De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 22 juni pagina 11

22 juni 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

'Wetenschap '' ~ "' '" " " ? ' ~ ~~~ ""'""""" Het wezen van virus-ziekten Is het virus" levend of dood ? ONDER virus wordt verstaan: een ziekmakend agens, dat kleiner is, dan eenig aantoonbaar micro-organisme. Een virus bestaat uit afzonderlijke deeltjes, de grootste ter nauwernood waarneembaar onder de sterkste microscopen- waarover wij beschikken, de kleinste niet grooter dan sommige eiwitmoleculen ! Om te constateeren of een bepaalde smetstof bacteriën dan wel virus" bevat, wordt deze door uiterst fijne filters, Pasteursche kaarsen" geperst. Indien de stof bacteriën bevat, heeft zij na filter passage haar ziekteverwekkend vermogen verloren, het virus daarentegen passeert ook het fijnste filter zonder zijn besmettelijke eigenschappen te ver liezen, wij spreken dan ook van filtreerbaar virus". De eerste gedachte, die zich aan ons opdringt is dus deze: het verschil tusschen een bacterie en een virus schijnt geen principieel, doch veeleer een gradueel, m.a.w. het virus schijnt een kleine bacterie of een klein microorganisme. Schijnt zooals wij in de loop van deze beschouwingen zullen zien. Virus ziekten zijn in de laatste 40 jaren op zeer veel ver schillende gebieden van de levende natuur gevonden; menschen, zoogdieren, visschen, insecten, planten ja, bacteriën ! gingen te gronde na infectie met uiterst geringe hoeveelheden van dergelijke smetstoffen, onder gelijktijdige kolossale vermeerdering van de hoeveelheid smetstof in den betreffenden gastheer. Het mond- en klauwzeer b.v. is een virusziekte, en zoo is de z.g. mozaiekziekte" der tabaksplanten, een ziekte, die, paradoxaal om te zeggen, óók indien ze eens uitgeroeid mocht worden, onsterflijk zal blijven, juist door de opzienbarende ontdekkingen, betreffende het ultravirus, bij deze ziekte verricht. Omstreeks 1935 had men de analyse naar het wezen van het ultravirus zoo ver doorgevoerd, als met de toen gebruikelijke arbeidsmethoden mogelijk was; wij wisten toen, dat het ultravirus discontinu van structuur was, en opgebouwd uit aggregaten van eiwitmoleculen, van variabele afmetingen, welke afmetingen bepaald konden worden door middel van ultrafiltratie. Men had verder ervaren, dat een virus nerzijds eigenschappen bezit, waarvan wij meenden, dat zij inhaerent zijn aan de levende stof, zooals prikkel baarheid door physische en chemische invloeden, het vermogen zich te vermenigvuldigen, adaptatie en mutatie, andererzijds echter ook groote ver schillen met levende materie vertoont, b.v. het onvermogen, om voedsel op te nemen anders dan uit levende cellen, en in verband daarmede de onmogelijkheid, een ultravirus op een kunstmatige voedingsbodem te kweeken. Wij weten, dat de meeste microorganismen, te kweeken zijn op bepaalde, hun passende, individueele voedingsbodems, die niet uit levende stof bestaan. Ondanks ontelbare pogingen is zulks voor een ultravirus nimmer gelukt, zij zijn alleen te kweeken in een medium, dat intacte en levende cellen bevat, en dit is een uiterst belangrijk feit als men den aard van het virus wil verstaan. Voorts was men er in geslaagd, het ultravirus te fotografeeren, en wel door middel van ultra violette stralen. Een virus werd aanvankelijk geïdentificeerd en de virus van elkaar onderscheiden door de ziekten, welke zij veroorzaakten, en daar zij ook in uiterste verdunningen pathogeen bleven, werden zij in onzuiveren toestand, zooals zij in de natuur vóór komen, gehanteerd en bestudeerd. Geïsoleerd zijn ze later, door het gebruik van z.g. ultrafilters van stijgende poreusiteit en door centrifugatie en zelfs werd een overeensteming bereikt tusschen de uitkomsten van de berekening der grootte der afzonderlijke partiekels naar de foto grafische beelden, en der grootte, berekend naar ultrafiltratie- en centrifugatie. ZOO stonden de zaken, toen uit Parijs een serie opzienbarende ontdekkingen de weten schappelijke wereld in beroering bracht, culmineerend in de kristallisatie van een voor planten patho geen virus. Het gelukte aan Levaditi, huidig wetenschappelijk leider van het Institut Pasteur en zijn voortreffelijke medewerkers van de meest uiteenloopende natio naliteit, om bij de z.g. mozaiekziekte der tabaks planten een specifiek virulent kristallijn eiwit te isoleeren, dat in onbepaalde verdunning zijn be smettelijke eigenschappen behoudt. Men was zelfs in staat het aantal moleculen dat in staat bleek, de ziekte over te brengen, vast te stellen, namelijk: variëerend van loo-tot i millioen per cc. Groot was de verbazing in de biologische wereld, toen deze kristallen" zich volkomen als bacteriën bleken te gedragen, even specifiek virulent waren als het virus, evenzeer in staat in het organisme, waarin zij ingespoten werden, antistoffen in het leven te roepen, zich te vermeerderen. Kortom, men kon den conclusie niet ontloopen: in sommige gevallen moeten kristal en virus als identiek worden beschouwd. Maar waar blijven wij thans, met onze opvattingen omtrent levende en doode materie? Hoe kunnen wij een virus, dat wij toch geleerd hebben als georganiseerde levende materie te beschouwen, in overeenstemming brengen met een kristallijnen staat? En wat is dan het criterium voor levende stof"? Vragen genoeg antwoorden te kort ! Het feit, dat alle levende organismen talrijke kristallij ne bouwsteenen bevatten is reeds lang een vertrouwd denkbeeld geworden voor den modernen bioloog. In dit geval zouden we echter een zelf standig organisme voor ons hebben, dat in zijn geheel n enkel molecuul van kristallijnen bouw zou vormen. Stanley heeft door middel van de methode der ultracentrifugatie bewezen, dat het ziekmakend vermogen inderdaad gebonden is, aan het boven genoemde kristallijne poeder, dat verder te identificeeren is door zijn absorptiespectrum in ultra violet licht, door het iso-electrische punt, de dubbelbreking der kristallen en door zijn reactie op speci fiek antiserum. De elementen, waaruit dit ziekmakende eiwit bestaat, zijn meetbaar. BIJ scheikundige analyse blijkt, dat de moleculen zijn opgebouwd uit dezelfde elementen, die ook bij de opbouw van de levende stof een rol spelen. In streng kristallographischen zin, moeten wij de kristallen die Stanley uit het sap der zieke tabaks planten isoleerde parakristallen" noemen. Een ,,echt" kristal is namelijk een onbeperkte herhaling van identieke molecuulgroepeeringen in de drie dimensies. Bij parakristallen is de moleculaire groepeering regelmatig in de diepte, doch niet in de lengte. Wij mogen hier dus nog niet van ware kristal lisatie spreken. Deze ware kristallisatie is thans echter wel geconstateerd bij een ziekte der tomaten, veroorzaakt door het virus, dat naar de ontdekkers, Bushy-Stunt virus genaamd is. Deze echte kristallen zijn virulent en blijven zulks na 15 achtereenvolgen de omkristallisaties ! Het leek een groote schok voor onze klassieke opvattingen, wanneer wij eigenschappen als virulentie (vermogen tot ziekte verwekken) mutatie, vermogen tot voortplanting, vermogen antistoffen te voorschijn te roepen, alles typisch biologische functies alle ,,levens"-uitingen, zouden moeten gaan toekennen aan een eenvoudig eiwitkristal! Wat nu het vermogen tot voortplanting betreft het zich vermeerderen" van het virus, dit is het sterkste argument van hen, die het virus als iets levends" willen beschouwen. Wanneer men b.v. met o.ooo ooo ooi gr. mond- en klauwzeervirus een guineesch biggetje infecteert, vindt men na 24 uur 0,001 gr. van dit virus in de blaren. Een eiwitmolecule vermeerdert zich toch niet" zeggen de aanhangers van de bacteriologische analogie ! Hierover zegt Dr. L. W. Janssen, in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde het volgende: niemand heeft ooit gezien, dat een virus zich" vermeerdert, het geheele probleem draait om het woordje zich". Inderdaad, in dit woordje gaat veel zins". Het is alleen te danken aan de eigenaardige overtuiging van hen, die denken, dat vermeerdering van biologische materie alleen door celdeeling tot stand komt. Net alsof door celdeeling vermeerdering van materie ontstaat ! Het virus vermenigvuldigt zich niet, het wordt vermenigvuldigd, het wordt geproduceerd door de specifieke cel, waarin men het aantreft. Wij hebben gezien, dat een virus zich" nimmer, voortplant" buiten aanwezigheid van levende cellen, blijkbaar stelt dus de levende cel zijn stof wisseling in dienst van het virus om het die elemen ten te verschaffen, die het in staat is, te assimileeren. Zoo verschijnt ons dan het virus, als fabrikant" van bepaalde specifieke eiwitbouwsteenen waarvan het de synthese mogelijk maakt met behulp van bepaalde celbestanddeelen, en zoo kunnen wij den ziekte" 2ien als een verstoring van de normale celstofwisseling in dien zin, dat het binnendringen van moleculen viruseiwit" de celstofwisseling zoodanig beïnvloedt, dat nu inplaats van normaal celeiwit" een groote hoeveelheid viruseiwit" wordt geproduceerd. Zoo zien wij dan ook het leven" als een complex van eigenschappen, welke eigenschappen echter elk op zichzelf terug gevonden kunnen worden in de doode stof". En als het ultravirus levend" is, dan zal dit leven" toch niet vergelijkbaar zijn met dat van cellen of georganiseerde bacteriën. Recht* Ijoi'tH ; Kchtc kristallen bij de tnmatt'iixu'ktr. Datir umtrr: Alo/aiek/irktr <>p tabaksbladeren. Links: IHtramicruscopische opneming van tabakmo/aiek virus-,, kristal",

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl