De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 15 juni pagina 7

15 juni 1940 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Stedelingen en plattelanders Tegenstellingen tusschen stad en land EEN vraagstuk over de verhouding tusschen stad en land was er altijd. De eerste wist zich steeds ten koste van het laatste te verrijken, d.w.z. er was sprake van onderdrukking. Steden hadden steeds markt- en andere rechten. Is dat nu nog het geval? Zonder eenigen twijfel, al zijn er veranderingen, die dat minder duidelijk doen gevoelen. Nog steeds echter weet de stad vele goede krachten van het platteland tot zich te trekken, nog steeds weet de stad de gevolgen van economische depressies af te wentelen op den landbouw. Wl. Woytinsky, een der grootste statis tici, schreef eenigen tijd geleden in een werk over The social consequences of the economie depression": In het algemeen kan gezegd worden, dat in essentieele landbouwgebieden de boeren meer van de depressie te lijden hebben gehad dan eenig ander deel van de bevolking". De steden zijn machtscentra geworden, een vraagstuk, dat in de laatste jaren velen bezig houdt. De urbanisatie was een der het meest imponeerende verschijnselen van de laatste decennia. En in diepste wezen is zij overbevolking van het platteland. Hier, ten plattelande, is de nataliteit grooter dan in de steden, terwijl de beroepsmoge lijkheden er veel geringer zijn. Het platteland stoot arbeidskrachten uit, de steden ontvangen het over schot dat uitgestooten wordt. Steden zijn daarom wel eens menscheneters genoemd. HET baart velen groote zorg, dat zich in de steden zooveel menschen ophoopen. Een paar voorbeelden: In Engeland woont het tiende ge deelte der bevolking in Londen. In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika woont meer dan het achtste gedeelte der bevolking in vijf steden (Chicago, Detroit, New York, Los Angeles en Philadelphia). In Australiëook is het verschijnsel zeer duidelijk: daar woont de helft van de bevolking in zes steden. Argentiniëheeft p.m. 12 millioen inwoners, daar van wonen er in de hoofdstad Buenos Aires:. .. . 2.153.000. En hoe is het met ons land? In de beide Hollanden wonen p.m. 3.5 millioen personen, in het Rijk 8.7 millioen. In deze provincies, de be langrijkste dus van ons land, woont 2/5 gedeelte der Nederlandsche bevolking. In Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage leeft het vierde ge deelte van onze bevolking. Wij kunnen wel zeggen, dat het heele gebied tusschen Amsterdam en Rotterdam feitelijk n groote stad is. Dit zal zich in de toekomst nog duidelijker accentueeren. Er wonen, volgens velen teveel menschen in de groote stad. Willy Hellpach, de geopsycholoog wil pogen tot een evenrediger verdeeling der bevolking te komen. Of 3it een vraagstuk van dwang kan zijn, wordt betwijfeld. Wel mag een spontane reactie op den snellen bevolkingsgroei der steden verwacht worden, juist omdat de nataliteit er geringer is dan ten plattelande (steden met meer dan 100.000 inwoners: 15.5 per 1000, gemeenten met minder dan 5.000 inwoners 22.3 per 1000), terwijl de mortaliteit slechts geringe afwijkingen vertoont (8.6 per 1000 in steden met meer dan 100.000 inwoners, 9.6 per 1000 in gemeenten met 5.000 en minder inwoners). Er zijn trouwens nog Was DE GROENE juist uitverkocht toen u er naar vroeg ? EEN GOEDE RAAD NEEM EEN ABONNEMENT! andere oorzaken die zullen bewerken, dat de be volking evenrediger over het land verdeeld zal worden. Deze oorzaken liggen vooral in de feno menale uitzetting van het verkeer. Wij noemden de steden machtscentra. Het kan wel bijna niet anders zijn, want niet alleen dat hier de bevolkingsconcentratie zich voltrekt, neen, er is meer: wij zien er ook de vermogens- en bedrijfsconcentratie. Juist hiervan immers is het platteland zoozeer afhankelijk, want het is vooral in de groote bevolkingscentra dat pacht- en koop prijzen van land worden bepaald. NATUURLIJK is er wisselwerking tusschen stad en land, maar deze verloopt stellig gunstig voor de stad. Wij weten, dat in de steden voor het land geproduceerd wordt en omgekeerd, dat het land voor de steden produceert. Doch, in de groote menschennesten (deze uitdrukking werd, meenen wij, het eerst door prof. Boerman gebezigd), stelt men zich in de eerste plaats op de stad zelf in, in de tweede plaats pas op den landbouw. De eigen voorziening van den landbouw neemt een zeer bescheiden plaats in. Heel duidelijk blijkt zulks bijv. uit eenige cijfers van de opbrengsten der amusementsbelastingen. In dit opzicht hebben de steden een enorm overwicht. Vele plattelands gemeenten heffen deze belasting dan ook niet. De steden zijn de amusementscentra bij uitnemend heid. En dit duidt er op, dat de beroepsdifferen tiatie in de steden dan ook veel verder is voortge schreden dan op het platteland. Er is een strooming, onder leiding van G. Thirring, die de gemeenten wil indeelen naar de beroeps structuur, waar men sinds eenigen tijd in ons land aan begonnen is. Voor een deel hangt met het verschil in beroepsstructuur tusschen stad en land ook weer samen, dat er in de steden een (zij het ook afnemend) vrouwenoverschot is. In de ge meenten met meer dan 100.000 inwoners zijn er 1.070 vrouwen tegen 1000 mannen, in de gemeenten met 5.000 en minder inwoners waren er 943 per 1000 mannen. Een der gewichtigste kenmerken van het platteland is wel dat er een mannenoverschot is. De beroepskansen zijn in de steden voor vrouwen aanmerkelijk toegenomen. Natuurlijk zijn er ook andere oorzaken waarom er in de steden een vrouwenoverschot bestaat. In de steden be staat een groote vermenging van individuen. Daar voltrekt zich op raskundig terrein een populatie proces, waardoor de oorspronkelijke rastypen, zoo zij er al mochten zijn, volkomen verdwijnen. Ten plattelande is het anders. Hier bestaat isolatie. Er heeft een matige inteelt plaats, althans zijn er huwelijken tusschen individuen, die alreeds een zelfden habitus vertoonen. Hierdoor komt het dan ook, dat de Friezen van de Zeeuwen en Limburgers zoo sterk afwijken, al kunnen zij toch, in groote trekken tot hetzelfde ras gerekend worden. E. Frh. von Eickstedt spreekt in zijn werk over Rassenkunde und Rassengeschichte der Menschheit" van gouwtypen. Welnu, gouwtypen worden ten platte lande, niet in de steden aangetroffen. Hier komen juist alle gouwtypen tezamen, om tot wat de raskundige (ook in de plant- en dierkunde bestaat het woord) populatie noemt te komen. Door deze oorzaak (maar er zijn toch ook nog andere, o.a. van psychologischen aard) worden vrouwen tot de stad aangetrokken. Het emotioneele element is er grooter. Wij wezen op de mogelijkheid tot amuse ment, maar ook in de kunst zijn de steden beter gesorteerd" dan het platteland. En dan nog, de steden zijn de centra waar de bestuursapparaten gevestigd zijn. STEDEN zijn dynamisch, er komen steeds nieuwe menschen, wat aanleiding geeft tot een opgewekt leven. Men pakt steeds nieuwe dingen aan, ook omdat men elkaar nog niet kent. Winkelzaken kunnen zich uitbreiden, omdat er steeds nog nieuwe klanten te winnen zijn. Het middel der reclame, dat op het platteland slechts een matig succes kan hebben, kan in de steden met succes gehanteerd worden. Er ontstaan in de steden nieuwe stadswijken, waardoor een tegen stelling gevormd wordt tusschen de oude en de nieuwe stad, naar welke laatste het liefst de pas gehuwden vertrekken. Er is meer verkeer in de nieuwe stad, aanvoer van de periferie naar het centrum. Het stadsbestuur kan meer voor de ver fraaiing doen, omdat er meer belastingbedragen ontvangen worden. Maar, in de steden zijn tevens de sociale tegenstellingen grooter dan op het platte land. Kapitaalkrachtige personen verlaten liefst het platteland. En telkens herhaalt zich het proces van het leegzuigen van het kapitaal van het platte land. Het leegzuigen ook van de cultuur. HET leven in de stad is duurder, een gevolg van de hoogere stedelijke grondrente, een gevolg van het verkeer, een gevolg ook vooral van de grootere omloopsnelheid van het geld. Immers, zij komt neer op inflatie. In de stad wonen intellectueelen. Zij trekken er naar toe. De groote ziekenhuizen zijn in de groote steden, wat heel duidelijk uit de statistiek blijkt. Industrie en handel hebben zich in de steden ont wikkeld. De landbouw is het natuurlijke" ver schijnsel van het platteland. Hier werkt ook de law of diminishing returns", de wet van de af nemende (meer) opbrengst, die luidt, dat, als men op een bepaald grondstuk arbeid en kapitaal ver dubbelt, men toch nog niet de opbrengst ver dubbelt. In de stad werkt de law of increasing returns", men kan de opbrengst van het productie proces wel bijna willekeurig vergrooten, door nieuwe machines naast de reeds aanwezige te stellen. Bovendien is immers de stad driedimen sionaal. Men kan het in de hoogte zoeken. Het platteland houdt zich aan de tweede dimensie, het oppervlak. Het aantal verschillen tusschen stad en land is legio. De stadsbewoner begrijpt het platteland niet. hij is bang voor koeien. De plattelandsbewoner wantrouwt den stedeling. En wat wel heel belangrijk schijnt is, dat de stadsbewoner gedomesticeerd is. Hij is feitelijk een huisdier geworden. De platte landsbewoner gaat direct om met de natuurver schijnselen, waarvan hij zich meer afhankelijk weet dan de stedeling. En is er niets meer over de verhouding tusschen stad en land te zeggen? Er is een boekdeel over te vullen. Wij hebben hier slechts den vinger willen leggen op enkele treffende verschillen, waarover wij te dezer plaatse niet zullen moraliseeren. Dr. E. VAN HINTE M icrocosmos IN den vroegen morgen van den zoden Mei werd door het eerste oorlogsgerucht een toen nog achtjarige jongen opgeschrikt uit zijn onschuldige slaap. Verontrust riep hij zijn moeder om te hooren wat gaande was. Na daarover eerlijk maar kalm te zijn ingelicht, draaide hij zich op het andere oor, en zei: Gelukkig, ik dacht al dat het onweerde", en sliep door alles heen verder tot het gewone uur van ontwaken. Toen in den loop van den dag alles eenige meerdere realiteit voor hem kreeg, vooral omdat de groote menschen in zijn omgeving weinig aandacht hadden voor zijn normale kinderlijke interesses, trok hij zich terug met potlood en papier om zich in hanepoten vrij te dichten over de beklemming, in de volgende elegie: De vrede is reeds weggevlogen. De oorlog kwam als een donkere wolk voor de lieve zon En suiker, thee en koffie moetje kopen op een bon Er is overal oorlog zelfs in parijs en landen En nooit heeft iemand het goed gevonden Dat de vrede zoo maar is weggegaan Het heeft wel i.oo.ooo.o.oooooa mensen verdriet gedaan. Daarmede was klaarblijkelijk de zaak emotioneel voor hem afgedaan. Na een paar dagen werd tot zijn groot vermaak zijn oude indianententje, verstommeld in een greppel, voor een parachute aangezien. Een week later was hij jarig en gelukkig, zonder het obligate partijtje en met wat taartjes. Een voorgelezen hoofdstuk uit een verstrooid gekochte Reis om de Wereld in tachtig Dagen", in de blauwe band, die zijn grootvader reeds dier baar was, en het poetsen van de schoenen der geheele familie zijn sedertdien dagelijks nieuwe vreugden aan verschillende polen van een kinder leven. PAG. 7 DE GROENE No. U16

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl