De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 26 april pagina 14

26 april 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

Gemengd'"'Nieuws UITHUIZIGHEDEN Stadsinventaris Parkeerwachters IN oude tijden werden reizigers ge woon uitgeschud. Dirk de Derde stichtte een tol op de Merwede en sedertdien waren tollen belemme ringen voor het verkeer. Dat ging eeuwen goed, todat Floris Vos den strijd tegen de tollen begon. Tollen in een tijd, waarin het snelverkeer tot zulk een ontplooiing kwam, werden ondingen geacht. En ze verdwenen, n voor n. En in de dagbladen werd een vast plaatje: De tol van Daarendaar, den automobilisten welbekend, zal met ingang van morgen verdwijnen. Een der laatste geplaagde automobilisten brengt zijn offer". Maar de geest van Dirk de Derde heeft wraak genomen en zoo zijn de parkeerterreinen ontstaan. Als dan, zoo redeneerde de geest, wij den auto niet meer kunnen grijpen als hij rijdt, zullen wij hem pakken als hij stilstaat. En zoo worden blauwe, groene of witte briefjes tusschen voorruit en ruitenwisscher gestoken, de auto-eigenaar krijgt net zoo'n briefje met nummer in z'n zak, zijn auto staat zoet te wachten bij een bordje met een P" (van ,,-arkeeren") en over auto en inhoud waakt de autowachter. De autowachter is niet een koning der samenleving. In het nog niet ge moderniseerde tijdvak zou hij bewaker van huizen in aanbouw geweest zijn of pakjesdrager. Nu heeft hij om zijn arm een leeren band met koperen letters, die bewijzen, dat hij een bij de verkeerspolitie geaccrediteerd auto bewaker is. Zij, die voor dit baantje uitgekozen worden zouden moeilijk op ander gebied werk kunnen vinden. Het is dus niet, denk ik, voor de exorbitant hooge verdiensten. Het regent hier veel in Amsterdam en de parkeerterreinwachters krijgen het hunne daarvan. Het regent meer water dan dubbeltjes. Toch zijn vele parkeerterreinwachters geen bittere menschen. Zij zijn veel in de open lucht, zij zien de sterren en de wolken, zon en maan. Zij zijn eigenlijk platte landsbewoners midden tusschen de huizen, buitenmenschen op het asfalt. Er zijn automobilisten, die parkeergeld een ongerechtvaardigde belasting op hun auto achten. Zij sluiten hun wagen af en zien het belang van be waking niet in, doch slechts de kosten er van. Ik wil in dezen strijd geen partij kiezen. Toch geloof ik niet, dat van de twee de automobilist er het slechtste aan toe is. Want het is beter een dub beltje te moeten geven dan het te moeten ontvangen. Film De nacht van den brand (Cinema Royal) HET begint met een onbeduidende diefstal, die Kobling, een kapper in Newcastle, begaat om uit de misère en de sombere volksbuurt te geraken en een nieuw leven te kunnen beginnen. Maar Crime does not pay" hebben wij uit de Amerikaansche film geleerd en de misdaad van Kobling draagt de vrucht van andere misdaden in zich. Een overbuur komt achter het geheim van de diefstal en begint chantage te plegen en Kobling, reeds geschaduwd door de achterdochtige politie, ver moordt zijn tegenstander on the night of the fire", als alle agenten opgeroepen zijn naar een verwoestenden brand in de havenwijk. Ook nu weer krijgt de politie geen overtuigende bewijzen tegen Kobling in handen, maar de buurt is overtuigd van zijn schuld en verklaart hem dood. Een aftakelings proces van den misdadiger begint, erger dan zich in een gevangeniscel kan vol trekken. Vrouw en kind vluchten naar kennissen, maar worden bij een auto ongeluk gedood. Dan is bij Kobling alle verzet gebroken en hij laat zich door de politie neerschieten. Wie in deze film zoekt naar de sen satie van misdaad en achtervolging, komt bedrogen uit. De regisseur heeft getracht een psychologische film te maken en dit is hem grootendeels ge lukt, mede door de hulp van den voortreffelijken Engelschen acteur Ralph Richardson. Wie eens een heel ander filmthema behandeld wil zien op een origineele wijze door en met vrijwel onbekende menschen, die moet On the Night of the Fire" zien. Hij ziet dan eens ter afwisseling film". Vermaak Terras EEN paar menschen, die 's avonds het Leidscheplein opdwaalden om er op een terrasje uithuizig te zijn, ble ven aan het asfalt genageld staan. Zat er een beignettenkraam tegen den gevel van Americain geplakt, was er een weldadigheidskermis gaande, werd de koffie gratis uitgereikt? Niets van dit alles ! De directie bleek haar geachte terrasclientèle een gloednieuwe feestverlichting aan te bieden, leuke, schat tige lampjes op gebogen spanten, zoodat men nu voortaan ook 's avonds daar buiten alles kan zien: wat men zegt, wat men draagt, wat men drinkt, wie voorbij gaat en wie voorbij komt gaan. Het ging als een prettige mare door de stad: er is iets veranderd in Ameri cain en het is toch gelukkig hetzelfde gebleven. Een paar burgers maar schud den het hoofd en vroegen, waar het met Americain heen moest. .Hallo, hallo T' zei de papegaai EEN gevaarlijk inbreker, die, naar mijn dagblad vertelt, steeds een geladen revolver bij zich droeg, heeft na een langdurig verhoor vele inbra ken bekend. En toen hij eenmaal los kwam, bleek uit zijn verhalen in wat voor enerveerende situaties zulk een inbreker komen kan. Stelt U zich voor, dat hij ergens in het hartje van den nacht een woning binnentrad. Het lichtplekje van zijn met recht?dievenlantaarntje huppelde in het rond over tal van verleidelijke voorwerpen, totdat hij plotseling een woedend gekrijsch hoorde en een scherpe stem keihard riep: Hallo, hallo !" Het geschrokken lantaarntje richtte zijn licht naar het geluid en het zag een blinkende papegaaienkooi met een boos wakker geworden papegaai. Hallo, hallo !" krijschte hij nog eens woedend. De inbreker vluchtte den tuin weer in, maar plicht is plicht en dus sloop hij weer naar binnen, waarbij hij het Hallo, hallo"-geroep beant woordde met kalmeerende woordjes. Koppie krauw, koppie krauw", zei de inbreker en zoo ontwikkelde zich een, zij het elementair, gesprek. Daarbij bleek den man, die ondertusschen aan het werk ging, dat het dier zijn mond hield, zoolang hij maar tegen hem sprak. Maar," moet hij tegen de recher cheurs bekend hebben, ik kan niet den heelen tijd onder mijn werk blijven praten en zoo gauw als ik me weer stil hield, begon dat beest weer te schreeu wen en te schelden". Nu zit hier een leering in. Want inbreken is op het oogenblik aan de orde van den dag. De geschrokken papegaai in zulk een binnengevallen woon- en levensruimte wordt in den vroegen morgen plotseling wakker door wat gestommel, hij knippert in een lichtstraal en... is meestal nog te geschrokken om Hallo, hallo" te roepen, laat staan te schreeuwen en te schelden. Hij mompelt iets van aan passing aan omstandigheden" en laat zijn woning leeg stelen. Nu kan een vogel in een kooi ook weinig uitrichten tegen een inbreker en, hoewel déze inbreker misschien een dierenvriend was, zijn er andere inbrekers bekend, die de papegaai, die hem met Hallo, hallo"-geroep zou willen storen, in een zak wegstopten of op andere wijze hebben laten verdwijnen. Maar deze papegaai begreep zijn plicht en hoewel hij tegen den inval verder niets kon doen, protesteerde hij duidelijk met een krachtig Hallo, hallo !" en hij slaagde er werkelijk in, het den in dringer een paar minuten recht be nauwd te maken. En hij hield vol. Hij legde zich niet neer bij de aperte schen ding van zijn nachtvrede en grond gebied. Hij bleef schelden en Hallo, hallo !" roepen en dwong den slechtaard met zijn geladen revolver den heelen tijd onzin tegen hem te praten. Wat is-ie toch belachelijk," zal de papegaai wel gedacht hebben. Ik zou graag bij dien dialoog ge weest zijn. Wat zegt een inbreker op zulke oogenblikken ? Ik denk, dat hij van bescherming gesproken heeft en dat er andere inbrekers op de woning loerden. In ieder geval leert de pape gaai ons, dat men zijn mond niet moet houden als er iets niet in orde schijnt, maar dat je moet blijven protesteeren en schelden, al zeg je maar Hallo, hallo !" En verblijdend is, dat de inbreker met het scherp geladen revolver nu toch gegrepen is en al zijn zonden heeft moeten bekennen. FORTUNATUS Natuur Boomen en zon DE dagbladen hebben het al ver teld, iedereen heeft het al ver teld, maar wij willen het ook nog ver tellen. Van de lente. Voor mijn huis staat een boom. Een doode boom, zou je gedacht hebben, een heelen winter lang. De boom had nog blaren toen de oorlog uitbrak. Hij raakte ze kwijt en hij stond te bibberen in de ijzige koude van dezen winter. De boom net als ik geloofde nauwelijks nog aan voorjaar, aan zon, aan warmte. Ijs lag op zijn kruin, sneeuw op zijn doode takken. En toen de kalenderblaadjes van 1940 begonnen te dwarrelen als de blaadjes van den boom na het uit breken van den oorlog, toen de lucht in eens geheimzinnig ging doen, ergens een grasspriet wakker werd en mijn vrouw op zoek ging naar een voor jaarshoedje, toen begon ook de boom weer eenige belangstelling te krijgen voor zijn uiterlijk schoon. En toen op een dag de lucht warm, de zon stralend en ieders humeur goed was, tooverde de boom een groenachtig waasje heel voorzichtig over zijn twijgjes. Was het al groen of hoop ten wij dat maar? Nee, het was zoo. Want den volgenden dag, toen het nóg warm was, prijkte de boom trots met een groenig tintje en toen was er geen houden meer aan. Den dag daarop was hij gedecideerd groenachtig en nu groent hij maar door. Straks is het weer een gewone boom met blaren en is er geen aardigheid meer aan. Er zijn aan dit alles vele moralen en bespiegelingen te verbinden. Van hoe vergankelijk alles is", het wordt tóch weer voorjaar !", en ook de menschenziel is zulk een boom, oogen schijnlijk dor en kaal, totdat op een dag er iets ontwaakt en door warmte gaat ontkiemen" en desnoods: Zelfs de boomen zeggen: 't Groene blad; Uw blad !" Wij zullen er echter geen moraal achteraan maken. Die bewaren we voor het volgende voorjaar. Immers, vrienden, de boom leert ons, het wordt tóch weer voorjaar ! Meneer Adelbert maakt van den nood een deugd PAG. 14 DE GROENE No. 3282

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl