De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 26 april pagina 18

26 april 1940 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

Toerisme BARÜNVAiJ DE ooievaars zijn, zooals ieder voorjaar, weer op de daken van mijn landgoed aangekomen. Op mijn schoorsteenen heb ik vier-en-twintig wagenwielen staan, die ik indertijd niet meer noodig had toen ik auto's aanschafte. lederen keer als mijn ooievaars terugkomen voel ik mij van dankbaarheid vervuld en doemen mij mijn reisavonturen in Egypte voor den geest op. Jaren geleden begaf ik mij eens naar Cairo, door mijn reislust gedreven, om een tocht door de Sahara te maken. Ik liet mij vergezellen door veertig kameelen en even zooveel Mohamme danen. Mijn karavaan zette koers in zuidwestelijke richting, en het duurde niet lang of er was hoegenaamd niets anders te zien dan een ontstellende hoeveelheid zand. Het was zeer warm, de hitte werd langzamerhand onverdragelijk. De zonnestralen hadden zulk een kracht, dat het water in de waterzakken begon te koken. In het onaangename vooruitzicht van dorst te zullen omkomen, trachtte ik met mijn verrekijker een oase te ontdekken, maar de lenzen smolten. Het eenige wat ons nog redden kon was de regen, daarom besloot ik deze te gaan maken. Het verschijnsel dat plotseling kanonschoten een neerslag van hemelwater kunnen ontketenen, was mij bekend. Dus liet ik veertig flesschen champagne gelijktijdig ontkurken. Inderdaad daalde er, direct na den knal, een trieste motregen op ons neer, waar mijn veertig Mohamme danen zich aan laafden terwijl ik met VOOR BONT NAAR EEN VAKMAN ! BONTWERKER Kruiskade 78 - Rotterdam - Tel. 54485 de flesschen champag ne genoegen nam. Hierop vervolgden wij onzen weg, niet vermoedende dat er een tweede plaag op komst was. Weldra verscheen er een don kere wolk aan de kim, die langzaam naderbij kwam met een steeds sterker wordend zoe mend geluid. Van schrik verloren mijn mannen hun gelaats kleur; gesticuleerend vertelden zij mij in hun gebroken taal dat er een sprinkhanenplaag in aan tocht was. Nu is het mijn gewoonte niet mij te laten plagen, en zeer zeker niet door sprinkhanen. Het zonlicht verduisterde en het gezoem zwol der mate aan, dat het van duizend orgels afkomstig scheen te zijn. De Moham medanen knielden bij deze muziek ter aarde; ook ik was op het ergste voor bereid. Mijn eerste impuls was dat ik mijn testament moest maken. Maar wie zou er prijs stellen op een opgeknaagden Laatsten Wil? Een naar ons toe gevluchte kudde struis vogels hield halt; de dieren staken hun koppen in het zand niettegen staande er een Egyptische duisternis heerschte. De eerste sprinkhanen botsten reeds tegen mijn voorhoofd toen ik het goede idee kreeg dat mij van een wissen dood zou redden. Ik rukte alle tentstokken van de kameelen, schoof de stukken in elkaar en ver kreeg zoodoende een polsstok van aanzienlijke lengte. Gewapend met den polsstok rende ik naar de dichtst bijzijnde pyramide die ik gebruikte om den aanloop voor mijn sprong te nemen. In n zwaai, die de grootte van een regenboog had, zwierde ik over de sprinkhanenwolk heen. Toen ik den beganen grond weer bereikt had, zocht ik mijn karavaan. Tot mijn niet geringe verbazing was er hoegenaamd niets meer te zien; afge zien van de struisvogelkoppen hadden de sprinkhanen alles opgegeten. Plotseling vielen er veertig kurken voor mijn voeten neer. Toen ik naar boven keek, om te zien waar zij van daan kwamen, zag ik in de verte een zwerm ooievaars naderen die zich in noordelijke richting bewoog. Met mijn scherp jagersoog herkende ik mijn eigen ooievaars, die blijkbaar op weg naar mijn landgoed waren. Onmiddellijk stak ik mijn geweer met den loop diep in het zand, ging op de kolf zitten en haalde den haan over. Met een knal vloog ik de lucht in. Met iedere hand greep ik twaalf vogels bij de pooten, en zoo vlogen zij met mij naar huis, waar zij mij op het balkon neerzetten. Mijn personeel was juichend naar buiten geloopen toen het de ooievaars iets zag brengen. Natuurlijk kende hun vreugde geen grenzen, toen zij merkten dat ik het persoonlijk was. Ik had het gevoel dat ik opnieuw geboren was. In Gent worden wij verwend AL vele malen ben ik in Gent geweest, en nog nooit heb ik de beroemde Klokke Roeland, die in het Belfort heet te hangen, hooren luiden. Het is ook niet erg dat hij meestal zwijgt, want hij is me niet sympathiek, want volgens den jongen Rodenbach treurt d'oude held om 't Gent van heden." En daar valt heusch niet om te treuren. Het hedendaagsche Gent mag er in alle opzichten zijn; het is een karaktervolle, bloeiende en open stad met heel veel moois dat je op de innemendste wijze krijgt opgedischt. Geen dubbele bodem, geen vreemde lingen-industrie. Een trotsche en eigengereide stad nog altijd, die haar antieke schoonheden zoomaar met een weidsch gebaar te grabbel gooit voor wie de moeite neemt er heen te komen. Het is ook maar goed, dat de plaats ruim en flink uitgebouwd is, want het ontbreekt er niet aan dat speciale soort toeristen dat met groote autocars in kniebroeken en blonde ditoharen en dito-dito-vrouwen komt afgezakt uit landen naar wier geografische ligging men liever niet te vermoeden waagt. Maar zij bewegen zich gelukkig uit sluitend tusschen de Sint Baafs, waar ondanks al hun commentaren de Aanbidding van het Lam" der van Eycks even prachtig en overweldigend blijft, en het Gravensteen, dat met zijn duistere en grimmige dreiging nog altijd ieder imponeert die de taal der sprakelooze dingen weet te verstaan. Geloof ook niet dat al die toeristen, die als een mierenplaag plotseling opkomen en weer geruischloos ver dwijnen, in staat zijn den geest te ver jagen van de Artevelde's, van Breidel en de Coninck, van al die prachtige kerels, die de ouderwetschheid van Conscience ontloopen zijn, om hier als nog bijna tastbare wezens voort te leven. Bij iederen straathoek zou je er een kunnen zien aandraven op zijn zwaar Kempenpaard.Neen, Gent is geen stad om ermee te spotten, en als gij er u ophoudt op weg naar Brugge, vertel dan niet wat het doel van uw reis is, want men zou u er om bespotten, gelijk men het een man doet, die het geanimeerde gezelschap van zijn stamtafel verlaten wil om een uurtje op het kerkhof te gaan wandelen. Overi gens bezit Gent al het bezienswaardige van Brugge, plus nog het levende gezond-bloeiende van zijn eigen en tourage. Brugge bezichtigt men; Gent kun je beleven. Er is hier nog iets over van den Bourgondischen trots en van den Spaansch-Oostenrijkschen zwier. Er zijn ook eindeloos veel café's voor de liefhebbers van het goede Gentsche bier, en daardoor komt het zeker dat Gent een stad is, waar men gemakkelijk vrienden maakt en bekenden tegen komt. ACHTER de nijvere, bedrijvige oude stad, voorbij de rustige, spiegelende grachten ligt het latere Gent, dat van de hooge schoorsteenen en de weerbarstig-afwerende fabrieksmuren. De instandhouding der Gentsche grootheid. Maar in het centrum leeft nog altijd de ziel, tusschen de hooge, statige torens, en in een kleine zijkapel, waar dag aan dag in luisterrijken kleurenpracht het wonder van de Van Eycken opnieuw vertoond wordt. Verwijtend is alleen de kale plek van het eene gestolen paneel dat niet meer teruggevonden kon worden, omdat de dief op zijn doodsbed in de bekentenis bleef steken. Het is een echt Gentsche geschiedenis, romantisch en op het ongelooflijke af, en tevens een aantijging van verre gaande zorgeloosheid bij de bezitters van een dergelijken schat. Alsof Gent bij al zijn rijkdommen zich nog altijd de weelde kan permitteeren zoo'n enkel paneel te missen. Hier klopt het hart van OostVlaanderen in al zijn warmte en gul heid; hier kunt ge u op eenmaal, den eersten keer den besten al, thuis voelen als in geen andere stad van de Lage Landen bij de Zee. En des avonds is het er lang niet zoo uitgestorven als in de meeste andere Belgische of Hollandsche steden; er zijn heel wat vroolijke cabarets en dancings, waarin overigens merkwaardig genoeg de Gentsche meisjes zeldzamer zijn dan de Oostenrijksche of de Franjaises. De Gentsche schoonen echter zijn de aantrekkelijkste die ik--ken. Dat is natuurlijk maar bij wijze van spreken; maar daarom reis ik immers, om U ervan te spreken en op het risico te kunnen wijzen. HERMAN WACHTER Rexoi PAG. 18 DE GROENE No. 3282

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl