De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 20 april pagina 4

20 april 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Actie en tegenactie De verliezen der Duifsche vlooi. Van onzen militairen medewerker DE strijd in het hooge Noorden is ontbrand en woekert voort, de aandacht van de geheele wereld is gericht op hetgeen zich daar in Scandinavi afspeelt. Inderdaad hebben de Duitschers aanvankelijk met verrassende snelheid hun slag geslagen, toen zij Denemarken overrompelden en een contingent troepen in Noorwegen hebben geland. De sterkte van deze overgebrachte troepenmacht is niet met zekerheid bekend, doch men mag aannemen, dat zij voldoende kracht bezit, om de belangrijkste punten in het Zuiden van het overrompelde land, dus aan de kusten van het Skagerrak en het Zuidelijk deel van de Noordzeekust van Noorwegen, waar belangrijke havens liggen, stevig in handen te houden. Zulks geldt niet voor de haven van Narvik, welke direct met het bekende ertsgebied van Noor wegen in verbinding staat en die, hoewel zeer vér naar het Noorden gelegen, al dadelijk een object voor de aanvallende Duitsche troepen heeft ge vormd. Natuurlijk werd de groote waarde van Narvik ook aan Britsche zijde erkend en al dadelijk zijn van dien kant pogingen ondernomen, om daar vasten voet te krijgen. Na eene eerste mislukking is men daarin ten slotte geslaagd en daardoor is den Duitschers een gevoeligen tegenslag toegebracht. Zooals het bij alle militaire maatregelen altijd gaat, zijn er steeds imponderabilia", welke bij de meest nauwgezette overweging en voorbereiding voorkomen, en zulk een onzekere factor was de mogelijke houding van het volk van Noorwegen. Waarschijnlijk hebben de Duitschers de overtuiging gehad, dat de bewoners van Noorwegen, slecht voor de landsverdediging uitgerust als zij waren, zich tegenover den indringer even lijdelijk zouden ge dragen als de Denen dit hebben gedaan, en indien deze verwachting vervuld ware geweest, dan zou de positie van Duitschland in Scandinaviëaanmerkelijk gunstiger zijn geweest dan zij thans is. Vandaar dan ook de uiterste pogingen van Duitsche zijde aan gewend, om met de Noren tot een bevredigend accoord te komen en de bedreiging met R cksichtslosigkeit" indien men het zou wagen, om de uitgestoken broederhand van den beschermer" niet te vatten. IN de episode van Scandinaviëheeft de leiding van de Britsche zeestrijdkrachten al dadelijk begrepen, dat zij hier de gelegenheid had, om een zekere roekeloosheid aan vijands' zijde uit te buiten. Deze waaghalzerij" ligt in de omstandigheid, dat Duitschland wellicht rekenende op de kracht van zijn luchtmacht gemeend heeft, de gewaagde onderneming te kunnen doen, zonder de overmacht ter zee te bezitten en wat erger is met eene maritieme minderheid. Het heeft daardoor voor de Britsche marine de mogelijkheid geschapen, om met eenige beleid een deel van de Duitsche zee macht te vernietigen. Inderdaad heeft de Britsche zeemacht van de geboden gelegenheid gebraik gemaakt en ook voor een deel tengevolge van den afweer door Noor wegen geboden is het gelukt, om de Duitsche marine gevoelige klappen toe te brengen. Van de groote schepen, waarover Duitschland beschikte, is thans niet veel meer overgebleven en hoewel die groote bodems voor Duitschland in dezen oorlog niet van zooveel waarde zijn, betsekent zulks toch een zeer ernstige schade. Duitschland bezat een tweetal groote slagschepen van 26.000 ton, n.l. de Gneisenau en de Scharnhorst en deze zijn beide verloren. Van de pantserschepen van 10.000 ton zijn behalve de Admiral Graf Spee, die in ZuidAmerika verloren ging nu ook de Admiral Scheeren de Lutzow (voorheen Deutschland) buiten gevecht gesteld. Daarmede zijn alle Duitsche pant serschepen van het krijgstooneel verdwenen. Aan zware kruisers van 10.000 ton had Duitschland er slechts n beschikbaar, nl. de Blücher de andere, de Admiral Hipper, staat nog op stapel en de Blücher is verloren gegaan. Voorts beschikt de Duitsche marine thans nog over de lichte kruisers (van 5.000 ton) Nürnberg, Leipzig, Köln en K nigsberg, daar de overige nl. de Karlsruhe en de Emden uitgeschakeld zijn. Van de 22 Zerstörer" (destroyers-, jagers) van 1625 ton zijn er een twaalftal vernietitigd en bovendien verloor Duitschland tot dusver nog minstens 19 transportschepen, 2 munitieschepen en 2 tankschepen. Indien men de verlieslijst zoo voor zich zist, dan moet men wel tot de conclusie komen, dat het avon tuur in Scandinaviëde Duitsche marine zeer duur te staan is gekomen en de winst, welke daartegen over kan worden geboekt, is thans nog gering. Waar gehakt wordt, vallen spaanders en de Britten zijn natuurlijk ook niet zonder kleer scheuren uit dezen strijd te voorschijn gekomen. De Britsche marine, die in de Scandinavische wateren bovendien nog gesteund werd door een heden van de Fransche zeemacht, is veel grooter dan de Duitsche, maar hoewel de Britten hier tegenover Duitschland met overmacht zijn opge treden, kon uiteraard slechts een gedeelte van de Britsche vloot voor deze onderneming worden gebruikt. Groot-Brittanniëheeft zoo vele belangen over de geheele wereld, dat het elders vele schepen noodig heeft, welke het niet weg kan nemen zonder zich zeer gevaarlijk bloot te geven. Van de groote Britsche slagschepen werden de Rodney (34.000 ton) en de Renown (32.000 ton) getroffen, doch omtrent het lot van deze schepen bestaat nog geen zekerheid. Voorts werden een tweetal kruisers licht beschadigd, doch de zwaarste tol hebben de destroyers" moeten betalen. Daarvan zijn er een tiental vernietigd, nl. de Hardy, Glowworm, Hunter, Ghurka, Hostile, Hotspur, Cossack, Eskimo en nog een tweetal, waarvan de namen thans nog niet bekend zijn. De krachtige pogingen, om de haven van Narvik te bemachtigen, hebben een groot deel van deze ver liezen tengevolge gehad. Den Britten was er terecht zeer veel aan gelegen, om dit zoo belang rijke punt aan de Westkust van Noorwegen te bezetten en zulks is hun dan ook maar niet dan ten koste van zware verliezen gelukt. Ten slotte zijn er in den strijd om Scandinavi aan beide zijden belangrijke verliezen geleden aan duikbooten en klein materieel, waaromtrent geen vaste gegevens voorhanden zijn. INDIEN men de balans opmaakt, dan komt men l tot de slotsom, dat de verliezen door de Britsche Marine geleden, gering zijn in vergelijking met die welke de tegenstander heeft te boeken, en uit mari tiem oogpunt beschouwd, heeft de expeditie in Scandinaviëden Duitschers tot nu toe groot nadeel bezorgd. Daaruit mag echter geenszins de gevolgtrekking worden gemaakt, dat de geheele onderneming voor de Duitschers een mislukking is, want ten aanzien van het verdere verloop van den strijd kan slechts de toekomst uitsluitsel geven. Het doel, hetwelk Duitschland in het oog had gevat toen het de zoo gewaagde expeditie tegen Scandinaviëondernam, was ten slotte, om zich lucht te verschaffen tegen de blokkade, waarin het zich als in een ijzeren ring bekneld gevoelt. Vooral aan zekerheid aangaande den toevoer van ertsen uit Noorwegen en Zweden, heeft Duitschland groote behoefte voor de oorlogvoering. De vraag is nu maar, of het den Britten is gelukt, om die zekerheid te vernietigen. Men heeft niet het recht, om die vraag nu reeds in beslist bevestigenden zin te beantwoorden. Wel kan men zeggen, dat het vervoer over de haven van Narvik voorshands uitgesloten is, dat het ge bruik van de Westelijke kust van Noorwegen (die de Duitschers ook steeds gebruikten als duikboot schuilplaatsen) bun ontzegd is, dat Denemarken geblokkeerd en het verkeer over Skagerak en Kattegat in hooge mate bemoeilijkt is, maar in hoeverre het vervoer over Zweedsch territoir onmogelijk is geworden, ook al werden er Britsche mijnen in de Oostzee gelegd, in hoeverre zelfs een expeditie tegen Zweden, met alle daaraan verbonden gevolgen en mogelijkheden, als uitgesloten moet worden be schouwd, daaromtrent is thans nog niets met zeker heid te zeggen. De vraag, of het den geallieerden mogelijk zal blijken, om Noorwegen met voldoende macht te hulp te komen, kan evenmin beantwoord worden, omdat de invloed van het luchtwapen hierbij over wegend is en op dit gebied is Duitschland nog ongeschokt en zeker niet de mindere van den tegen stander. Kortom, de episode in Scandinaviëschijnt nog niet uit haar begin-stadium te zijn getreden, doch men kan constateeren, dat dit begin den geallieerden een aanmerkelijk maritiem voordeel heeft gebracht. Geruchten, geruchten *f rET is op het oogenblik zaak, alle berichten j?l zeer critisch te beschouwen. Een week geleden ?*? -L woedde ,,de grootste zeeslag aller tijden" in het Skagerrak. Meer dan 250 vlooteenheden, 2800 vliegtuigen! Achteraf was het niet waar, althans niet in dezen vorm. Het doet er ten dezen nu niet zoo veel toe door welk bureau of door welke bureaux dit bericht of deze berichten gelanceerd waren. Hoe gaat zoo iets? De heele wereld wacht in spanning op gebeurtenissen die ieder verwacht en. ? ? ? waarop ieder hoopt. Amerikaansche kranten, die het, als de Engelsche en Fran sche, van straatverkoop moeten hebben, bellen drin gend het internationale nieuwsbureau op, dat hen van nieuws moet voorzien. ,,Is er niets?" Het bureau belt of telegrafeert het Londensche kantoor: ,,Is er niets?" Londen vraagt Amsterdam, Amsterdam vraagt Stockholm. De Stockholmsche redacteur belt mogelijke zegslieden op: burgemeesters van kustplaatsen aan het Skagerrak, of hij gaat er zelf op af, per auto, trein of vliegtuig. ,,Is er iets?" Ja, visschers zeggen dat ze daar en daar oorlogsschepen hebben gezien. Wel twintig!" ,,Ja. De veerboot is dertig schepen tegengekomen." Ja, vanochtend hebben we heel hard kanonvuur gehoord en er waren wel vijftig vliegtuigen." Tel dit nu bij elkaar op en de Stockholmsche cor respondent heeft een mooi bericht. Amsterdam deelt mede: Zooveel schepen en vliegtuigen. Er schijnt slag geleverd te worden." Londen geeft het door en voegt er geruchten aan toe van uitgevaren Engelsche oorlogsschepen. Amerika krijgt dit bericht in ver sterkten vorm, en laat het waarschijnlijk", onbe vestigde geruchten" een beetje in den achtergrond verdwijnen. De kranten, gedreven door concunentiezucht, komen op straat: Zooveel schepen nemen deel aan grooten zeeslag". New Yorksche correspon denten van Zweedsche bladen seinen weer naar Stockholm: Wat is waar groote zeeslag Skagerrak". De redacties van die bladen te Stockholm informeeren direct op het Zweedsche ministerie van Marine. Die tween waarschijnlijk nog van niets. Ze bellen een commandant op van een havenplaat s: Is het waar dat er honderden schepen in het Skagerrak vechten?" De commandant gaat op onderzoek uit, spreekt de zelfde menschen als de eerste berichtgever, zegt: Ja zeker, Excellentie" en het ministerie bevestigt het bericht. Onmiddellijk bevestigen alle groote en uiterst serieuze persbureaux de Amerikaansche beweringen en de grootste zeeslag is geboren en wordt ook hier op straat gevent. Het spreekt van zelf, dat deze toevallig ontstane ge ruchten met een minimum van inspanning kunst matig in het leven geroepen kunnen worden. Het is niet moeilijk om in een of andere Amerikaansche krant een gerucht uit Europa als waarheid te doen opnemen en het daarna als vaststaand feit naar Europa te doen terugzenden. Als iets eenmaal op de kabel is", zei mij een Nederlandsche deskundige op dit gebied, krijg je het er niet meer af". Een voorbeeld van zulk een werkmethode is het geval met de Engelsche troepentransporten op weg naar Ne derland", een bericht dat als vaststaand was opge nomen in een obscure Washingtonsche krant, waar van Duitschland een New Yorksch blad maakte! Een heel apparaat is er zoo opgebouwd om de publieke meening te bereiken. Want de moderne berichtgeving is bliksemsnel; de reistijd van belang rijke berichten kan geteld worden in seconden. Radio, ijl-gesprekken per telefoon tegen vele malen verhoogdtarief, eigen teiexlijnentusschen hoofd: t eden bren gen het nieuws rond in record-tijd. De gevaren voor fouten zijn daarmee groot; wachten op absolute be vestiging duurt te lang. En te groote bedragen zijn gemoeid met het al of niet doorzenden van een belang rijk bericht. Als een concurreerend bureau iets tien minuten eerder heeft is het zijn concurrenten beslis send voorgekomen. In de eerste week van den oorlog gaf een groot bureau dat ook in Nederland gevestigd is aan radio-, telefoon-, telex- en telegraaf-verbindin gen meer dan een ton uit! Is het wonder dat er op gebeurtenissen vooruit geloopen wordt die bijna zeker, zeker, zoo goed als zeker of misschien wel niet te wachten zijn? Daaraan danken wij berichten over landingen, die nog niet geschied, gevechten, die nog niet geleverd zijn. Vaak komt de gebeurtenis een dag na het bericht; dikwijls komt zij ook niet. De Hollandsche dagbladen zijn voortdurend bezig, hun kolommen zoo zuiver mogelijk te houden. Maar het is eenvoudiger nieuws in de krant, dan nieuws uit de krant te krijgen. Daarom doet ieder verstandig, te beginnen met iets niet te gelooven. Alleen officieel of van vele zijden bevestigde berichten kan men vertrouwen. En zelfs daarmee moet men tegen woordig voorzichtig zijn .... F. PAG. 4 DE GROENE No. 3281

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl