De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 15 juni pagina 18

15 juni 1940 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

HET onlangs afgebrande kasteel van mijn neef Baron Goudknots is herbouwd en enkele dagen geleden gereed gekomen, als een getrouwe copie van het zoo tragisch in vuur en vlam vergane bouwwerk dat zijn grootste trots was, hoewel dit op zijn beurt een slechte copie was van mijn kasteel. De herbouw van zijn kasteel heeft heel wat voeten in de aarde gehad. De eerste moeilijkheden kwamen toen de eerste steen gelegd moest worden. Het sprak vanzelf dat niemand minder dan mijn neef dien steen zou leggen, die daarom voorzien was van een fraaie inscriptie: Eerste steen gelegd door Lodovicus Louis Lodewijk Baron Goudknots, 5 Mei 1940. Op dien gedenkwaardigen Zondag begaf ik mij met mijn neef naar het bouwterrein, zonder eenig ander gezelschap, om de plechtigheid te doen plaats hebben. Mijn neef vertrouwde mij toe, dat hij dien eersten steen liever niet in het bijzijn van een toekijkend publiek wilde leggen, omdat hij daar niet zeer bedreven in was en bovendien kortademig, wat hem met het oog op het aanzienlijke gewicht van het granietblok wel eens parten zou kunnen spelen. Toen wij op het bouwterrein aan kwamen, zagen wij dat de fundamen ten al gereed waren. Ongeveer in het midden van den ontworpen voorgevel zweefde aan een takel de eerste steen. Aan den takel was een zilveren lint bevestigd. Naast dit lint hing, aan een zilveren koord, een gouden schaar waarmee mijn neef het lint slechts be hoefde door te knippen teneinde den steen op zijn plaats te doen geraken. Kinderlijk verheugd keek mijn neef naar de in den ochtendwind heen en weer zwaaiende schaar, die evenals de eerste steen van een inscriptie voorzien was. In een oogopslag zag ik dat de schaar hem uit dankbaarheid en veree ring aangeboden was door de brand verzekering Eigen Haard", waar mijn neef directeur van is. Reeds had ik eenige gelukwenschen en nog andere plechtige woorden op mijn lippen, reeds had mijn neef met moeite zijn duim en wijsvinger in de oogen van de schaar gewrongen, toen hij plotseling paars van woede werd. Waarde neef," zoo sprak hij, ziet gij dat? Dit is niet de eerste steen; er liggen al reeds minstens honderd !" Met de schaar wees hij nij dig naar de fundamenten. Ik kon hem geen ongelijk geven, en na even rond gekeken te hebben, gaf ik hem te ken nen dat er 9013 steenen lagen. Het is een schande ! Waarom hebben ze me niet eerder gewaarschuwd? Nu moet alles weer afgebroken worden," her nam mijn neef wanhopig. En hij lamen teerde verder: Het is Zondag, de ar beiders zijn er niet, en als ik morgen den steen moet leggen, is de datum ver keerd. Die kostbare onyx!" Op zijn beide wangen biggelden tranen, en om dat ik dat niet aan kon zien greep ik een houweel en hakte de fundamenten uit elkaar en slingerde de brokstukken het bosch in. Jonge berkeboompjes en eeuwenoude woudreuzen werden door het vallend gesteente geveld; de fun damenten waren op deze manier bin nen weinige oogenblikken verdwenen. Toen het zoo ver klaar was, keek mijn neef mij verheugd en dankbaar aan en knipte het lint door. Met een plons viel de steen in de modder, die hoog opspatte en mijn neef eenigszins onherkenbaar maakte. Onthutst wreef hij zijn oogen uit, staarde naar beneden en zei: Nu kan niemand het meer lezen." Nadat de bouw een week voortgang had gevonden, kwam de architect mijn bij mij te gast zijnden neef opzoeken, met de mededeeling dat het kasteel be gon te verzakken. Het stond scheef, hoewel het nog niet klaar was; blijk baar hielden de fundamenten het niet. Ik had juist met mijn neef een uitvoe rig bezoek aan mijn wijnkelders ge bracht ; dit verhinderde ons echter niet om met den architect de quaestie in oogenschouw te nemen. Toen wij bij het kasteel aangeland waren, zei mijn neef heel eenvoudig: Het staat recht." De bouw werd voortgezet; en nu, een paar dagen geleden, zou mijn neef zijn intrek nemen in zijn splinternieuwe burcht. Omdat hij er prijs op stelde, de eerste te zijn die den nieuwen drempel over schreed, deed hij zulks. Aan weerszijden van de oprijlaan vormde zijn personeel een eerewacht met bloemenhulde. Het uit zijn keukenpersoneel samengestelde fanfare orkest speelde de Militarmarsch van Schubert, een van mijn neef's lieve lingscomposities. Statig schreed mijn neef voorwaarts. Door de wijd geopende vleugeldeuren trad hij naar binnen. Reeds stond ik op het punt zijn voet spoor te drukken, toen ik door schrik overmand als aan den grond genageld bleef staan, iets dat mij overigens zel den overkomt. Voor mijn oogen zag ik de toegangspoort langzaam naar bene den zakken. En niet alleen de poort, maar de heele voorgevel, het heele kasteel zonk langzaam in den grond. Kom binnen, wees welkom, waarde neef," hoorde ik mijn neef nog zeggen, waarop hij plotseling verschrikt uit riep: Het wordt donker, wat heeft dat te beteekenen?" Ik was niet in de gele genheid hem antwoord te geven, want de parterre was reeds souterrain ge worden. Langzaam maar zeker ver dween het kasteel als een zinkende oceaanreus in de diepte. Weldra was de dakgoot met den grond gelijk, en nog voordat ik mijn neef kon waar schuwen, was de hoogste schoorsteen weggezonken. Daar ik begreep dat de toestand van mijn neef hachelijk werd, temeer om dat hij bang is in het donker als hij alleen is, zond ik een ijlbode naar zijn landgoed die ik mijn varkensstapel liet halen. Snuivend en knorrend kwamen mijn tweeduizend varkens aangerend. Op mijn bevel begonnen ze te wroeten. De kluiten aarde en de modder spatten kilometers in het rond. Als bij tooverslag was het kasteel blootgelegd en kon mijn neef met touwen naar boven wor den getrokken. Toen mijn ijlbode het zware voorwerp met den takel naar boven had getrokken, bleek dit de eerste steen te zijn. Bij een tweede poging vermocht hij evenwel mijn neef in eigen persoon op te halen, nog juist op tijd, want toen verdween het kasteel voor goed in den schoot der aarde. Bommenwerpers in den goeden ouden tijd (Beruststellenöe wootften uit 2>e Oroene" van 1010 TOEN Curtiss, de bekende vervaar diger van vliegtoestellen, onlangs met zijn vliegtoestel schijnbommen en sinaasappelen op een slagschip had laten vallen en eenige treffers verkre gen had, gingen er dadelijk stemmen op, die van een algemeen gebruik van vliegtoestellen een algeheelen omme keer in den zeeoorlog en zelfs in den vestingbouw voorspelden. Toch zijn de door Curtiss genomen proeven niet veel meer dan een interessant bewijs hoever men het in de besturing van een aeroplaan kan brengen. De demoraliseerende gedachte, dat men gevaar liep door vanuit vliegtoestellen geworpen bommen en dergelijke afgemaakt of opgeblazen" te worden, heeft geleid tot een overdreven vrees voor de bommenwerpende vliegmachine. Kalm na denken zal ook die vrees tot behoorlijke afmetingen terugbrengen. De moeilijkste manier van zich voort bewegen voor den mensch is wel die met een vliegmachine, maar het raken van zelfs vrij groote lichamen door voorwerpen, die men uit een groote hoogte laat vallen, is nog veel moeilij ker. Wie het ooit geprobeerd heeft uit een vrijen ballon, b.v. een flesch in een rivier te laten vallen, weet hoe zelden dit gelukt, Een in beweging zijnd slagschip te treffen met een bom, is een bijzonder moeilijke zaak, ook al tracht de meest behendige vlieger dit gedaan te krijgen. Men houde in het oog, dat een vlieg toestel, dat met dergelijke plannen wordt bestuurd, op zoodanige hoogte zal moeten blijven, dat het onbereik baar is voor het granaatkartetsvuur. Sprak de wind niet een woordje mee, dan zou, als de op groote hoogte vlie gende aeroplaan op het oogenblik dat het projectiel losgelaten wordt, recht op het te treffen schip aanstuurde, de bom op het juiste moment losgelaten, het schip kunnen raken. In de werke lijkheid wordt het een ware puzzle, een bloot toeval, een artilleristisch kunst stukje als men wil. Door dergelijke on betrouwbare bestrijdingsmiddelen wordt geen omwenteling in den zeeoorlog te weeggebracht, om maar niet eens te spreken van den vestingbouw. Men kan tegenwerpen, dat het wel eens zou kunnen blijken, dat de moreele werking van dergelijke de schepen be dreigende vliegtoestellen zeer groot is. Een moreele werking kan dan alleen op den duur verkregen worden als, zij het ook slechts nu en dan, een groote materieele uitwerking wordt verkregen en dit laatste schijnt wel uitgesloten. Dit eischt nadere verklaring, welke wij putten uit een voorbeeld uit den Russisch-Japanschen oorlog. De Japanners hadden hun batterijen bij Port Arthur op de omliggende hoogten opgesteld, een tweehonderd meter boven den zee spiegel, om de Russische pantserschepen in de haven met mortier en houwitser, dus met steil invallende projec tielen te bestoken. De 250 K.G. zware projectielen met springlading (een ge wicht dat de zwaarste van een modernen aeroplaan nabijkomt) sloegen met be wonderenswaardige juistheid in: het vuur uit de vijf K.M. van de stad gele gen batterijen werd door de Japanners schitterend geleid. De hoog uit de lucht vallende projectielen stortten haast loodrecht op de Russische schepen neer, die het een na het ander in de diepte verdwenen. Na den oorlog bleek dat de Russische schepen het vuur met op merkenswaardig weinige beschadigin gen hadden doorstaan. Weliswaar wa ren de schepen gezonken, maar de Rus sen hadden zelf de buitenboordkranen opengezet. In de meeste gevallen waar in een treffer was verkregen, was het projectiel op een houten dek, een ver bindingsgang enz. gesprongen en had aan de vitale deelen weinig schade kun nen toebrengen. Waar nu de met een vliegtoestel mede te nemen bommen niet heel zwaar zullen kunnen zijn en zij uit een hoogte komen vallen die een tiende bedraagt van de 3200 M. waaruit de zware Japansche granaten zich op de schepen stortten, kan men nagaan dat een bommenwerpende aeroplaan geen ver schrikking voor een modern slagschip behoeft te zijn. Op levende deelen zullen die kleine aeroplaanbommen wel uitwerking kun nen hebben. Hierbij vergete men echter niet, dat, mocht in de toekomst een vlie ger opdracht krijgen een hoofdkwartier, een bivak, een dekking met bommen te bestoken, hij om resultaten te ver krijgen, zich vrij dicht boven het doel zou moeten bewegen en wel spiraalsgewijze. In negen van de tien gevallen zou de bestuurder een verloren man zijn. Dit is in zooverre geen bezwaar, dat er altijd mannen te vinden zullen zijn om ook de gevaarlijkste opdrachten uit te voeren. Het is dan echter niet te verwachten dat de bestuurder onder zulke hachelijke omstandigheden over zijn volle koelbloedigheid zal beschik ken, en hij moet wel over al zijn ver mogens de volle beschikking hebben om dergelijke artilleristische kunst stukjes uit te voeren. PAG. 18 DE GROENE No. 3286

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl