De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 24 april pagina 1

24 april 1940 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 1400 DE AMSTERDAMMER 19ü4. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 23 Juni Ir81 (Staatsblad No 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/' Dit blad b rerkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café', te Parijs. Zondag 24 April. Advertention van 1?5 regels / 1.10, elke re^el meer / 0.20 Reclames per regel O.iO Ao'ionws uit Duitsehland, Oostenrijk en Zwitserland «orden uitehiitf ml aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filia'en Je^er firma. De prijs per regel is 35 Pfennig. I K H O V O VAN VEEKE EN VAN NABIJ: Drankwet. Macht of Kecbt? Is een democratisch meer voudig kiesrecht mogelijk ?, door mr. S. J. Visser Het leven in de hofstad, III. door Senior SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Gemeenschaps gevoel in do rechtspraak, door Jul Keizer. KHNST EN LETTEKEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Kunst voor het volk, door Plasschaert. Kritiek van beeldende kansten en kunstnijverheid, door W, Steenhoff. Een belangr^jke veiling, door W. S. Het beloofde land van Alvilde Prydz, beoord. door J ten Cate Multatuliana, door dr. A S. Kok en Louis D. Fetit, beoord. door W. Fik Opleid en examen v. verpleegsters, door dr. A Aletrino, beoord. d. H. RECLAMES VOOR DAMES: Louise Michel. Over het moe derschap, door Egb. C. van der Mandele De vrouw als goaismid, door M. K. Fortainjacht, door mevr. P. A. de Cock Buning?Van Hengel, beoord. door P. C. O Kansen Jr Allerlei, door Caprice. Het Leesmnsenm te Amsterdam, door J H. B. Lugné-Poe. (met portretten), door H. W. - Het portret van Baltasar Bekker, (ingez), door N. J B. -t FEUILLETON: Sadi de Violist, TMI MaxPemberton, III. (slot). DIT DE NATODR: door E. Heimans LXIII FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN. DAMBDBRIEK. SCHAAK SPEL. PEN- EN POTLOODKRA83EN. ADVEBTENTIEN. Over het ingediende drankwet-ontwerp is zeker genoeg in en buiten de pers geschreven. Nu het, na wijziging, waarbij de Regee ring nogal water in den wijn heeft ge daan, eindelijk in de Tweede Kamer ter openbare beraadslaging aan de orde is, zal elke toelichting en elke beschouwing der onderdeelen, vóór en tegen, over bodig zijn. Alleen kan het ^uttig zijn de beteekenis dezer drankwet, als instrument van drankmisbruik-bestrijding, in het licht te stellen. En, indien wij daaromtrent ons ge voelen uitspreken, dan meenen wij te moeten verklaren, dat ook deze van christelijke zijde aangeboden Dr*nkwet, zich door niets onderscheidt van de kleine middeltjes, welke tot dusverre van andere zijde zijn gegeven, om den Volkskanker" tegen te gaan. Van het christelijk beginsel in dezen Staatsarbeid geen spoor. Bij de wet tot bestrijding van de loterij-zonde zonde is immers voor geloovigen het woord aanvaardt men ten minste den plicht om den Staat te reinigen van het euvel, zelf baat te zoeken bij het loterij-misdrijf. Van dat zondig geld mocht hij niet langer profiteeren; en nu is het wel wat komisch Satan nog twintig jaar verlof te geven, zij 't dan ook in steeds beperkter kring, de zielen te verleiden het beginsel wordt toch eenigen eerbied betoond. Bij den drank, als bron van Staats inkomsten, niets daarvan. Over de zes en twintig millioen accijnsop-brengst geen woord. Ter afsluiting van het onafzienbaar veld, waarop de Nederlanders, ten bate van 's Rijks schatkist, zich aan de zonde overgeven, hier en daar een staketseltje; een bord met een waarschuwing er op; een eindje koord; een stukje prikkedraad, maar van Staatswege gelijke zorg, met gelijk vertrouwen als vroeger op goeden uitslag, om het goud te leiden naar 's lands brandkast. Men had nu toch, met het oog op die twintig loterij-jaren, iets van gelijken geest voor de gelden uit drank-verbruik, van dit Ministerie mogen verwachten. Zeker het ligt niet in het vermogen van de Regeering een wet te maken, waar door bv. in twintig of dertig jaar het drankmisbruik wordt uitgeroeid. Maar wat van haar, als Christelijke Regeering, ongetwijfeld te vorderen zou zijn, is den Staat geleidelijk onafhankelijk temaken van de opbrengst van den jenever-accijns. Dit is, zoo zouden wij denken in deze, haar eerste plicht. Maar in 't bijzonder opmerkelijk is het, dat dit kabinet zóó vast overtuigd is van het blijven vloeien der alcohol-baten, dat Harte of een ander nog met geen woord heeft melding gemaaktjvan eenigen fiscalen samenhang tusschen de te verwachten werking der drankwet, zoo zij wordt aangenomen, en die der tariefsverhooging. Een argument meer voor de laatste, zou immers toch geen weelde zijn. Hoe is het nu mogelijk, dat Kuyper zoo inconsequent kan zijn, bij de wettelijke regeling betreffende twee volkszonden, de loterij en het drankmisbruik? Hoe hij over de zonde van het drank misbruik" bij de formuleering en de toelichting van zijn program dacht, is bekend indien niet vergeten. Opdat het publiek terrein niet mis bruikt worde om de zonde van het drank misbruik te bevorderen, is o. i. volstrekt noodzakelijk" dat patent voor drankver koop alleen aan apothekers worde gegeven, zoo schreef hij in 1878. Alle andere verkoop van sterken drank behoorde dan van het patent naar de Kcense over te gaan. D. w. z. naar de categorie der dingen, die de politie niet als nuttig voor het maatschappelijk leven, en dus eerbaar, bevordert en in bescherming neemt; maar die ze integendeel, als schadelijk en oneer baar, binnen de engst mogelijke grenzen zoekt te beperken. Dientengevolge zou dan de inslag van deze verkoopers onder toezicht der politie be hooren plaats te hebben, op straffe dat n de branderij, n het handelshuis, n de slijterij of herberg, die dit ook maar ftmaal ontdook, voor altijd gesloten werd. Dat van dezen inslag telkens b. v. 30 pCt. der veraccijnsde waarde als betaling der l'cense vooraf zou te vergoeden zijn. Dat slechts een niet overschrijdbaar aantal licenses per duizend ingezetenen kon worden uitgegeven. Dat in achterbuurten zich geen kroeg zou mogen vestigen. Dat geen vrouwen een kro'eg mochten binnentreden, noch ook min derjarige manspersonen. En dat niet slechts de vertrekken voor den verkoop of het gebruik van sterkendrank van den straatkant verwyderd, maar ook de huizen zelf, waarin dezen vertrekken zich bevinden, ten genoegen der politie, als zoodanig voor het oog onken baar moesten zijn. Dat de houders van deze kroegen elke aanspraak zouden verbeuren op politieke rechten, wezen we vroeger reeds aan; waarom hier nog slechts zij opgemerkt, dat deze license den Zondag geheel behoorde uit te sluiten, alsmede dat sociëteiten of uitspan ningen met gesloten ledencirkel, die sterken drank verkoopen wilden, o. i. zonder zweem van zwakheid, tot zelfs de sociëteit der hoogst adellijke lieden, aan dezelfde strenge bepa lingen onderworpen moesten zijn, zoodra ze bfl dien verkoop een vast tantum per lid en per jaar overschreden." Nu is dit zeker wel wat oude plunje," ten deele gekeerd, versteld en van knoopen veranderd, naar de omstandigheden het vereischten, maar wij houden het er voor, dat dit buisje den Minister nog zeer wel past bij zijn Calvanistisch handwerk. In elk geval zal de drankverkoop hem nog schadelijk voor het maatschappelijk leven en oneerbaar zijn;... en hoe kan hij dan een drankwet maken, zonder het vooruitzicht te openen, dat dit oneer bare" als geldbron voor den Staat zal worden aangetast ? Waarom, zoo meenen wij te moeten vragen, blijft Kuyper in gebreke, ook maar de geringste poging te doen, om het geld, dat de Staat uit den alcohol trekt, te bestemmen tot een positieve bestrijding van de zonde van het drankmisbruik?" Zeker, wij kunnen niet op eens de millioenen missen, waardoor wij tot dus verre in staat zijn onze veel te weelderige staathuishouding te bekostigen. Maar Kuyper, het is bekend, leeft en rekent niet bij den dag. Voor de stich ting van zijn medische faculteit met drie professoren zag hij een verschiet van vijftig jaar; met de Staatsloterij denkt hij in twintig jaar klaar te zullen komen; welnu, waarom wilde hij ons en zijn mede christenen-partijgenooten thans niet ver blijden met het voornemen, om b. v. jaarlijks n of twee vijf en twintigste deelen van het totaal der jenever-accijnsgelden te besteden tot beperking van den volkskanker zoolang het noodig is? Dit zou nog maar een klein begin zijn, want wie weet het niet, dat een Staat, die inderdaad de drankzucht wil tegen gaan, iets anders te doen heeft dan heel goedkoope, maar voor drankslijters en het publiek lastige wetten te maken; daar de drankzucht alleen verzwakt en op den duur gefnuikt kan worden door de verbetering van de volkszeden en den volksgeest. En om deze verbetering lang zamerhand te verkrijgen zijn middelen noodig, die ontzettend groote sommen gelds vorderen. Moest ons land, indien de Staat werkelijk zich schaamde over zoo rijke bron van inkomsten uit het oneerbare," niet dozijnen van verbeterhuizen voor drankzuchtigen bezitten; een wel georganiseerden rijks-geneeskundigen dienst tegen het alcohol-misbruik gericht ? Hadden niet reeds lang de Staat en de Gemeente, welke laatste nota bene ook al iets van haar nooddruft dekt met een verguningsrecht, gedwongen moeten zijn voor die jenevergelden volkskoffiehuizen, tehuizen, leeszalen, inrichtingen voor on schuldige spelen en van gezellig verkeer, enz., enz., te stichten, opdat er een tien voudige mededinging ware met de kroeg, die meestal, in steden en dorpen, geen andere concurrentie dan die van haars gelijke kent? Zoude voor een Staat, die er prijs op stelt de drankzucht te beteugelen, er niet eer nog te weinig dan te veel zijn, als hij voor dit doel de geheele opbrengst van zijn drankaccijns bestemde ? Wij gelooven het inderdaad. En juist de volks opvoeding, door hetgeen wij hierboven noemden en do)r zooveel dat daarbij te noemen zou zijn, is zoo onontbeerlijk, zullen de propagandisten tegen alcohol gebruik en -misbruik met meer succes dan tot heden werken. Toch onderschatte men ook thans hun invloed niet. Oneindig meer kracht gaat er van dezen uit dan van welke drankverkoopwet ook, en daarom zou het, meenen wij, aanbeveling verdie nen, dat de Staat al de erkende vereenigingen krachtig steunde, en tot de vermeerde ring van dit aantal aanspoorde, door rui me bijdragen in uitzicht te stellen. Daar leven duizenden, die in deze richting ijverig arbeiden willen; indien de Staat het toont te waardeeren zullen er weldra tienduizenden zijn. Hoe van zooveel millioenen in de Schatkist %f te komen, al klinkt het zonderling, dit is in waarheid de vraag. Naar wij meenen, is ze nog nooit gesteld. Wel hoe nog mér geld uit den alcohol te slaan en Harte is de laatste virtuoos op dit gebied. Teleurfestelde virtuoos hij wilde, maar urfde toch niet. Hoe gemakkelijk zou het doel bereikt kunnen worden, om die 27 rnillioem uit het oneerbare" genoten een eerbare bestemming te geven, d. w. z. ze te doen strekken tot bestrijding van het oneerbare, waarvoor men zich als bron van staats inkomsten schamen moet. Indien men slechts hartelijk wilde! Maar geen enkele regeering heeft ooit daaraan gedacht. Welk een andere bestrijding van de drank zucht kent zij, als het maken van een wetje, waarvan geen sterfling eenige ver betering van beteeketys verwacht; een wetje, waarvan steeds, gelijk ook van het nu aangebodene, de strekking is, om de kool en de geit gezamenlijk te sparen. Een wetje tot dekking van alleronhumaanst en alleronchristelijkst, liberaal of kerkelijk, staatsmansfatsoen. Is het nog noodig in het breede te betoogen dat een Christelijke Regeering, die zich bezwaard gevoelt over het gebruik van jenever-geld, een krachtiger bewijs heeft te geven van aan de zijde der drankmisbruik-bestrijders te staan, dan hetwelk gelegen heet te zijn in zulk een onnoozel drankverkoop-wetje ? Had zij, zinnende op middelen om de volkszeden en den volksgeest te verheffen, niet allereerst een centrum van actie voor haar zelf behooren te stichten een afdeeling aan n der Ministrieele Departementen, vanwaar de werkzaamheid in deze kan uitgaan, voorzoover de Staat op dit ter rein zich kan en moet doen gelden ? Zou, indien er zulk een middenpunt be stond, niet langzamerhand oen min of meer voldoende kennis worden verworven aangaande de jammerlijke toestanden, die ook door staatshulp verbetering eisenen; en zou een Minister dan ook niet betere wetten durven aanbieden, dan zulke onbeduidendheden voor de praktijk, als waarover we nu onze honderd, en later onze vijftig, heel gewichtig zullen hooren redeneeren, als hing er de triomf dor matigheid van af? nmaal zulk een af deeling aanwezig, zoodat deRcgceringen tot een ijverige studie van haar plichten jegens de natie in dit opzicht worden gedreven, hoe vele zouden, in de rich ting die wij aanwezen, niet de bemoei ingen blijken te zijn, waaraan de Staat als drankmisbruik-bestrijder zich geroe pen zou zien zijn krachten te wijden. Edoch, zoo iets ligt geheel buiten het plan van elke Regeering. Zij int jaar in jaar uit plm. 27 millioen, voor een groot deel de vrucht van de verdierl ij kende volksverwaarloozing, met haar gevolg van verbijsterende ellende, en zij maakt zich van haar duursten plicht op de gemakke lijkste wijs af, om 't even welke gods dienstige of staatkundige beginselen in eere heeten te zijn. Macht of Recht? In aansluiting aan ons hoofdartikel van verleden week Macht en Hecht, waarin wij wezen op den plicht der juweliers om, in plaats van het Hecht van den sterkste, het Recht naar zedelijke overwegingen, te begeeren, m. a. w. een beslissing van de geschillen door inter ventie en arbitrage mogelijk te maken; deelen wij het volgende bericht uit De Telegraaf mede: Een hier ter stede verschijnend dagblad (Het Handelsblad) verneemt dat een bekend Amsterdammer, die het echter beter vindt zijn naam voor het oogenblik niet bekend te doen worden, beziu; is pogingen aan te wenden om de strijdende partijen (in de diamant nijverheid) tot elkander te brengen ,en een bevredigende oplossing te krijgen in de han gende quaesties." Wij hebben hieromtrent inlichtingen inge wonnen bij den heer Herm. J. Hartz, secre taris van de Amsterdamsche Juweliers-vereeniging, die ons mededeelde, dat niet n doch minstens een zes- a zevental personen reeds hun diensten hebben aangeboden, om bemid delend in het thans hangend geschil op te treden. Deze personen deden zulks echter geheel onafhankelijk van elkander. Bijna iedere week", zeide de heer Hartz, biedt iemand zijn tusschenkomst aan, doch of er iets van zal komen, kan ik u niet zes*gen, omdat het tot nu toe slechts bij aanbieden is gebleven. Wij zijn echter te eeniger tijd bereid bemid deling te aanvaarden, mits er voorwaarden wor den gesteld, d-ie door beide partijen kunnen geaccepteerd worden. Ook van het hoofdbestuur van den A. N. D. B. vernemen wij, dat zich reeds herhaaldelijk personen hebben aangeboden, om een bemiddeling tot stand te brengen. Tevens vernemen wij nog dat de com missie uit kleine neringdoenden, die gecon stitueerd is op de in de vorige week in het gebouw Casino gehouden vergadering en die onder leiding van den opperrabbijn van de Port. Isr. Gemeente te 's-Gravenhage, den heer Pereira, zich tot den burgemeester zou wenden met verzoek de beide partijen tot elkaar te brengen, gisteren op audiëntie bij den burgemeester is geweest." Het Volk -schrijft dienaangaande : Het comitédat op de in de vorige week gehouden vergadering van kleine winkeliers werd gekozen, om onder leiding van den opperrabbijn van de Joodsche gemeente te Den Haag, den heer Pareira, den burge meester te verzoeken als bemiddelaar op te treden, had Maandag met mr. Van Leeuwen een langdurig onderhoud. Naar een der com missieleden ons mededeelde, verzocht de burgemeester het verhandelde vooralsnog geheim te houden. Slechts kan gemeld worden dat de besprekingen een voorloopig karakter droegen, en waarschijnlijk zullen worden voortgezet." De verzekering van den heer Hartz, dat hij en zijn medejuweliers te eeniger tijd bereid zijn" bemiddeling te aanvaar den, mits er voorwaarden worden gesteld, die beide partijen kunnen aannemen, ware, dunkt ons, beter achterwege ge bleven. De voorwaarde is, in hare alge meenheid, eene vanzelf-sprekende, maar het te eeniger tijd bereid zijn" [schijnt van een hooghartigheid te getuigen, die weinig past bij het besef, dat men ruim twee maanden 600(3 arbeiders werkloos gemaakt, en vele duizenden stadgenooten benadeeld heeft, zonder een enkele poging te doen om recht boven macht te plaatsen. Intusschen verheugen wij er ons over, dat thans door de winkeliers de tusschen komst van den heer Van Leeuwen is ingeroepen. Door wien zou men in Amsterdam, met meer vertrouwen, zulk een gewichtige taak zien aanvaard? Is een democratisch meer voudig kiesrecht mogelijk? De thans overleden economist dr. Schaffle noemt in zijn geschrift Deut sche Zeit und Kern Fragen" vier voor waarden om tot een goede vertegen woordiging te geraken. 1. Zij moet volledig zijn. 2. Do partijen moeten vertegenwoordigd zijn in verhouding tot hunne getalsterkte in het land. H. Zij moot geschikt en 4. Zij m jet onafhankelijk zijn. Het valt niet te ontkennen dat betrek kelijk weinig parlementen irt Europa aan deze voorwaarden voldoen. Duitschland b.v. kent voor den Rijks dag het algemeen kiesrecht doch bij gebrek aan een proportionneele ver tegenwoordiging beantwoordt de getal sterkte der partijen in het parlement geenzins aan de partijverhouding der kiezers. Bij evenr. vort. zouden de soc.-dem. 126 (nu 80 leden); het centrum 80 (nu 110) leden tellen. Belgiëkent de proportionneele verte genwoordiging, doch geeft wegens de vóte plural geen zuiver beeld van de partijschakeering in het land. De vraag is echter of ieder meervoudig kiesstelsel een onzuiver beeld van de partijschakeering geeft. Ja, indien men de meervoudige stem rechtvaardigt door bezit. Neen, indien men een dubbele of drie dubbele stem toekent op grond van eigen schappen die in iedere sociale sfeer ge vonden worden. Welk anti-democratisch beginsel zoude er bij betrokken zijn indien men allenhuis vaders of weduwnaars met kinderen een dubbele stem gaf of wel indien men n stem gevende aan alle personen die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, deze verdubbelde voor menschen met rijpere ervaring b.v. op 45 jaren. Niemand, dunkt me, zal in een dergelijk meervoudig kiesrecht een stand- of groepbevoorrechting zien. Mits men maar zorgc dat, niet het bezit een grooteren invloed verschaft. Want het bezit verschaft reeds zulk een buitengewonen voorsprong in het sociale en in het politieke leven, dat het onrechtvaardig moet genoemd worden om ook nog daarenboven door politieke voorrechten dezen invloed te vergrooten. Bezien we het stelsel van het Belgisch meervoudig kiesrecht eens meer van nabij. Er bestaat ook ten onzent nog vry wat misverstand hieromtrent. Art. 47 van de Belgische constitutie bepaalt: De leden der chambre desrepr sentants" (onze Tweede Kamer) worden rechtstreeks op de volgende wijze gekozen: Eén stem wordt toegekend aan de bur gers, vijf en twintig jaar oud, minstens n jaar wonende in dezelfde gemeente en die niet om een anderen grond van het kiesrecht verstoken zijn. (In dit artikel wordt dus het algemeen kiesrecht erkend). Een dubbele stem (z. g. vote sup plementaire) wordt toegekend op grond van een der volgende voorwaarden: 1. Wanneer de kiezer den leeftijd van 35 jaar heeft bereikt, en gehuwd is of weduwnaar met wettige afstamming en ten minste aan den Staat betaalt vijf franc personeele belasting van het huis dat men bewoont, (tenzij men op grond van zijn betrekking vrijgesteld is). 2. Wanneer hij vijf en twintig jaar oud en eigenaar is: a. hetzij van onroerend goed ter waarde van 2000 franc; b. hetzij van een inschrijving op het grootboek der nationale schuld, van een rentebewijs op de Belgische spaarbank van ten minste van 100 franc. De inschrijvingen in de spaarbank boekjes moeten den titularis behooren ten minste twee» jaar. De inschrijving der vrouw mag gere kend worden te behooren aan den man, die der minderjarige kinderen aan den vader. Twee supplementaire stemmen worden toegekend aan de burgers die 25 jaar oud zijn en die a. een bepaald diploma bezitten ; /;. een bepaalde betrekking vervullen. Niemand kan meer dan drie stemmen vereenigen. (De ondergeschikte punten laat ik ach terwege, daar het ons hier om de hoofd bepaling te doen is.) Dit is zeker geen democratisch, meer voudig kiesrecht. Wel, geloof ik, geeft het meer dan ons kiesrecht, en b.v. meer dan het Engelsch kiesrecht maar nog steeds geeft het bezit een zekeren invloed. Ontleden we echter de verschillende gronden waarop een dubbele'stem kan worden verkregen. Vooreerst de eigenschap van huis vader. In de Belgische wet is deze gebonden aan eenige belasting en aan den leeftijd van 35 jaar. Doch losgedacht van beide voorwaarden kan men niet zeggen dat in het toeken nen van een dubbele stem aan den huisva der iets anti-democratisch gelegen is. Men herinnert zich nog de beweging in April 1902 toen socialistische fractie het voorstel tot revisie had ingediend. Le suffrage universel pur et simple" was hun eisch. Het tegenwoordig algemeen kiesrecht heeft men schertsend een gepasteuri seerd algemeen kiesrecht genoemd. Toch geloove men niet dat de soc. dein. partij tegen iedere meervoudige stem gekant is. In het bekende werk Leparti Socialiste en Belgiquo" door E. v. d. Velde en Destrée, beiden leiders dier partij, iu het licht gegeven, en waar men de ge schiedenis van den groei en de wording dier partij vindt beschreven, lezen we: Ce vóte plural tait une nouveaut dans Ie droit public européen. Il correspondait a une appréhension assez générale de ce que Ie suffrage universel pouvait avoir d'aveugle et d'instable. Il s'inspirait du désir d'accorder une certaine prédominance, par l'attribution d'un vóte supplementaire, a la fortune, a la capacité, a la familie. Cette dernière considération surtout assura son succes en lui ralliant, lorsque Ie S(uffrage) U(niversel) fut rejeté, len progressistes. Il n'y avait en effet rieii de choquant dans la concession d'uu second vöte au père de familie; c'était en quelque sorte l'embryo du vóte f mi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl