De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 8 juni pagina 12

8 juni 1940 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

rouwen en vrouwenleven Opvoedingsproblemen Individu en wereld DE partij ten ne: haalt met souvereine minach ting de schouders op voor de opvoedkunde en de met vuur en ijver bezielde opvoeder. Hoe is het mogelijk, dat er zooveel debielen zijn, die zich werkelijk ver beelden invloed te kunnen uitoefenen op de vorming van een menschenkind ? Waar halen ze de domheid en de verwatenheid vandaan om te kunnen meenen, dat door invloed van buiten af iets te veranderen is aan hetgeen de natuur binnen in het individu voltrekt ? Nietwaar, een ieder komt op de wereld met een bepaalde geestelijke inventaris, althans in potentie; op voeding en andere invloed van buiten af kan deze niet vergrooten of ver kleinen, de groei en de rijping zijn aan bepaalde ontwikkelingswetten gebon den .... als we ons als opvoeders ver beelden succes te hebben betreft het bijkomstige kleinigheidjes, en dan is het meestal nóg een succes op zeer korten termijn. Laat niet om je lachen: de feiten zijn er immers, die aantoonen, dat we ons werk rustig kunnen staken. We zijn b.v. van meening, dat in onze huidige maatschappij alleen een actieve doortastende natuur iets bereiken kan en we nemen ons heilig voor om met de inzet van al ons paedagogisch kun nen van onzen eenigszins sloomen, nietactieven zoon een snel en vlot reageerend type te maken. We probeeren het langs de weg van liefde en geduld effect minimaal; we zoeken een andere methode, van vermaning, strengheid en straf nig effect; maar het blijft direct achterwege als we de teugels iets laten schieten, dus feitelijk toch nihil; tot slot verzuchten we moedeloos dat er toch veel levenswijsheid ligt in de zegswijze: een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken.. . . ! Een ander feit: we bespeuren in een onzer kinderen sterke muzikale nei ging. Omdat we ons de luxe van een muziek-opleiding niet permittseren kunnen en omdat we de risico van een onvoldoende levensonderhoud niet loopen kunnen, besluiten we in het belang" van het betreffende kind de neiging te negeeren en den kop in te drukken, door onze paedagogische maatregelen En al onze zorg, moeite en berekening ten spijt groeit er ten lange leste toch nog een musicus uit.. ! En welke opvoeder zelfs al is hij uit het beste hout gesneden kan vechten tegen over-geërfde eigen schappen. De erfelijkheidswetten kun nen ook waar het geestelijke kwali teiten betreft niet meer voorbij gezien worden; integendeel, nieuwe onder zoekingen openen een steeds grooter terrein, waarop ze van toepassing zijn. Karaktereigenaardigheden, die zich, ondanks ernstige en langdurige opvoed kundige bemoeiingen, blijven hand haven; aangeboren begaafdheden en talenten die, ondanks de ongunstigste omstandigheden, tóch een uitweg en ontplooiing zoeken; overgeërfd? eigen schappen en neigingen, waar niet tegen te vechten valt.... staat de opvoeder er niet machteloos tegenover? Verspil maar geen energie, en bewaar de ge moedsrust ! DE partij ten andere: kent de opvoeding een onbe grensde macht toe. We kunnen van onze kinderen maken, wat we maar willen, mits we met groote liefde en ijver bezield zijn. Blanco wordt het kind ons toevertrouwd en al hetgeen het aan inhoud wint is de neerslag van opvoeding en milieu tot welke persoonlijkheid het uitgroeit, welke waarde het als mensen zal heb ben, ligt bij zijn opvoeder en de medeopvoedende invloeden. Op grond van welke feiten we tot deze houding gekomen zijn? Plaats twee kinderen van gelijk geslacht en leeftijd en van ongeveer gelijke geesteseigenschappen respec tievelijk in een goed en in een slecht milieu.... de resultaten zullen aan merkelijk verschillen. Geef een kind, dat onder slechte leiding staat, een opvoeder van het betere soort en het effect is verrassend. Het opvoedings regime, het dagelijks contact met een zelfde milieu, maakt den mensch. Uit de handen van een machtswellustig paedagoog komt een geestelijk zwaar geremd, soms zelfs verminkt individu; uit de handen van een wijze, onzelf zuchtige gezagsdrager een geestelijk vrij, evenwichtig mensch. HIERMEE is het probleem gesteld: hoe verhouden zich het individu en de wereld ? Ligt de aard en de graad van het ontwikkelingsproces binnen in het individu besloten óf is het kleine kind de speelbal van den duizendvoudigen invloed van de wereld, waarin het zijn intree heeft gedaan. De partij ten eene huldigt het eerste standpunt: het essentiële van de ontwikkeling voltrekt zich vanuit en in het individu de partij ten andere beschouwt de pasgeborene, als een wezen met een tabula-rasa ziel, die pas inhoud krijgt door de inwerking van buiten af. En beiden kunnen bogen op feiten, die hun inzicht onderschrijven. Het ligt voor de hand, dat dan in beide opvattingen iets goeds moet zitten en dat de waarheid in het midden of liever in de vereeniging van de twee stand punten ligt. En inderdaad moeten we de geeste lijke ontwikkeling zien als een conver gentie tusschen de van nature gegeven mogelijkheden en de daar buiten liggende milieu- en opvoedingsomstandigheden. Het is niet zoo, dat het kind tijdens zijn ontwikkelingsproces alleen maar naar buiten brengt wat het innerlijk vanaf den beginne besloten hield, óók niet zoo, dat het alleen maar accepteert, wat de wereld hem biedt, maar er is steeds een samenwerken van beide processen. Deze wetenschap leert den opvoeder respect te hebben voor het eigene, het persoonlijke in ieder kind en aan te sluiten bij hetgeen de eigen aard aan het licht brengt; dit leert hem tevens de zware verantwoordelijkheid van zijn opvoeders-taak. De opvoeding is niet almachtig; de opvoeding is ook niet machteloos. De opvoeding leidt hetgeen van nature gegeven is in gezonde banen; zij schept de gelegenheid tot ontplooiing en rijping, zij ziet steeds zorgvuldig toe, dat het evenwicht tusschen vorming van binnen uit en van buiten af bewaard blijft. Het is den mensch eigen, liever op den uitersten dan op den gulden midden weg te wandelen.... laten we daarom waakzaam zijn ! Sis HEYSTER De mode en het praktische als wij haar kennel, heeft de ^-t Mode geflirt met het praktische. Heelemaal ernst is het haar zelden of nooit geweest zelfs al hoort het nu eenmaal bij het begrip flirt", dat men den schijn aanneemt als ware het ernst. .. . Onder deze flirtations noemen wij bij voor beeld de pogingen, om een bepaald kleedingstuk tweeërlei doeleinden te laten vervullen. Een paar jaar geleden droegen wij avondjaponnen met lange slippen, van de schouders afhangende, die men ook bij wijze van avondjas, of desgewenscht als ceintuur kan gebruiken. Ook de zomermode is sterk in soortgelijke vondsten; zonnepakjes" met bijpassende afknoopbare rokken behoren tot de meest populaire aardig heden op dit gebied. Maar thans is het oogenblik daar, dat de Mode ernst maakt met haar pogingen om Het Praktische aan zich te binden : uit de flirtation moet een serieuze verhouding, ja bij voorkeur een huwelijk groeien ! Niet langer kunnen wij vele meters stof, of een naar verhouding groot aantal guldens besteden aan een modesnufje; wat wij koopen (of zelf in elkaar zetten) moet goed zijn, degelijk en duurzaam. Evenzeer elegant, natuurlijk, en zoo mogelijk de noodige variatie biedend. .. . Wat de zomermode betreft, hier wordt voorloopig het vraagstuk vrij gemakkelijk opgelost: de lange pantalon met zijden blouse wordt in vrijwel ieder vacantieoord zelfs in het meest conservatieve boerendorp tegenwoordig ge accepteerd, als hoogstens een tikje excentriek (ik spreek nu van Tietjerksteradeel of dergelijke plaatsen) maar eigenlijk niet onfatsoenlijk en wat de draagster betreft, die kan er toch eigenlijk best genoegen mee nemen, daar men in meer verlichte" oorden des vermaaks deze kleedij hoogstens vervangt door de shorts" die toch eigenlijk maar weinig vrouwen flatteeren, en lang niet overal zoo gemakkelijk geaccepteerd worden als de slacks". PAG. 12 DE GROENE No.3285

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl