De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 22 juni pagina 16

22 juni 1940 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

Een verhaal van De Groene DE naam van het dorp waarheen ik trok, wil ik niet verraden, omdat er nog altijd mensen wonen die in deze overigens zo onschuldige geschiedenis betrokken zijn, en omdat in ons land nu eenmaal de gewoonte bestaat, de dingen die een dorps bewoner doet op de gehele streek met derzelver historie en toekomst en gezamenlijke gouwenaars te verhalen. En ik gun het plaatsje niets dan goeds.. . Het was heus een lief, stil dorp, hoofdzakelijk bestaande uit een lange dijk waarachter aan weers zijden een smalle vaart liep, die op geregelde afstand overbrugd werd door groengeschilderde vlondertjes, welke met precies evenveel zorg geboend werden, als maakten zij deel uit van de kamers der propere huisjes waarheen zij voerden. Het waren alle lage, losstaande woningen, vaak van hout, vriendelijk-eigengereid met een afgeslotenheid, die precies beantwoordde aan het karakter der dorpe lingen. Want afgezien van het café-pension, waarin ik als enige gast leefde, kreeg ik de eerste dagen geen gelegenheid een woning te betreden, zoomin als ik andere aanspraak ontving dan de enkele vriendelijke woorden, die mijn kostbaas mij bij het opstaan en het slapengaan, en voor en na het eten toevoegde. Ik had mij aangediend als hartstochtelijk hengelaar, die zijn vacantie alleen in het plaatsje was komen doorbrengen omdat het zo waterrijk was, en die er niet tegen op zag urenlang in zwijgzame eenzaamheid naar een dobber te staan staren aan de rand van een der plassen, die op korte afstand van het dorp in het bewolkte zomerlicht lagen te blinken. Daar werd ik nu ook aan gehouden buiten de hengeluren om, en eerlijk gezegd betreurde ik het ook niet, dat ik maar zelden genoodzaakt werd de kaken van elkander te verwijderen voor andere doeleinden dan het innemen van een onontbeerlijke en niet al te smakelijke hoeveelheid voedsel. HET moet gekomen zijn door dit opelkander houden der kaken, dat zich een lichte kiespijn ontwikkelde, die mij eerst kriegel maakte, daarna gedurende een paar dagen aangroeide tot een zoo onverdragelijk torment, dat ik het niet kon nalaten luid daarover te klagen tegen den enigen man, die ervoor betaald werd naar mij te luisteren, mijn kostbaas. Met de gemoedelijkheid aan zijn professie eigen, schonk de dorpskastelein mij een glinsterend glaasje jenever in, dat hij mij overreikte met de raad: de zieke plek in mijn mond daarmee zorg vuldig te spoelen. Toen na een half uur bleek, dat dit overigens zoo op prijs gestelde geneesmiddel niet hielp, liet hij zijn vrouw kamillen-thee zetten, die niet alleen hem, maar ook zijn ouders, grootouders en een hele uitgebreide familie, waarover hij mij in alle détails verslag begon uit te brengen, bij alle denkbare tand- en kiespijnen probaat geholpen moest hebben. Ik bleek echter een hardnekkige en wanhopige patiënt, ondanks het feit, dat ik mij liet bepraten tot het gebruik van zulke hoeveelheden van deze thee, dat ik mijzelf voorkwam als een dier buikige, boerse potten, waarin men op het platte land zulke drank gemeenlijk zet. Toen de waard mij daarop aanried om, juist als een van zijn ooms die schipper geweest was en tot op zijn negentigste jaar zijn ongeschonden gebit bewaard had, waarna hij opnieuw, als was hij een zevenjarige knaap, al zijn tanden begon te wisselen, tabak te pruimen tegen alle wormstekigheid der kaken, toen besloot ik onverwijld een tandarts op te zoeken. Als het dorp er tenminste een rijk was Jawel", zei de kostbaas, en wat een goeie ook. Hij heeft onderlaatst er zes achtermekaar getrokken voor de zwager van Pietje van Gerrit-Jan van het Jaagpad. Die was er speciaal voor uit de stad naar hier gekomen, omdat het hier met zes tegelijk veel goedkooper is en hij het retourtje van de autobus naar Pietje's moeder nog kon uitsparen bovendien." Ik was vastbesloten mij niet tot een half dozijn' zelfs niet tot het trekken van n kies te laten ver murwen; ik had al genoeg aan mijn vertrokken gezicht. Maar ik wilde mijn vacantie ook niet langer laten bederven door dit nare euvel, waaraan ik het hele verdere jaar, terwijl ik hard moest werken, nooit geleden had. Ik wilde vooral niet naar de stad terug, om niet de hoon en spot van familieleden en vrienden, die dergelijke wrede medegevoelens in honingzoet medelijden plegen uit te drukken, te ondergaan. Ik wilde slechts om een pijnstillend middeltje vragen, en vertrouwde op het ontzag dat mijn min of meer steeds uiterlijk den dorpstandarts zou inboezemen, die ongetwijfeld een ruw en op boeren berekend individu moest zijn. Feitelijk haatte ik op dat ogenblik alle tandartsen ter wereld, de internationale beroemdheden incluis. HET zou mij niet verwonderd hebben, had ik in zijn wachtkamer ook paarden en ezels, koeien en geiten aangetroffen. En ik rekende op minstens een tiental kauwende en knauwende boerentronies met gezwollen kaken en dikke zwachtels om de oren. Dat viel intussen erg mee. Het was een vriendelijk wachtkamertje met repro ducties van van Gogh, die heus pijnstillend op de omgeving werkten: er stonden bloemetjes op een zijtafeltje, wat locale krantjes en De Groene" lagen op een tabouretje in het midden, en vóór mij waren er nog slechts twee wachtenden: een breed geschouderde, tanige man, die zijn pet aan een van zijn vooruitstekende knieën had opgehangen, en een knaapje van een jaar of twaalf, dat klaarblijke lijk zijn zoontje was. Ik meende tenminste enige gelijkenis te bespeuren tussen de niet al te slimme gezichten van beide; mogelijk was dit later juist gebleken inzicht ook een gevolg van die zeldzame luciditeit, die mij het ruiken van aether en andere tandartselijke parfumerieën bezorgde. Het leek wel alsof mijn kiespijn van pure schrik was overgegaan, gelijk zo vaak schijnt te gebeuren, zodra je de nood lottige stap in het huis van zulk een boor- en trekmeester gedaan hebt. En dat nog wel tijdens de vacantie.... Ik wenste, dat de tandarts zelf maar met vacantie was gegaan; wellicht zou mijn kiespijn ook door die wetenschap plotseling zijn weggezakt. Maar nu zat ik eenmaal hier. De juffrouw die, te oordelen naar de stemgeluiden binnen, een behandeling onderging, welke niet zeer pijnlijk zijn moest, liet niet lang op zich wachten om zich vreugde-stralend, alsof zij een kostbare bijouterie gekocht had, aan ons te vertonen. Eerst toen zij met haar grijnslach vlak langs mij voorbij kwam, bemerkte ik dat zij het effect van het ge temperde daglicht in de wachtkamer op haar nieuw verworven gouden hoektant probeerde. Intussen had de zeer jeugdig uitziende en stellig niet onvrien delijke tandarts om de deur heengegluurd, en met een ietwat Haags accent geroepen: Wie volgt!" Hij kon niet lang hier gevestigd zijn.. .. VOORUIT dan, Krelis !" zei de boer, die naast mij zat, terwijl hij de knaap een kleine duw gaf naar de deur van de behandelkamer, die was open gebleven. Schoorvoetend trad de jongen naar binnen, sloot de deur maar half achter zich, alsof hij het contact met zijn vader tot geen enkele prijs wilde verliezen. Zo'n tandarts was dan ook ondanks zijn vriendelijk uiterlijk en zijn steeds accent, of misschien wel juist daarom, een hoogst gevaarlijk mens, dat je nooit geheel vertrouwen kon. Doe maar open, jong," hoorde ik zeggen. En na enkele seconden: Aha, daar zit het, nietwaar?" Een klein gekreun was het antwoord. Daarop begon de boormachine te snorren, die mij onwillekeurig sidderingen door het lijf joeg. Ook de boer naast mij slaakte een diepe zucht, stellig van dankbaar heid, dat vaders niet altijd gedoemd zijn het lot van hun zoons te delen. Een kleine pijnkreun klonk nu en dan, tot het plotseling heel stil werd en nog alleen maar het scherpe tikken van instru menten op glas hoorbaar was. Spuw maar," zei de tandarts. Een paar seconden daarop: Spuw dan toch !" En nu klonk het bijna driftig: Ik zeg je toch om te spuwen. Daarin ! Wel verdraaid nog toe, je rnoet spuwen, anders kan ik niet doorgaan !" En toen weer na een zucht: Spuw toch ! Versta je me dan niet?" De boer naast mij hief de schouders op, en riep met stentor-stem: Kwatten, zeun !" En onmiddellijk daarop volgde proestend en pletsend een stroom van spuuggeluiden, terwijl het helle lachen van den tandarts, opklonk, en zo aan stekelijk werkte op mij, dat ik voor de eerste keer in mijn leven met een lachend gezicht en een verlicht gevoel de operatie-kamer binnentrad, toen spoedig daarna mijn beurt was aangebroken. Zo ga je naar den tandarts tijdens een vacantie ! HERMAN WACHTER Miiiiiiiiiimimiiiiiiimiiiiiimiiiiii 5 i CHARIVARIA Verrassende mededeelingen liteit en technische vaardigheid", (lij Factoren van commcrcieele, land bouwkundige, economische, iiidustrieele, cultureele, rccreatie\re en admi nistratieve aard spelen een rol iu de groeiende feitelijkheden van wordende conglomeraties op een zeker terri toir", fDt' Chr. Ambt.) Voor de noodigc sensatie van minder onschuldigen aard dan die van den oorlog wordt gezorgd door opnemingen van recordprestaties te paard, op motoren, in auto's en motorracebooten en hondenreunen". lïij vlekken die nog ver^ch zijn kan men de stof strak over een kom spannen en precies op de vlek een straal zeer lauw water gieten". (II.) Maar natuurlijk niet al te lauw. Een lezeres zond ons een stijl bloempje uit een plaatselijk blaadje van de Vereeniging van Huisvrou wen: Door den < «u-log kon de hee Paindeluxe-brood ,,Mcn heeft haar op een lage wijze verraden". (Nijm. C.) "Wij moeten hen allereerst pro/a doen begrijpen of gedichten met een vooral verstandelijk 1e begrijpen inhoud". (Lerende 'i.) Het juiste woord op de juiste plaats ,, Bovendien spelen hier nog natio nale tradities mee". (Hol/. \\'hl.) Ook Zondag zijn er goede zaken gemaakt". (3.1»i.) I )c auto was zwaar vernield". (T.) Misschien lukt het hem schoon U De wijsneuzen Zijn geestigheden 3f niet op grote zin voor humor", (l.ercndi: Talm). ,,/ijn begeleidingen a^" op muzikaDankjewel, zei de vakman. Ik neem eenvoudig een zeer lauw bad. ,,Klk /al /ijn persoonlijk optimum of maximum van lust betooiiing der positieve beleving vinden op die plaats in het -^vut hctiseh geheel, uuarop zijn type aansluit' . / \',ï:~l. ( 'ill'^l-. l.ilil. O/'i-illl/ill!;) Ik ben een drilboor, zei Kegge, als ik er iets van vat. Lieve lezers, Beste menschen, Hoort de dezerz IJdsche wenschen ! Stuurt me weer de Wekeluksche Heet begeerde Stof. Ik druk ze. Waarom ben je Opgehouwen ? Stuurt ! Dan ken je 'R op vertrouwen, Dat ik met me Werkje doorga, Want wat let me Dat ik voorga In het strijden Tegen fouten, Onbescheiden, Ongezouten, Als ik Zater Dags geregeld ('T mag iets later) Zoo'n verzegeld Stuk ontvang van De Redactie ? Denk niet lang, man ! Zet m' in actie. Leest en puurt, en Blijft me sterken; Knipt en stuurt, en Ik blijf werken. .lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllllllllllmlIlmlII PAG. 16 DE GROENE No. 3287

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl