De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 22 juni pagina 13

22 juni 1940 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

De kleine dingen OP mijn witten schoorsteen staan in een tinnen pot roode rozen. De geheele kamer geurt naar Juni, naar zomer en warmte, doortrokken van het diepzoete parfum der roode rozen. De zon valt door het hooge raam op den houten vloer en op een hoek van het vloerkleed, 'waarover een balk schaduw van een tafelpoot ligt. De poes, als een bal opgerold, hult zich in een spinnend welbehagen op het kus sen in de vensterbank. De kamer is zoo stil en de meubels kijken mij aan. Alles heeft een andere beteekenis gekregen, een andere waarde, een anderen inhoud. Huisraad, een tafel, een bed, dekens, een mantel aan den kapstok, een kinderjasje op een stoel. .. . vroeger waren dit zulke gewone dingen. En nu hebben deze voorwerpen van het dagelijksch leven opeens een stem en een gezicht gekregen. Niet van de artistieke waarde, niet van de scheppingskunst door een modernen binnenhuis-architect spre ken de meubels. De blinkend geboende pannen in de zonnige keuken, de stoffer en het blik, het oude groene keteltje, dat begint te pruttelen en te snuiven op het laag-gedraaide pitje, het roodsteenen hondebakje met flonkerend water. .. . alles spreekt een nieuwe taal. In hun vertrouwde aanwezigheid overstelpen zij me met een nooit gekende dankbaarheid voor het een voudige eigen bezit, voor het tehuis, dat ons levenscentrum is. Zelfs het melkkannetje met een barst, de lampekap met een scheurtje, dat ons een doorn in het oog was, de afgesleten vloermat, die wij wilden vernieuwen.. . zij zijn ons dierbaar als vrienden. Hoevelen zijn plotseling in een andere omgeving gekomen, beroofd van alles, wat bekend en vertrouwd was. Niet het materieele verlies dringt in de eerste plaats door, dat komt later, als de feiten harder en duide lijker aan den dag treden. Maar voor de vrouwen is het eerste verbijsterende: het weg zijn van alles, waarin zij haar leven doorbrachten. De huiskamer, waarin haar handen zorgend rond gingen, stof afnamen, kopjes schikten op het blad, het theelichtje onder den trekpot ontstaken. Het naaimandje met de half gestopte sokjes van den jongsten zoon, met het truitje van het oudste meisje, dat een nieuw kraagje noodig had, met de doosjes knoopen en band en rolletjes zijde. De schrijfmap, waarin een nog niet afgemaakte brief naar Indiëlag. De varen, die juist een nieuw blad zou gaan uitrollen, de cactussen in het raamkozijn, die eiken dag een scheut j e water kregen. De slaapkamer, waar zij eiken dag de bedden in orde brachten, de waschtafel, waarop de eigen tandenborstel en dat heerlijke zachte sponsje voor Baby hun vaste plaats hadden. Al die duizend kleine, kleine dingen van het dagelijksch leven zijn met n slag verdwenen. Zij zijn alles kwijt, al datgene, wat onvervangbaar is. Want zij zullen wel weer kleedingstukken krijgen en een bed en dekens, maar alles, waarmee zij jaren lang zoo ver trouwd waren geraakt, keert nooit terug. Voor de vrouwen is het leed en de verschrikking nog zoo heel anders dan voor de mannen. Haar wereld ligt meer besloten tusschen de muren van haar huiskamer, het groote gebeuren, waardoor thans over de geheele wereld alles op zijn grondvesten schudt en soms ineen doet storten, kunnen zij nu niet omvatten. Zij weten alleen, dat zij plotseling, van het eene uur op het andere, alles verloren hebben, en zij staren om zich heen in de leegte. Meubels hebben geen ziel, kleeren hebben geen stem. Maar de zorgende vrouw legde haar ziel in haar wereldje der dagelijksche dingen, en daarmee gaf zij haar gezin die levende warmte en steun, die elke moeder bezit, daar mee creëerde zij het tehuis, waarnaar man en kinderen verlangden, als zij eruit weg waren, daarmee schiep zij de uren van rust en innigheid, waaraan alle kinderen later terugdenken, als zij zich hun jeugd herinneren. Mijn kamer is zoo stil en de meubels kijken mij aan. Duizenden huiskamers zijn er niet meer. Wij leven hier verder met de kleine dingen van thee en koffie en broodkaarten en de wilde storm gaat buiten ons om. Maar als het groote geweld tot rust zal zijn gekomen, dan treden de kleine dingen naar voren. Dan zullen er nieuwe huiskamers worden gemaakt, dan zullen vrouwen handen werk te doen krijgen, waar door een nieuwe wereld in staat is, op te bloeien. De wereld begint met het kind, en de vrouw is het, die ervoor moet zorgen. Het gezin zal weer zijn eischen gaan stellen, de man zal terugkeeren naar de huiskamer, het kind zal vragen om speelgoed en sprookjes, wat er ook in de maatschappij mag veranderen. De kleine dingen lijken ons nu zonder beteekenis, maar eens zullen zij weer hun plaats hernemen. De nieuwe stoel krijgt een geschiedenis en over eenigen tijd is hij onmerkbaar bekleed met de zorgen en de vreugden van het hem omringende en wordt hij opgenomen in de intimiteit van de familie. Het leven schept en vernielt, en herschept steeds weer. Nieuwe theelichtjes, nieuwe naaimandjes, nieuwe gezinnen en nieuwe huiskamers zullen er komen. Maar in deze Junimaand staan in mijn kamer de rozen te geuren, terwijl het oorlogsgeweld in de verte voort gaat, en alles zwijgt en wacht af. Een vrouw uit Rotterdam aan het woord: AAN u allen wil ik de eischen van een stad, na zwaar lijden, trach ten duidelijk te maken of, laat ons zeggen, de behoeften en misschien ten slotte de nooden. Dat er nood was, dat hebben velen begrepen, maar wat zij niet beseften is, dat men nood alleen maar grondig kan lenigen en dat men, behalve voor het eerst noodige, ook oor en oog moet hebben voor datgene wat, naast allereerste behoeften, het leven zelf weer mogelijk maakt. Men heeft ons bedden verstrekt en lijfgoed, dekens en eenig huisraad, dat heel Nederland zijn kasten binnenste bui ten heeft gekeerd om alles wat daarin overbodig was weg te geven, dat heel Nederland bijna het gebaar maakte van die-vrouw, die haar heele linnenkast leegde, haar bedden wegschonk, om het allereerste grote gat te dempen, dat niet te dempen bleek zelfs niet met zoveel opoffering van alle stad genoten, dat geloof ik niet. Want wie dagen lang zich bukte over de stapels gekregen kleeren, die zag naast veel goede dingen, zooveel ver sleten en onbruikbare zaken, dat haar een gevoel van schaamte wel moest overvallen. Het spijt mij: maar dat is het niet, wat ik u zou willen zeggen, zoo heeft men getracht een eerste nood te lenigen. Het gaat nu om herstel, herstel van een stad. Het dwingt bewondering af, dat krachtige zakenfiguren zich oogenblikkelijk weer oprichten en ergens de resten van hun bedrijf bij elkaar hebben gezocht om voort te gaan, dat zij hun personeel meestal niet in den steek laten en hun typische eigenschappen van ware stadgenoten niet hebben verloren met have en goed. Zij kunnen door eigen inzicht gehol pen worden, maar daar zijn zeer velen, die in klein formaat, hun eigen brood verdienden en die nu weer op de been geholpen moeten worden. Natuurlijk heeft zich al een comitégevormd, om hun te helpen en te steunen, maar zou het niet eenvoudig zijn voor veel begin, wanneer onze stad beschikte over alle niet oogenblikkelijk gebruikte schrijfmachines, telmachines, snij-machines, schrijfbureaux, winkelopstan den en dergelijke, zou het niet wenschelijk zijn eens na te gaan wat men wer kelijk wel zou kunnen missen ? En dan komen de vrouwen de kleine werksters die met een naaimachine geholpen zouden zijn om hun bedrijfje weer op gang te helpen, de meisjes die met een fiets hun werkhuizen zouden kunnen bereiken de kapsters, die met friseerijzers weer verder kun nen gaan, die met manucuurmateriaal hun klanten weer kunnen bedienen, die met schorten en werkkleeding weer hersteld aan het werk kunnen. Dat is herstel, het weer op gang brengen van al diegenen, die nu doelloos rond zwerven langs voedseluitdeelingen en bureaux waar zij hopen op uitdeelin gen van juist dat waarop zij wachten. En dan komen we tot het allervoornaamste, tot de huisvrouwen, velen hebben al een onderdak, een zolder kamer, een primitieve woning, maar zij is leeg, tusschen kale muren liggen een paar matrassen, de man werkt dagelijks in het puin, hij verdient brood, maar wie voorziet die huisvrouw van het materiaal om haar bedrijf te her vatten, zich te herstellen ? Elke Hollandsche huisvrouw heeft meer keukengerei, meer materiaal dan zij werkelijk behoeft; elke huisvrouw bezit nog waschketels, groote pannen, oude gasstellen, zelfs petroleumtoestellen, die zij met een goed hart zou kunnen afstaan. Waarom doet zij dat niet nu dadelijk? Hoe velen zonden hun ski's naar Finland, hoe velen gaven hun pelsen en hun warme kleeding ? Nu gaat het om heel normale dingen heel dicht bij. Een waschmachine is nu een weldaad, een gascomfoor een zegen voor anderen. Er is hier geen sprake van bedelen, van geven en ontvangen, er is hier sprake van vanzelfsprekend afstaan, omdat het nuttiger diensten kan bewijzen. Laat iemand in alle plaatsen van ons land vergaren en verzenden; er is niets overbodig er is niets overvloedig genoeg, er is aan alles behoefte en er is nog geen sprake van herstel. Voor alle inlichtingen voor te schen ken voorwerpen voor vrouwen wende men zich tot V. V. H. Calandstraat 58 Rotterdam. Voor andere giften: Maat schappelijk Hulpbetoon, Oostzeedijk, Rotterdam. C. KUIPER?DE JONGH De siertuin in Juni DE Roos is de koningin der bloe men, doch om succes te hebben, moet de verzorging ook heel goed zijn. De uitgebloeide rozen knippen we er steeds tijdig uit, zoodat ze geen zaad kunnen vormen, dit put de struiken immers geheel onnoodig uit. Vele van onze schoone heesters staan thans in vollen bloei. De Gouden Regen, en de Blauwe Regen, ze bloeien in rijkdom als in strijd. Daar zijn de heerlijk geurende Seringen, met hun zwaardere purperen bloemtrossen. De witte en de roode Meidoorn, ze geuren en ze kleuren mee, al duurt hun bloei tijd niet zoo lang. De Rhododendrons en de Azalea's, ze staan in volle feestdos, zacht geu rend in de volle zon. Naast de bloemen zitten de jonge scheutjes al weer. Daar moet ge voorzichtig mee zijn, immers zij leveren de bloemen weer voor het volgend jaar. In den rotstuin is het thans ook n groote bloemenweelde, al trekken de Aubrietia's wel zeer bijzonder de aan dacht. Er wordt wel eens geklaagd dat ze 's zomers niet zoo mooi zijn, doch dat is meest eigen schuld. Als ze direct na den bloei kort terug gesneden wor den, verschijnen weer heel gauw de aardige grijsgroene blaadjes, en zelfs 's zomers nog wel eens een enkel bloempje. Buitengewoon mooi is ook het Schildkruid of Alysum, met haar prachtige, heldergele bloemen. Zet ze eens in een hoekje naast de blauwe Aubrietia's, ge zult eens zien wat een verrassend effect dat geeft. Een ander fraai bloeiend plantje dat ik nog wil noemen is het Zandkruid. 't Heeft prachtige helderwitte bloem pjes, daarbij een mosachtige groeiwijze, dus juist iets voor den kleinen rotstuin. We verlaten den rotstuin en wan delen langs den border, en ook hier staat reeds heel veel te bloeien, hoewel de groote bloemenpracht nog komen moet. Eind Juni beginnen de Lupinen reeds te bloeien, er is natuurlijk nog oneindig veel meer, maar de Lupinen zijn zoo buitengewoon mooi, en daarbij zoo gemakkelijk te kweeken, dat we haar in de eerste plaats noemen. Men kan planten zoowel als zaden koopen. Men kan zaden nu nog buiten uit strooien. Speciaal in den border is er 's zomers altijd heel veel werk, gewassen die uitgebloeid zijn moeten door andere vervangen worden, terwijl de hooggroeiende planten tijdig van stokken worden voorzien. Eenmaal omgewaaid, trekken de jonge scheuten direct krom, i wat niet gemakkelijk meer goed te krijgen is. Natuurlijk zorgen we ook geregeld door schoffelen en wieden het onkruid te verwijderen, want wordt het ons de baas, dan is er geen houden meer aan. De tweejarige planten zooals Violen, Primula's, Vergeet-me-niet, Muurbloemen enz. zijn nu wel op hun mooist. Toch zullen ze aan het eind van deze maand hun grootste glorie reeds weer gehad hebben. Dat is maar weer goed ook, want voor den zomer zijn er weer heel andere perkplanten. Gera niums, Fuchsia's, Knop- en andere Begonia's zouden we toch 's zomers niet gaarne missen. Willen we heel goedkoop klaar zijn, dan kunnen we onze bloemperken ook met lage, enkelbloemige Dahlia's be planten. Daar moet ge echter niet te lang meer mee wachten. Er zijn heel veel Dahlia's in den afgeloopen winter bevroren. De meeste Rozen zullen eveneens bevroren zijn, om deze nu nog te planten is het te laat, daarmee kan men beter tot October of November wachten. G. KROMDIJK PAG. 13.DE GROENE No, 3187

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl