De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 15 juni pagina 5

15 juni 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

HET OLIEMANNETJE WORDT HUURKOETSIER INDERDAAD. Dit zijn de tijden dat de petroleumventer huurkoetsier wordt. En van de gevels kun je het lezen. Daar staat op het puitje van zijn baksteenen woning bezijden den Heereweg.?en 't alarmrood van de jongste mode van de kozijnen en 't hek scheen al veel eerder een bloedige vermaning ja, wel 't heele drama in kort bestek. Boven al het schild: Standard petroleum" met in eveneens roode letters in den krans van geel en blauw Esso" en daaronder product". Filiaal, dus, van het nu almee wel allermachtigste wereld-concern, want niet waar? wie de olie heeft wint den oorlog. En dan op 't raam een wit papiertje met in het naarstig onwennige handschrift: Alhier geen péterolie meer." Er boven op een keurig nieuw houten bordje: Paard en brik met koetsier te huur." Verleden week nog was hij er heelemaal niet goed van" vertelde zijn vrouw, ,,'n Beetje ver drietig. ... als je 't zoo lang hebt gedaan, en nu temet niets meer." Z'n weekloon, de vergoeding voor 't paard, voor de voet- en de percenten van den verkoop boven de zooveel liter heeft evenbedoeld wereldconcern zijn oliemannetje dan ook meteen opgezegd. Want er komt immers niet meer, of een bagatel. Zij zelf ook, de vrouw, was er ziek van, over haar zenuwen heen, om al die buurvrouws met 'r bussen en kannetjes, of zouden ze dat briefie niet kunnen lezen? die den godganschelijken dag tóch achterom komen, de klink lichten en dat ze maar nee, en nog eens nee moet verkoopen. Want er ben er, genoeg, die worden er nog kwaad om ook. En als dan eens in de week die knal roode tankwagen met de vaart van een torpedo over de landwegen komt gestoven dan lost hij er nog eens 'n vijf-, zeshonderd liter, plaats veertig-, vijftighonderd gewoon dat in twee dagen schoon is uitgegeven. Vanzelf was 't toen op slag gedaan met 't uit venten, eiken dag in de week in steevast de volgende buurt op den wagen met de rustig rammelende en even klokkende blikken achter de hit aan, die uit z'n eigen ho hield voor de klanten en de woningen van de anderen voorbijging. Hij zat er, door de jaren heen als vastgegroeid op den bok, z'n steelpijpie vooruit, de wolken tabaksrook de lucht -in als een soortement locomotief zoo, dat de dokter onlangs lachend zei, toen de vrouw klaagde dat haar man vast te veel rookte: ik herken hem als automaat uit de verte al aan die puffen, die hij uitblaast. En dan kan dat zoozeer nog geen kwaad." Maar hij is dan toch ook al een zeventiger, ons altijd vrindelijke, want zwijgzame petroleummannetje, met zijn ingevallen wangen, zijn beetje in 't buitenweer verdofte oogen, met zijn keurig vilthoedje op, en om zijn kin het kroezelend witte baardje, dat ze ook wel een bloemkooltje noemen. Sedert jaar en dag en allen dag automaat. Behalve op Zondag. Want dan spande hij stil en behoedzaam en al maar prevelend met de bliek, zijn ketje, dien trouwen kameraad lang 's Heeren wegen, voor 't Zondagsche brikje, om met de vrouw, met een buur, die erg slecht ter been is, in 't onberispelijkst geborstelde kerkezwart te rijden naar de mis. EN die zelfde brik, dat historische zwarte wagentje op de hooge wielen, bankjes rondom, blauw bekleed en met hemelsch-blauw zijden ster retjes gecapitonneerd, voor ieder van de vier raampjes, vier portiertjes, een zwart zijden gor dijntje op een stangetje dat er na den zooveelsten schok dan ook uitvalt over je schoot dit museum stuk voor folklore met aan weerskanten van den bok een als zilver glimmenden lantaarn die nu opgeborgen konden worden vanwege de verduiste ring, en de machtig hooge tree om er achterin binnen te klauteren deurtje dicht met een harden smak, dat gestadig aan wat scheef zakt, eerst tot een kiertje, tot een kier en dan, floep, weer open vliegt dit wonder wel in zijn dekkleed onder houden vehikel ja, wat moest hij zonder z'n petroleum-weekgeld om samen aan den kost te blijven? 't heeft onzen automaat na een paar woelige nachten op de gedachte gebracht om 't te gaan verhuren, met dan het petroleum-paardje ervoor en hijzelf als koetsier. Vanzelf. Want ons dorp is nu, zonder gerij, heelemaal van die weliswaar gruwzame wereld afgesloten en 't petroleummannetje, plus zijn ket en zijn zondagswagentje vervangen onze auto's, onze taxi's in de beide schuren, maar vooral ook onzen autobusdienst op de stad. En tot gestage verwondering zijn er nog altijd menschen oude menschen vanzelf, kreupele, ziekelijke, zonderlinge menschen, moeders met zuigelingen, die bij uit zondering dan [dus niet tweewielig zijn geboren en nu ook niet kunnen fietsen. Dit wordt nu de win ner van ons automaatje. Maar" verzucht hij nog weer in zijn andere functie wat moet er van de menschen hier worden als straks mogelijk toch nog enkele zomer gasten in hun huizen trek ken met het gas- en zijzelf hebben ouder gewoonte in de kleine zomerwoningen hun intrek genomen, als daar de kookstellen droogstaan. Eén liter op de bon in de week. Al hoor ik dan, dat men hier olie uit Roemeniëwil laten komen. Maar dit moet ik eerst toch nog zien. .. . als lasthebber van de Auto maat. En ook begrooten hem wél die lange ritten met klanten: voor zijn ketje dat er zoo aan gewend [was telkens weer aan den kant van den weg een kostje te staan grazen, als hij de bussen af gaf en er nog wel eens een doodrustig praatje bij hield met de vrouwen, laat staan soms een kopje deed. Die ket is zoo oud nog niet, hoor, 'n twaalf jaartjes. Maar de smid heeft, onder 't beslaan, wel eens weer gezegd: in de achterband heeft hij gallen. Affijn, er is eenmaal geen mensch zonder gebreken. Maar op die lange sukkels zonder ho of hort, dan wil hij nog wel eens gaan stappen of hij wat indut tot hij in eene, in de buurt van een olieklant, daar af wil draaien en wat grazen bezijden den weg." Och ja, alweer vanzelf. Ze hebben 't allebei verworven in dienst van het wereld-concern, het oliepaardje er zijn petroleum-baas, die onverstoor baar wijze rust, van wien de een op een bok-achter een tam lakoniek maar piender ketje, en de ander dus met dien baas aan n leidsel, vrijwel stapvoets hun levensdagen samen plachten uit te rijden langs al maar weer die open landwegen door de schroeien de hitte en door de sneeuw. Als de automaat dan al eens knikt, en maar kouwt op z'n pijpesteel, dan begint ook dat ros te knikken met den kop en nog gras van achter z'n kiezen na te kouwen. En bij wijlen onderhouden zij samen zich binnensmonds, blijkbaar nog wel eens vermakelijk ook, in de paardentaal. Want dan glimlachen ze allebei om de dwaasheid dezer redelooze wereld. En al maar kou wende is 't of hun hersens voortgaan die wereldsche razernijen moeizaam te vermalen, tot ze 't elkander zachies zeggen wat ze er van hebben uitgedacht. NOG onlangs vertelde de koetsier, in die kwaliteit dan weer?moest hij e:n juffrouw van 't trammetje halen, maar die dienst was ver anderd en dus konden ze wachten zoo'n zeven kwartier, 't Was warm in de zomerzon en volop gras in dat veldje. Hij was er bij gaan zitten in de schaduw van zijn smakelijk grazende ketje, en ze hadden er samen maar zoo wat over gepraat: Wel, wel, wat allemaal een gekke toestanden. En dat nu al die vaste klanten van hen want 't paard is slim, en pikt ze tusschen de andere huizen er precies uit ? toch zoo jammerlijk zonder olie zitten. Ja, 't trammetje naar stad daar rijden ze nu geregeld op, en vangen er wel altijd een of twee-, soms vijf, dat er nog net n met z'n zware koffer bij wil klimmen, maar dat zal niet gaan en dan de man twee kwartjes den rit. Er zijn er warempel al geweest, die vonden 't toch zóó gezellig uit den goeden ouden tijd, die wilden er mee uit toeren gaan. Ik heb 't wel bijgewoond want 't oliemannetje woont kort bij ons op de Krocht" dat een stelletje heel oude dametjes, nadat hij er haar stuk voor stuk om 't middel vierkant had uitgetild, hem hartelijkt de hand drukten en vriendelijk bedankten voor 't heerlijke ritje, meneer. Maar dat tot heden tweemaal per jaar dat percen tengeld kwam van de olie, om nog eens iets van te koopen een nieuwe japon, een stofzuiger. .. . da's nou zoo lang de oorlog duurt ook wel voorbij. En wat krijgen we dan nog weer op ons dak ? Al nemen ze, óók als huurkoetsier met de brik en de ket, er hun tijd voor en verwachten dit van zelf van de klanten eveneens. Voor n zoo'n knol wordt 't anders te veel, al dat gesloof. ... Ja, niet waar, En 't is nu eenmaal geen automobiel: n P.K. Hij hadjiets gehoord van legerpaarden die je misschien zou kunnen' krijgen, als daar nu nog eens een tamme van was te pikken, om de ket af te lossen. ... 't Eenige: hoe benaderde je met je Hollandschen mond den Duitschen commandant? Al had hij mogelijk nog wel een aanbeveling uit den vorigen oorlog. Want als kaasmaker zijnde van vaders boerderij af, had hij toen heel in Zeeland, in zoo'n coöperatieve fabriek, nog honderden liters afgeroomde melk he'pen verhitten tot zoo'n poeder, tot vaten poeder, wagonladingen vol voor den Duitscher, want die maakte daar. .. . fietsbanden van. Nou en toen hij na den oorlog die automaat overnam van zijn broer, die te oud was geworden, hij zelf was toen wissellooper geweest toen ving hij nog een kwartje den liter, een gulden voor de bus. .. . Want je beleeft wat in die olie als 't telkens weer oorlog is. Hij heeft 't trouwens altijd begrepen, dat je van den nood een deugd moet maken. En werken is nooit schande. Kom je eerlijk de wereld mee door. Die brik had hij dus staan. Weet u, dat die boer hiervoor, nieuw, in de vorige mobilisatie, in dien rijken tijd, nog duizend gulden had betaald, al kon hij 'm later overnemen voor een klussie? En hij moet 't zelf zeggen: veel werk heeft hij ermee. Een aardig weekgeldje, tjonge ja. Maar 't is dan ook een reuzewagentje. En met me paardje werken we er alle terreinen mee af. Komt er een trammetje of gaat er een weg: wij samen staan er. Ook nog wel eens voor soldaten naar de kamp. Al twee keer heelegaar naar de stad een keer een ongelukkige vrouw, toen een die bevallen moest. Nog eens heen en weerom naar de Waard voor een man, die net was geopereerd. Toen kwam er een soldaat afgezwaaid thuis, maar zijn vrouw zat bij 'r zus in 't Buurtje want die had van den schrik, in den nacht, een tweeling gekregen. We zijn haar gaan ophalen. .. . Maar wordt 't drukker met de vreemde menschen, die ook eens naar zee willen, dan moet er een knol bij. En ik heb er op me land dik gras voor. Dik te vreten voor allebei. Ook heb ik nog een heel vat koekies voor staan van de regeering. Hij had ze voorheen zoo graag, dat paardje. Maar zoo hij in 't gras staat, verdraait hij die koekies te eten, al ben ze dan van de regeering voor 'm gegeven. Ik zat naast 't oliemannetje op den bok van 't brikje, heel van Bergen af, waarheen we gasten hadden gebracht, 't Was een mooie avond. Alleen een bétje ziekeneurig. De ket met z'n kop zakte al maar verder voorover in 't tuig of hij er midden op den weg bij wilde gaan liggen. We hadden er al 'n twee-en-half uur aan gesukkeld. En 't oliemannetje raakte over den huurkoetsier uitgedoezeld. Toen ronkten er drie vliegtuigen over ons heen. Drie ijlende roode sterren. En hij zei: 't is nu maar beter voor een mensch om de teekenen aan den hemel niet te verstaan. .. . Toe maar, ketje. .. . daar zie ik den stal al, me jongen. En 't komt uit ook. Want ik had de vrouw gezegd om tien uur weer binnen te zijn." Maar de klok sloeg juist elf, en dat merkte hij niet. Want een uur hadden we op den rit ver speeld. M. J. BRUSSE PAG. 5 DE GROENE No. 3286

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl