De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 22 juni pagina 17

22 juni 1940 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

_L)e stormachtige geschiedenis van een oud-zeeman DE geschiedenis van ons land, zoowel in tijden, dat alles voor den wind ging als in jaren, dat het getij verliep en de bakens verzet dienden te worden, ja zelfs in tijden, dat ons volk vrijwel geheel aan den grond zat, is zoodanig vastgeweven met de geschiedenis van water, zee vaart, binnenvaart en visscherij, dat onze taal ruim schoots voorzien is van allerlei termen, op scheep vaart betrekking hebbende. Eigenlijk is het water naar de zee dragen zooiets te beweren en toen de redactie van dit blad met het verzoek bij me aan boord kwam, een aantal dergelijke termen te willen opschrijven er was toch volgens de redactie een stroom, ja een zee van dergelijke spreekwijzen heb ik eerst nog getracht tegen den stroorn op te roeien, maar ten slotte moest ik de vlag strijken en hoewel het niet mijn gewoonte is met alle winden mee te draaien; heb ik ten slotte toch maar bakzeil gehaald. Ik heb dus het roer omgegooid en ben dadelijk over stag gegaan, temeer omdat de redactie van dit blad zich en niet ten onrechte kapitein op het schip gevoelt en omdat het steeds het beste is in zoo'n geval op het kompas van een ander te varen. Toen ik de opdracht had, ben ik, met dit stuk werk voor den boeg, rustig voor anker gegaan in een gezellig cafétje. Toen ik me lekker in een hoekje had opgeschoten, kwam al spoedig de kellner op me afstevenen en toen hij langszij was, bestelde ik hem een oorlam. Hij bracht mij het gevraagde en daar het niet druk was in het café, had de kellner, die vroeger als hofmeester op de groote vaart had dienst gedaan, gelegenheid, mij de wederwaardigheden van zijn huwelijk te vertellen, waarbij mij bleek, dat hél wat stormen over 's mans hoofd waren gegaan. Zijn verhaal komt ongeveer op het volgende neer. Toen hij in het huwelijksbootje stapte en vast rekende op een gelukkigen vaart over de levenszee, wenschte de ambtenaar van den Burgerlijken Stand, die n.b. zelf ongehuwd was, hem en zijn jeugdige vrouw geluk en gaf beiden allerlei wijze raadgevin gen mee. Maar hij bleek een stuurman aan den wal f°?njn, want in plaats dat des kellners huwelijk er -en werd van de bovenste plank, moest hij al dade lijk alle zeilen bijzetten, om thuis vrede te hebben. Zijn vrouw was weinig spraakzaam, maar ook ten opzichte van haar bleek, dat stille waters dikwijls diepe gronden hebben en toen de jeugdige echt genoot het roer in handen wilde nemen, bemerkte hij, dat er met de vrouw, met wie hij in zee gegaan was, geen land te bezeilen viel. Hij zag dadelijk in, dat er storm op komst was, maar hij had, door het ja-woord op het stadhuis, zijn schepen nu eenmaal achter zich verbrand, en hij besloot, het roer niet uit handen te geven. Zijn vrouw, die zich door haar man niet op sleeptouw liet nemen, maakte om de kleinste kleinigheid een boel deining en het kwam zelfs zoover, dat de man dagen onder water bleef. Kwam hij weer boven water, dan geschiedde het vaak, dat het echtpaar elkaar ging af tuigen. Soms trachtte onze kellner zijn vrouw den wind uit de zeilen te nemen door maar aan haar grillen toe te geven en zoodoende olie op de golven te gooien, maar ten slotte liep het twistzieke en bedillerige gedoe van de vrouw de spuigaten uit, vooral toen de man bemerkte, dat zijn vrouw de met veel moeite verdiende huishoudgelden achterbaks hield. Onder die omstandigheden besloot hij schoon schip te maken en op een mooien avond sprak de kellner zijn stormachtige echtgenoote in de navolgende bewoordigen toe: Catharina," aldus zeide hij, vrouw, bij ons waait de wind uit de verkeerde hoek. Reeds vele idealen heb ik Uwentwege over boord ge worpen, maar thans staat het water mij tot aan de lippen. Gij kunt nu wel opdoeken, Catharina, vaar wel ! Ik ga een andere haven en een veiliger ree opzoeken !" Daarop ging hij met volle zeilen van haar heen.... Catharina bleef, geheel uit de lijken geslagen, achter en zij bemerkte alras, dat, wie wind zaait, storm oogst. Zij zat nu aan lager wal, zij, die ge dacht had met vlag en wimpel haar zin door te kunnen drijven. Nu was de welvaart voorbij. Zij trachtte nog te roeien met de riemen, die zij had, maar zij moest spoedig ervaren, dat haar geluk in het water gevallen was en dat zij in plaats van in veilige haven te zijn aangeland een speelbal was geworden op de golven der levenszee en nauwe lijks het hoofd boven water kon houden. Zij zag duidelijk, dat ze achter het net gevischt had en dat ze op het punt stond volkomen schipbreuk te lijden, en zulks dat wascht al het water van de zee niet af geheel door eigen schuld. Haar ex-echtgenoot had inmiddels een andere vrouw geënterd, een vrouw, die door haar edel en verstandig gedrag een lichtend baken voor anderen was. Met deze vrouw koerste hij naar een nieuw huwelijk. De nieuwe echtgenoote ging hierbij van de gedachte uit: Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet." Zij wist goed te schipperen op z'n tijd, ze had den wind in de zeilen en het werd een ge lukkige vaart. Weliswaar moest zij vaak laveeren om zoo te trachten het huwelijksbootje door vele moeilijkheden heen te loodsen, want de klippen waar zij omheen moest, waren soms zeer verrader lijk. Zoo gebeurde het wel eens, dat zij bij de een of andere opmerking den wind van voren kreeg. Dan kwamen de waterlanders ! Dit had nog al eens plaats, als de echtgenoot des avonds in een of ander kroegje was gaan aanleggen en zijn vrienden hem bij het naar huis gaan toeriepen: Hou je roer recht!" De vrouw wilde dan haring of kuit hebben, vooral toen zij gelukkig geheel ten onrechte vermoedde, dat er kapers op de kust waren in den vorm van verdorven, lichtzinnige vrouwspersonen, die naar complimentjes hengelden en vischjes uit gooiden om kabeljauwen te vangen. Deze gewetenlooze, veile vrouwspersonen, die tevergeefs de huik naar den wind zetten, hadden echter te vroeg Hoezee !" geroepen want de kellner, door goede en edele gevoelens geleid, dacht: Er zal nog heel wat water door den Rijn moeten stroomen, eer ik met zóó'n bemanning in zee ga en hij stevende, goed navigeerend, op huis aan, waarna zijn vrouw alles bijlegde en hij vleiend zeide: Vrouwtje-lief, OostWest, thuis best." En zoo ging hij dan vredig onder zeil. Maar men weet, dat de ondeugd steeds ge straft wordt voor de eerste vrouw, die van den wal in de sloot geraakte, bleef het consigne: pom pen of verzuipen." De moraal van dit stuk is: In zulke waters vang je zulke visschen." Mt. mi boel d&uung.. ondes* &&L (ünd&re, ruwen. PAG. 17 DE GROENE No. 3287

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl