen den modieuzen volke te vertoonen, zoolang deze mo dellen nog de griezelig hooge waarde hunner nieuwheid en exclusiviteit hebben. Nu zou namaken voor het huis niet die nadeelige financiëale gevolgen meer hebben. Tusschen al deze keurig en chic gekleede menschen, over de meters en meters lange plankiers die door die zalen een goed zichtbaren wandelweg voor de mannequins scheppen, loopen voorloopig nog de kellners met bladen om al deze menschen te voorzien van dat wat des tea's is: koffie, thee, sandwiches, taartjes. En men eet, met ellebogen stootend tegen stoelen van buren, sigarettenasch morsend op het tafelkleedje, oogend naar ken nissen of vreemden, zich voelend ge kleed in een gemeenschap van gekleeden en wachtend op de dingen die komen gaan. DAN flitsen de lichten aan; speciaal opgehangen felle lampen van daglichtachtige allure. Het strijkje, dat niet toepasselijke Hongaarsche muziek gespeeld heeft, gaat over in niet toe passelijke Weensche en Russische muziek en daar komen de mannequins. Zij treden te voorschijn uit ruim gedra peerde portières van roode, blauwe en witte stof waarover een oranje wimpel. Afgezien van het oranje zijn rood, wit en blauw ook de kleuren van de Fransche vlag en dat geeft deze modemanifestatie een actueel tintje. Achter de mannequin die uit het geheimzinnig land van ,,de stallen" (zooals dat bij een circus heet) te voorschijn treedt, komt een kleine chasseur naar buiten en houdt een bordje op, waarop in duidelijke letters den naam van het modehuis vermeld staat: Alix, Jeanne Lanvin, Lucien Lelong, Maggy Rouff, Molyneux, Jean Patou, Paquin, Robert Piguet, Worth. Het eerste, wat ieder opmerkt, zijn de mannequins. Dat is ook heel be langrijk. Wat gedragen wordt is in den geest bijna niet los te maken van door wie het gedragen wordt. En dus wijdt men zijn aandacht aan de frangaises, die voor elk huis als mannequin meegekomen zijn. Zij zijn sierlijk, hebben de bewegelijkheid en de kleine maat" van de Fransche vrouw; zij dragen deze japonnen, mantels, taillaurs niet alleen, zij acteeren ze. Dra gen zij iets grappigs dan toonen zij dat al door het plezier, dat er uit hun gezichtje straalt. Zij schijnen gelukkig in hun rol, of het die is van een grande dame", waarin Jeanne Lanvin sterk schijnt, van een jeune fille" waaraan Maggy Rouff eerder schijnt te denken, of van een gamine", waarvoor Paquin's mannequin ge schapen schijnt. Zij zijn, als actrices, begeerig naar applaus, dat soms ook opklatert en zij toonsn zich ongelukk'g als zij het niet krijgen en geschrokken als het klinkt, maar niet voor haar maar voor een concurrente. Het is, behalve een modeshow, haast een concours d'élégance. Of het heeft, iets van een renbaan, met vurige ijdele paardjes. En het publiek, langs de plankiers, critiseert, applaudisseert, be wondert, geniet, zucht, kijkt en is in voortdurende spanning. Want het tempo is snel. Als de eene mannequin nauwelijks voorbij is en aan de anderen kant der zaal voor de tweede maal langs komt, verschijnt al weer de nieuwe op het podium. Dat is Fransch en het heeft als opzet, dat het te gauw gaat om gelegenheid te geven de détails te onthouden, te noteeren of zelfs te teekenen. De concurrentie....! Zelfs is het, vroeger in oorlogstijd, voorge komen, dat vertegenwoordigers van huizen van met Frankrijk in oorlog verkeerende, landen op de show kwa men om zóó gratis te krijgen waarvoor zij in vredestijd heel veel geld moesten betalen! En dus wervelen de manne quins voorbij, in hun jonge pratie, in hun kostbare gewaden en laten ons verbaasd, verbijsterd telkenmale ach ter. Want het bijzondere aan die Parijsche supermode is, dat het onbe schrijfelijk is. Men zou het uit kunnen leggen, verklaren, beschrijven. Men zou staaltjes van de stof, stukjes van de garneering kunnen toonen. Men zou het na kunnen maken en toch. .. . het is iets onvervangbaars. Het zit hem niet in de garneering, noch in de coupe, noch in de stof, noch in details: het is een wonder dat niet voor herhaling in aanmerking komt. En hoe eenvoudig zijn de jurkjes; overdruk lijkt daarnaast bij na alles wat door het publiek hier gedragen wordt. Als een bijzonder sensationeel toilet voorbij komt, of de mannequimn er bijzonder verleidelijk uitziet, wat vaak dus samen gaat, wordt het in eens even stil: men kijkt en praat niet; en dan breekt het gesprek los. Opge wonden debatten aan de tafeltjes, uitroepen over en weer. Fotografen versperren den mannequins den weg, filmoperateurs laten haar even rond draaien en glimlachen, wat zij met feillooze techniek doen. En verder gaar het weer. Er zijn avondjaponnen, met veel ruimte van plissés van voren en van achteren strak (Maggy Rouff); er zijn tweekleurige omkeerbare zijden mantels over identieke zijden japonnen (Piguet); er zijn modellen met zulke suggestieve namen als Magie", Jours heureux", Maharannée", Pile ou Face", terwijl andere huizen hun modellen aanduiden met het zakelijke: Robe No. 1082". WAT nu de conclusies op mode gebied zijn ? Half April is te laat om ze te trekken. In alle modemaga zijnen vindt men al modellen die familie zijn van de exclusieve stukken die hier gedragen worden. Bontjassen van Paquin van vele tienduizenden guldens, avondjassen van even zoo vele duizenden, japonnetjes of mantels van een gelijk aantal honderden. Het doen trekken van conclusies was ook niet de bedoeling van deze simultaan-show. Zelfs niet rechtstreeksche reclame voor de speciale huizen: er werd niet verkocht. De opzet was alleen reclame te maken voor de Pa rijsche mode, voor Frankrijk's onverbiddelijkste dictatuur: die der haute couture! NEEN, dat kleine wereldje is niet een kinderkamer of een aqua rium. Het is het hofje waar onze vroe gere naaister woont. Af en toe ga ik haar eens opzoeken. Ze woont in een klein kamertje waar je je nauwelijks in bewegen kan, maar ze is er tevreden mee, en vol dankbaarheid. Ik krijg een kopje thee. Wat een mooie theelepeltjes heeft u", merk ik op. Ja, die waren nog van mijn moeder zaliger, maar er is er een zoek geraakt." Wat jammer is dat". En dat meen ik, want het zijn erge mooie lepeltjes. Och, weet u, het is toch maar aardsch goed. Maar twaalf hooren bij elkaar, het is zonde." Wat vindt u van den oorlog?" vraagt ze. Het is niet de eerste keer dat mij deze uiterst moeilijke vraag gesteld wordt. Ik zeg maar dat je er niets van kan zeggen. Vindt u dat niet vreeselijk van die schuilkelders?" zegt ze beverig. En ik, nuchter: Het is tenminste goed dat ze er zijn." Maar moet u eens denken als we er allemaal ingegooid worden. En dan daar maar zitten, zonder gas en electra." Op een hooge piedestal met een kleed je er op ligt het Boek. Met haar oude wijsvinger tikt ze er tegen: Daar staat alles in, de heele oorlog staat er in. Kent u de Duitsche vlag ? Daar staat een adelaar in. Een gemeene vogel is dat. En in de Engelsche vlag daar staat een bul. Een valsch beest. Maar in de Hollandsche vlag zit een leeuw. Klein maar dapper. Dat staat allemaal ge schreven, weet u?" Ik knik, een beetje beschaamd, want ik heb het er niet in gelezen. Achter het vrouwtje hangt een groote vergeelde lap fluweel op de muur. Vol met speld jes en zoo. Ze ziet dat ik het zie, en gaat verder: Weet u, ons land heeft altijd vrede gehad. Dat komt omdat we zoo goed zijn. Elke week hebben we collecte. " Ik knik weer; misschien heeft ze ge lijk. Als er weer collecte is zal ik niet klagen. BARBARA PAG. 12 DE GROENE No. 3280

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl