De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 8 juni pagina 18

8 juni 1940 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

Losse notities uit mijn Amerikaansch dagboek OP een Mexicaansche patio, tusschen vurige brugainvillia's en hooge boomen bepoeierd met verrukkelijk hemelsblauw van dui zenden vlinderachtige bloemen, in den schaduw van de galerij heb ik zitten lezen in Piet Paaltjens. In Nederland was ik daar nooit toe gekomen. Hier, midden in Mexico, in een Hollandsch huis, wordt ge, door het scherpe con trast daartoe gedreven. Het is zoo aardig: ge zit in de Mexicaansche schaduw vlak naast de felle Mexi caansche zon op de hoek van de Calle Diaz Covarrubias en de Calle Rosa Moreno en leest: De morgendamp hangt over 't veld en kleurt den herfstdraad wit, vóór 't venster op de Hoogewoerd een minnedichter zit". Juist nu, zoover van Holland en Leiden, is het aardig aan de Hooge woerd te denken: de Hoogewoerd waar van Egmond woonde, de drankhan delaar. Vér van de Alameda ligt het van der Werff-park, waar meer ge mind dan gedicht werd. Vér van de Madero ligt de Breestraat. Wat zal hij doen? Naar Woerden gaan? Des noods nog verder op, tot weer zijn oog haar oog ontmoet, zijn hart haar harteklop?" Woerden ligt vér van Xochimilco waar de poëtische bootjes varen op het rhythme van zijn en haar harteklop. Woerden ligt vér van Guernavaca waar, in Borda's tuinen, de arme Maximiliaan droomde, en waar Albert Heiman heeft gewoond. Op 't hoekje van de Hooigracht en van den nieuwen Rijn...." lees ik op 't hoekje van Diaz Covarrubias en Rosa Moreno tusschen de brugain villia's en het hemelsblauwe waarvan ik den naam niet weet. Ik heb die Snikken en Grimlachjes uit een Mexicaansch-Nederlandsche boekenkast ge haald. Ik heb lang voor die boeken kast gedraald. Vijf lange rijen wereld bibliotheek. Vijf lange rijen namen. En zooveel daarvan hélemaal ver geten. Ik blader door de bundels Zelfkeur". Allemaal jonge portretten van wie oude mannen of gestorvenen geworden zijn. Jonge portretten van wie ik hélemaal grijs goed heb gekend. Henri Dekking als een zwierig man. Herman Poort met gitzwarte kuif. Ijdelheid der ijdelheden. In de Hollandsche krant de eerste van het prettige pakje dat gisteren is ge komen staat het verhaaltje van de Boekenweek-koffietafel. Het jubileum van Cornelis Veth en dr. Boutens. Het is allemaal zoo ver weg. En door die afstand zie ik alles nóg scherper en nóg meedogenloozer. Er is niemand in heel Mexico die ooit van al die aardige ridders van de koffietafelronde heeft gehoord. En niemand in Neder land die weet van de groote Mexi caansche litteratuur. Ik verbeeld mij, dat ik een historisch moment teweeg breng: in 1940 Piet Paaltjens lezen in Mexico. En uit de lange rijen wereld bibliotheek heb ik Oudshoorns Ver halen" mee naar de patio genomen. Na jaren dat prachtige stuk proza De Leverworst" weer eens gelezen. En gedacht. Op de hoek van Covar rubias en Moreno: wie van al die koffietafelaars, met krentebrood en leverworst, heeft zoo iets monumentaals als deze Leverworst" geschapen? En waar was onze grootste prozaïst bij al die koffieleut? Hoe ligt Mexico mij nader dan NoordAmerika ! In de Vereenigde Staten heb ik veel geleerd. In Mexico veel gevoeld. Ge moet een straatslenteraar zijn om, Leest DE GROENE in de groote stad, de geweldige afstand te gevoelen waar het vliegtuig een dag en het hart drie eeuwen over doet. Ge moet houden van straatslijpen en vinden wat ik vind: dat het goed en zielsverheffend is twee uur op een straathoek te staan. Dat is een bezig heid welker zaligheid den referendaris ter Provinciale Griffie noch den com mies-griffier van de Tweede Kamer be schoren is. Bedelaars, Mexicaansche lotenverkoopers en kwaaie meisjes moeten op straathoeken staan. Dwazen en journalisten mogen het doen. Daar om zijn dwazen en journalisten be voorrecht. Daarom weten dwazen en journalisten dat er vele eeuwen liggen tusschen New-York of San Francisco en Mexico City. Op de hoek van Fifth Avenue en Fifty Second Street op de hoek van Times Square en 42rd street in New-York gaat de twintigste eeuw op haastige hooge hakken, met aangestreken lippen, met kauwgom tusschen de malende kaken voorbij ; ik heb vele tientallen uren op de hoek van Marketstreet en Montgomery, van Polk en Washington in San Francisco gestaan en niet anders gezien dan dames en heeren, in blik en glas, op wielen. Maar op de hoeken van de Madero in Mexicostad, of van de Plaza des Armas in Guadalajara gaat de eeuwigheid voorbij. DEZELFDE eeuwigheid die op de besneeuwde toppen van de Popocatepetl en de Slapende Vrouw" ligt; die tusschen de zuilen van den tempel van Chichen Itza ligt; over de pyramide van de zon; die trilt op de witte schrijn van ocotlan; in de straatjes van Taxco en Puebla de eeuwigheid in de vrome oogen van biddende vrouwen in de grootsche kathedraal van MexicoStad. Die eeuwigheid is heiliger dan de heiligheid zelve. Daarom was het poenig om op het front van den Kathedraal de honderdmaal-levensgroote portretten te hangen van presi dent Cardenas en candidaat-president Avila Camacho, met een politieke werfspreuk tusschen hen in. Daarom vonden de studenten dat zij die ont heiliging naar beneden moesten bran den. Ik loop over het groote plein waar de groote kathedraal van Mexico staat. En denk: er is een verschil van eeuwen tusschen de kathedraal en Avila Cama cho. Ik zie de witte vulkanen boven de wolken rijzen en denk: wat is de Boekenweek? Ik loop bij de pyramiden van Teotihuacan, een meesterwerk van de Tolteken (twee of vijf duizend jaar oud?) en ik denk aan Piet Paaltjens. Bij Sanborn, bij Ritz, bij Lady Baltimore zitten de toeristen uit NoordAmerika. Bij Sanborn, bij Ritz, bij Lady Baltimore zie ik stierenvech ters en Mexicaansche dichters. In het Palaccio des Bellas Artes speelt de groote Fernando Soler Cyrano de Ber gerac, in de Cine Alameda loopt de voortreffelijke Mexicaansche film In de dagen van Don Porfirio Diaz". Mor gen danst La Argentinita. Tien mis maakte bedelaars liggen op straat voor de deuren van het restaurant Prendes, de nachtclub El Patio, de danstent Rossignol, het hotel Reforma. In de kerken, sidderend van kaarsvlammen, kruipen vrouwen op de knieën naar het altaar. Generaal - candidaat - president Avila Camacho zegt dat de olie in den bodem van Mexico Mexicaansch is en Mexicaansch zal blijven. Mexico heeft tor tilla's met boonen in heete roode saus gegeten. Mexico houdt siësta. Ik lees, in de koele schaduw naast de bran dende hitte van de patio: Piet Paaltjens: Welk een dwaas Mexicaansch moment in de eeuwigheid. .. . Sport en spel Het Japansche schaakspel1 IN een groot caféin de binnenstad wordt ijverig tot aan het slui tingsuur aan vele tafeltjes schaak gespeeld. Aan een paar tafeltjes slechts, waarom een handjevol toeschouwers zich scharen, speelt men GO. Dat gaat zoo den eenen avond na den anderen. Op een goeden keer kwamen in bedoeld koffiehuis 's avonds een paar naarstige schaakspelers binnen stappen. Toen zij aan een Go-tafeitje voorbijkwamen, zei de een terloops tot den ander: Daar zijn ze bezig met zij n tweeën, mensch, erger je niet" te spelen!" Alle vergelijkingen plegen mank te gaan. Maar deze vergelijking hinkte niet alleen, de geheele opmerking was er vlak naast. Het was een vol maakt verkeerde beoordeeling. De ergelijke en vroolijke begeleidende omstan digheden, die tot het spel Mensch, erger je niet!" behooren en het zoo populair maakten, als zelden een spel in zoo'n korten tijd wordt, vallen bij Go vanzelfsprekend geheel weg. De Go-speler in het bewuste caféhad nu natuurlijk zich alle moeite kunnen geven, om de in zijn oogen zoo scheeve beoordeeling eens even recht te zetten. Maar hij deed het niet, integendeel, hij boog zijn hoofd gelaten en wijs over zijn speelbord en verdiepte zich opnieuw in zijn spel. Ook daarin lag alreeds een kleine karaktertrek, die voor den Go-speler typisch is. Voor hem was het een uitgemaakte zaak, dat zulk een verkeerde gevolgtrekking het weerleggen niet waard was. Trou wens een Chineesch spreekwoord zegt van den Go-speler: ,,. .. .hij komt bij de begrafenis van zijn vader te laat. ..." Kan men zoo iets van andere spelen beweren? De geheele kleine episode in het cafégetuigt echter van de groote onbekendheid, waarin dit spel, zelfs bij schaakspelers, nog verkeert. WANNEER men iets grondig wil leeren, dan doet de beginneling er het beste aan, naar een matador in het bedoelde vak te gaan. De meester van het Go-spel" in Europa woont toevallig in Charlottenburg, een wijk van Berlijn. Studieraad Dueball. Hij speelde vorig jaar tegen den Japanschen speler, Zijne Excellentie Hatoyama, een partijtje Go per tele graaf, dus een spelletje, waarbij beide den afstand wisten te bewaren ! De partij duurde zes-en-vijftig dagen en eindigde met de overwinning door den Japanschen speler, evenwel slechts met een voorsprong van zeven punten. Wanneer men het tijdverschil in aan merking neemt, dat tusschen Tokio en Berlijn bestaat, en dat denDuitschen speler dikwijls dwong op de onmoge lijkste uren zich te moeten concentreeren, om een zet te doen, dan zal men moeten toegeven, dat het nog zoo slecht niet was. Men kan van een eervollen nederlaag voor Europa spreken. En waar haalde deze Europeesche meester zijn wetenschap omtrent het Go-spel vandaan? Hij haalde zijn heele kunde uit .... een lexicon ! Met een studievriend begon hij te spelen en leerde in driemaal tien jaren zooveel van dit spel, dat hij uitgenoodigd werd, naar Japan te komen. Wanneer men als leek voor dezen meester" zit, dan verwacht men, dat nu een zwaarwichtige voordracht over de uiterst gecompliceerde regels van het Go-spel van stapel zal loopen. Na twee minuten is het echter eiken beginneling duidelijk, dat de regels geniaal eenvoudig zijn. Een bord, dat op symbolische manier wijd uitge strekt land, zonder bezitter voor moet stellen, wordt verdeeld door negentien maal negentien lijnen, die elkaar in rechte lijn doorsnijden en zoodoende vierkanten vormen. Elk van de beide spelers zet nu op de snijpunten dier lijnen steenen, waarvan honderd-tachtig zwarte en honderdtachtig witte voorradig moeten zijn. Elk der spelers heeft de taak, zooveel mogelijk land" voor zich zelf te veroveren. Hij moet er naar streven, zijn steenen op zulk een wijze op het bord te plaatsen, wel te verstaan, steeds op de snij punten, dat een zoo groot mogelijke ruimte door zijn eigen steenen inge sloten wordt. De tegenspeler heeft echter hetzelfde doel voor oogen. Nu . wordt door elk van de twee tegelijker tijd geprobeerd, om het insluiten en afsluiten van het gebied, dat door de tegenpartij veroverd moet worden, te verhinderen. Dit gebeurt door het zoogenaamde tusschenzetten" van steenen. Wanneer het den eenen speler gelukt is, rondom de vijandige steenen zijn eigen steenen als omsingeling te zetten en deze zoodoende volkomen in te sluiten, dan kan hij deze steenen van den anderen tot zijn gevangenen maken. De gevangenen" worden van het speelbord verwijderd en tot aan het eind van het spel bewaard. Over winnaar wordt diegeen, die de meeste vrije snijpunten omsingeld heeft. Bij deze punten, die als het ware zijn ver overd gebied beteekenen, kan hij de gevangen steenen als even zoovele ,zege-punten', die hij behaald heeft, optellen. Wie het grootste aantal bezette punten en het leeuwenpart aan gevangenen gemaakt heeft, heeft gewonnen. Voor gecompliceerde regels behoeft de beginneling dus niet bang te zijn. Hij kan, zoodra hij deze weinige regels kent, onmiddellijk met het spel be ginnen, zal echter naar een- paar partijtjes dadelijk merken, dat niet de regels moeilijk zijn, maar het spelen volgens deze regels. Van eentonigheid kan bij dit spel geen sprake zijn. De mogelijkheden, om met het grootst mogelijke succes hier of daar te be ginnen, zijn legio. Zij zijn precies zoo talrijk als het aantal snijpunten, dat voorhanden is. Een bepaalde manier van beginnen bestaat er bij dit spel niet. In het verloop van den kamp ver meerderen zich de mogelijkheden, waar een steen bij te plaatsen valt, om land voor zich zelf te winnen of om den tegenspeler in zijn bemoeiingen, zelf land te veroveren, te hinderen, of om gevangenen te maken, tot in het on eindige. Wanneer een veroveringsplan door den ander gedwarsboomd wordt, dan kan diegene, die in den klem gebracht is, een andere krijgslist verzinnen. Het zal slechts hoogst zelden mogelijk zijn, een methode, die een der spelers zich voor het geheele verloop van het spel in kwestie uitgedacht heeft, tot aan het eind door te voeren. Elk oogenblik kan de situatie van meet af aan anders worden. Een eerste vereischte is dus, dat de spelers over de gave beschikken, zich bliksemsnel in een andere positie te verplaatsen. Geestelijke bewegelijk heid en een groot uithoudingsvermogen zijn eveneens eigenschappen, die een Go-speler van huis uit moet hebben, wil hij ooit een goed tegenspeler worden. THANS zijn ongeveer een millioen Go-spelers in'Japan, een duizend tal in Duitschland. Natuurlijk valt van een duizendjarige oefening iets anders te verwachten dan van een vijftigjarig streven. Het Go-spel is een brug, die tot een juister begrip van het Japansche volk kan voeren. PAG. 18 DE GROENE No. 3285

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl