De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 17 april pagina 5

17 april 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMITBBBAMMBB WBBKBLA» TOOX VlBBBLAXBv KUNSTNIJVERHEID. Vignet. 't hem zoowel als'anderen voortdurend bezighoudt de verbeteringen aan te bren gen, die deze jonge kunst nog zoo noodig heeft, is zooals ik hierboven reeds aan stipte 't feit, dat hij versiering aanbrengt en de wijze, waarop hij dit doet, zijn onderscheidend kenmerk. Want in de eerste plaats is hij houtsnijder. Leerling der kunstnijverheid- en ambachtsscholen te Amsterdam, waar Cuypers, zoon van dr. Cuypers, de kunst geschiedenis doceerde, terwijl Zijl en Vignet. 'f ' Stoel. J. W. DE GRAAFF, Meubelmaker en Houtsnijder, Blarikum. Na langen dommel, in 't nauw gebracht door 't fabriekswerk, begint de kunstnqT«rbeid merkbare teekenen van oplevmg te vertoonen. Met klimmende belangstelling wordt kennis genomen van «l wat er op dit gebied gepresteerd wordt en we zijn reeds zoover gekomen, dat er verschil van richting in onze nieuwe jf^feruikskunst valt waar te nemen. Het werk van de Graaff, waarvan voorbeelden hier tusschen den tekst zijn bloemen, dat in deze zucht om de logische constructie in volle eer te herstellen een ander gevaar schuilt, nl. dat van een zijdige overdrijving. De nieuwe meubelen toch hebben over 't algemeen voorloopig dit bezwaar, dat onder de rechtzinnigheid der constructie de vorm wel iets lijdt, terwijl het gemak wel in de laatste plaats in overweging komt. Toch mogen zoowel de eene als de andere eischen aan elk gebruiksvoor werp worden ge steld, 't Behoeft wel geen be toog, dat de kun stenaars, die zich aan toegepaste Tafel. Tetterode hem de techniek van steenen houtbewerking leerden, openbaarde zich gaandeweg bij hem de zin voor houtversiering en koos hij het meubel vak om toegepaste kunst te maken. Zoo zien we hem na volbrachte studie en eigen oefening voor 't eerst zelf standig optreden te Zalt-Bommel onder den St. Maarten", waar hij ontwerper was van meubels en houtversieringen en de versieringen zelf uitvoerde. Hier was hij in de gelegenheid de practische zijde van 't meubelvak grondig te leeren. Dit resultaat eenmaal verkregen en om nog vrijer zijn eigen opvattingen te kunnen belichamen besloot hij geheel zelfstandig te gaan werken en vestigde hij zich te Blaricüm, waar hij thans als hoofd en eenig ontw%rper zijner eigen verminderd en de Ijjn eleganter kon. Maar, daarenboven wil hij, mits geen streep van de vooropgestelde wet der redelijkheid afwijkende en zonder't doel van 't voorwerp te schaden of aan 't materiaal geweld te plegen, versiering aanbrengen waar hij kan. Dit is naar zijn meening de eenige weg om 't kunst handwerk niet in 't handwerk te laten verloopen, maar het tot kunst te ver heffen, en hij beschouwt de versieringslust als een natuurlijke capaciteit van alle tijden en stijlen, die niet willekeurig is aan te nemen of af te leggen. Immers al bij de meest primitieve volken zien Fauteuil. om in 't werk frisch te blijven en aan 't gevaar te ontkomen, de natuur te verwerken zooals de voorgangers dat deden. De grootste schoonheid van een toegepaste versiering, moet dunkt me, voortkomen uit een samentreffen van de volgende gegevens: juiste keuze van onderwerp of motief; vorm door den gebruikseisen gesteld, uitvoering geëi gend aan materiaal en doel. In tegen stelling met sommige versieringen in hout, juist in tijden van stijlver val, die met de eigenaardigheden van 't materiaal geen verband hielden en bijv. bloemen en dieren op meest natuurvolgende wijze weergaven, stelde de Graaff dit als eerste vereischte voorop en 't komt me voor, dat hij daardoor wel eens vervalt in wat te starre, te vlakke of te scherpe vor men. Die versieringen, waar directe natuurstudie aan is voorafgegaan en waar hij niet eenvoudige plannen een rustige houding van eenig dier of 't oraamentaal begrip van een plant wist weer, te geven lijken me het best geslaagd. f Wandkastje. opgenomen, verdient, als vertegenwoor digende een dezer richtingen, wel afzon derlijk vermelding. Het persoonlijke zijner gebruiksvoorwerpen, dat voor een groot deel gelegen is in de wijze der versiering, geeft hem een eigen plaats onder zijn vakgenooten. Bij schijnbare en tot op zekere hoogte bestaande over eenkomst van vorm, onderscheidt hij zich vooral hierin van hen, die van versiering zoo bizonder weinig willen weten. En deze neiging om alle ornament angst vallig te vermijden, is in de laatste jaren sterk heerschend. £Tu de puriteinsche architect Berlage, die met strakke breede lijnen zulke grootsche effecten van imposante sober heid weet te bereiken, 't voorbeeld gaf, komen jongere geestverwanten ditzelfde principe op 't kunsthandwerk toepassen. Wee geworden van al die overbodige rede- en wezenlooze kwikken en krullen van den ratjetoe-stijl, die de bedenkelijke kunst of liever 't kunstje verstond de meest heterogene elementen in een ge bouw of gebruiksvoorwerp bij elkaar te flansen ('n krulletje hier en'n blommetje daar maakte immers den sprong wel goed), hebben zij zich schrap gezet tegen dit gevaar en durven nu voor den dag komen met meubels, welker hoogste deugd ia, dat zij vooral logisch zijn. Een zeer groote verdienste zeker, te meer omdat deze eigenschap allerminst uit het on middellijk voorafgaande tijdperk kon ge leerd worden en omdat de pogingen om iets nieuws te geven, byy. de Belgische krulstijl van Van der Velde, niet meer dan n jammerlijke mislukking waren. Dat de nieuwe kunstnijverheid hier te lande er zich nu op toelegt te voorzien in wat te eenenmale ontbrak, is begrij pelijk niet alleen, maar ook historisch doch 't valt moeilijk te ver kunst wijden,zelf wel in de aller eerste plaats deze moeilijk heid zullen ge voelen en dat het steeds hun zorg uitmaakt aan deze bezwaren naar hun beste weten te gemoet te komen en we mo gen veilig vertrouwen, dat wij in de toekomst schoone resultaten van hun ijverigen arbeid hebben te wachten, indien zij ten minste het dogma, waar toe onze denkgrage tijd zoo licht leidt, weten te ontgaan. "Want 't is een stok oude waarheid, dat dogma de dood is voor alle kunst. Ofschoon deze algemeene opmerkingen ook 't werk van de Graaff betreffen en Fries. meubelmakerij fungeert en zichzelf even als vroeger, nog steeds belast met de vinding en uitvoering der versieringen. Het meubel redelijk en degelijk gemaakt, wel saamgesteld en edel gemodelleerd, dat is de opgave, die hij evenals de andere moderne gebruiks-kunstenaars zich in de eerste plaats stelt en uit nevensgaande voorbeelden mogen blijken wat hij tot heden toe hierin bereikte. Trouwens wie persoonlijk zijn werk reeds langer kent zal de opmerking maken, dat er vooruitgang te bespeuren is in de sierlijkheid en lichtheid ervan. In 't begin leidde het principe van den logischen bouw en de zucht om toch vooral van buiten te laten zien hoe hecht en weldoordacht 't stuk in elkaar zat er wel eens toe wat zwaar en plomp te worden, tot al doorwerkende bleek, dat zonder 't beginsel te schaden 't gewicht Schaakstukken. we de versiering reeds opkomen zoodra hun gebruiksvoorwerpen voldoen aan de eerste eischen van het gebruik, lang voordat de daaraan geëigende vorm vol maakt is. Zoo werd hij door dit inzicht er als vanzelf toegebracht, studie te maken zoowel van de historische en buiten-historische primitieven als van de volgroeide kunstperioden. Het andere gewichtige element zijner aandacht is de levende natuur, noodig Buffet. ' Spiegel. Een eigenaardigheid van zijn werk wijze is, dat hij dikwijls niet vooraf zijn model in klei vormt, maar de versie ringen dadelijk ter plaatse aanbrengt, daardoor vermijdende te geven een ge boetseerd ornament gecopieerd in hout. Hier en daar doet zijn werk aan dat van Zijl denken, 't Is te zien, dat hij niet alleen het technische van dien beeldhouwer heeft geleerd, maar ook veel sympathie voor zijn werk heeft. Vergeleken met de wónder-mooie, rijkversierde kunstvoorwerpen uit de werk plaatsen van Wisselingh (Cachet, Nieuwenhuis) kan men de gebruikskunst van de Graaff sober en eenvoudig van versiering noemen. De kunstnijverheid-artikelen van Wisselingh, superieur van opvatting en uitvoering als ze onbetwist zijn, kun nen, om de groote bewerkelijkheid en 't kostbaar materiaal alleen door zeer rijke liefhebbers worden aangeschaft. de Graaff's werk valt in dit opzicht meer in den geest van de Woning" etc. Zijn allereenvoudigste meubels, waarbij de versiering alleen gezocht is in een overgang, eindvormpje of lijstje, zijn ook voor bescheiden beurzen te krijgen en kunnen als zoodanig met alle kunstwerk van dien aard concurreeren. Wij meenen niet te veel te zeggen met de bewering, dat deze jonge kunste naar de hoop wekt, dat het hem bij ijverig doorgezette studie, zoowel van zijn vak als van de natuur, gegeven zal zijn, mee een deel bij te dragen aan den kunststijl van onze naaste toekomst. J. VOGELAAR.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl