De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 26 april pagina 11

26 april 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

UIT DE KEUKEN DER BEELDENDE KUNSTEN De schilder A. C. Willink op zijn atelier HET atelier van A. C. Willink heeft in kleur en geconcentreerden lichtval iets van een fotografisch atelier, met daarbij echter dat ondefinieerbare dreigende dat het werkelijkheidsgetrouwe beeld van zijn schilderijen op het eerste gezicht óók onwerkelijk doet zijn. Dat dreigende zou men in zijn vriendelijk en haast bewust onzekere manier van spreken en bewegen niet vermoeden en een opmerking, rustig ergens in zijn stamcafégemaakt: om ons allen heen hangt het noodlot" is een volkomen ondramatische constateering van een eigen innerlijk gevoel of een voor allen profetische beschouwingswijze. Doch, zooals gezegd, in een oppervlakkigen omgang is er van dit alles weinig te merken. En als hij over zijn schilderen praat, is dat zeer zakelijk, zoo'n beetje als betrof het een ander. Hij kent dien ander-zichzelf ook wel goed. Zoo'n hand vond ik erg prettig om te schilderen". Dat schilderij is eigenlijk een studie om vleesch te schilderen". Hij heeft afstand tot het werk en hangt er geenszins aan met die wa< weeke verteedering die soms anderen voor hun werk koesteren. Daarbij heeft hij een onontkoombare waarheidsliefde. Die geeft eenerzijds de objecten en personen op zijn schilderijen stuk voor stuk een fotografisch natuurgetrouw beeld. En anderzijds bepaalt die de dwingende, onontkoombare sfeer, van noodlot", van dreiging, die Willink reëel schijnt te voelen. Een voorbeeld: In dit schilderij van een huis wilde ik in den geverfden bukenmuur graag twee kleuren hebben. Dus dacht ik: daar is de schilder aan het werk, maar hij is pas half klaar. En daarom staat dat laddertje daar". Zijn eerlijkheid bepaalt ook de perspectivische realiteit van zijn landschappen. In een schilderij moet je kunnen wandelen". Architectuur, perspectief kent Willink; hij leerde dit toen hij te Delft studeerde. En nu hij het kent, kan hij deze waarheid niet meer ontgaan. Deze realiteit in de afbeelding, het plaatje" noemt hij het zelf, schijnt een volgend oogenblik echter, hoe para doxaal dit lijkt, een haast absolute fantasie. Zooals hij zelf zegt: Het is wel een landschap, maar gezien door den tijd". En: Een landschap is een elementaire vorm van strijd". En hierbij sluit een verdere definitie aan: Ik tracht de typische onrust van dezen tijd op te vangen in de techniek". Tenslotte een derde uiting van die waarheidsliefde": de belangrijke plaats die de techniek" voor Willink inneemt. Mijn gevoel is, dat alles in orde moet zijn". Zooals dus met het perspectief niet gemarchandeerd wordt, moet ook in verf en onderschildering alles kloppen. Willink koopt geen verven, waarvan hij niet weet, wat er in zit. Hij maakt zijn tempera-verven voor onderschilde ring, voor dood-verven" zelf. Zelf wrijft hij zijn poederkleuren, mengt ze met mayonnaise", een verbinding van vet met water om dan een zorgvuldige onderschildering te maken, met een grijze doodverf onder de contouren en lichte, haast licht-gevende onderschildering onder de lichte en vleesch-partijen. Met deze zelfsamengestelde verven schildert Willink op linnen, dat hij ongeprepareerd koopt en dat hij dus met lijn, krijt en lijnolie zelf heelemaal moet prepareeren. Misschien is het een ijdelheid", zegt hij maar als ik een schilderij maak, moet het een tijdje mee kunnen". En hij legt mij uit, waarom schilderijen der ouden nu nog niets van hun stralenden glans verloren hebben, en waarom veel later geschilderde doeken weggezakt" zijn. Als Willink zijn werk laat zien althans in hoofdzaak de foto's van dat werk vertelt hij er iets bij van den ontwikkelingsgang, dien hij gegaan is. Expressionisme, surrealisme, cubisme en nu nieuw-realisme" of hoe men dezen nieuw-naturalistischen stijl wil noemen. En hij overpeinst, dat hij na elk schilderij eigenlijk niet weet, wat hij nog zou moeten maken. Dan wacht hij af en be moeit zich met verf, olie, mengen en prepareeren. En dan plotseling weet hij het heel zeker en gaat hij aan het werk. Zijn productie is dan ook relatief groot, omdat hij geregeld werkt. Willink staat midden in den tijd, en de nieuwsberichten van het A.N.P. lokken hem van zijn zolderkameratelier. Het zit hem dwars, de onrust van dezen tijd, het hindert hem in zijn rustig werken, maar het maakt van Willink Willink". H. B. F. Kunsthandel O a n t e e L» a n o w e e r IN . V . Doorloopend Tentoonstelling van .Moderne Kunst Keizersgracht -(63 Amsterdam-C BIJ DE FOTOS Boven: De schilder A. C. Willink legt een laatste hand aan het portret van zijn vrouw met hun Abessijnsche poes Negus". Onder: Willink mengt en wrijft zijn eigen verf voor onderschildering en enkele olieverven die hij niet uit den handel wil koopen. Een heel apotheekje van flesschen, poe ders, oliën helpt hem daar bij; hij gaat daarin terug naar de werkwijze der groote voorgangers. (Fotos Eva Besnyö) PA6. II DE GROENE N..!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl