De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 29 juni pagina 11

29 juni 1940 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

UIT DE KEUKEN DER BEELDENDE KUNSTEN HOOG boven den Amsterdamschen bloemenSingel, waar het klassiek en geurig spel van nering en tering dagelijks wordt voortgezet, waar het roezemoezig beweeg is van bloemenschippers en venters, tingelt de Munttoren met zijn bellen en klokken, Hollandsche volksliedjes. En hoog boven die onvergetelijke bloemenmarkt ge moet na den langen marmeren gang van het statige Amsterdamsche koopmanshuis vele trappen beklimmen schildert de Amsterdamsche J off er Coba Ritsema haar bloemstillevens. De Dam van Breitner ? Goed, dan willen wij ook zeggen: de Singel van Coba Ritsema. Want daar boven in het atelier met zijn drie breede ramen aan den grachtkant, dat ge betreedt na het vriendelijk vertrekje, waar het weldadig toeven is temidden van de antieke meubeltjes, de vele planten en de rustig schouwende portretten uit een vroegere periode, werkt Coba Ritsema sedert dertig jaren. Daar ook is ze vergroeid met de omgeving, met dat vertrouwde brokje Amsterdam, dat heel haar hart heeft. Die ijlklinkende torenmuziek onder een Hol landsche hemel, die sierlijke gevels van eeuwen oude huizen, dat vertier daar beneden en de adem die daar gaat, dat alles behoort bij het door en door Hollandsche karakter van deze immer nog zoo actieve en montere, aan het hoofdstedelijke kunste naarsleven onverbrekelijk verbonden Amsterdam sche Joffer. Wars van alle woordenpraal en pose, een tikje schroomig en gesloten, spreekt Coba Ritsema on gaarne over zichzelf. Maar dan maakt de bezoeker een enkele opmerking over de omgeving, over het doek op den ezel en het kleurmotief van een stil leven in den hoek, over een portret van enkele de cennia geleden. En dan vertelt ze toch gaarne en niet zonder een gloed van dankbare herinnering in de vriendelijke oogen van de eerste jaren op de Kunstnijverheidsschool in Haarlem, waar ze een paar jaar naar pleister teekende, alvorens die studie voort te zetten aan de Amsterdamsche Academie. DE Franschen vonden wij prachtig. In die dagen exposeerden zij, naar ik meen voor het eerst, bij Arti en daar zagen we Renoir en Manet, Degas, Sisley, den landschapschilder, Delacroix ook en ik herinner mij nog goed dat we de polsen op de schil derijen van Renoir zoo dik vonden ! Maar ze maak ten een diepen indruk op mij, Manet vooral en dat is eigenlijk altijd zoo gebleven. Het is ook zulk prachtig werk, vindt U niet?" De schilderes pakt een der dikke boeken ge merkt plotseling dat Ingres en Degas en nog vele anderen in fraaie reproductie-uitgaven aanwezig zijn op het atelier en ge stelt direct dat accent van bewondering vast in haar stem wanneer ze over hen spreekt. Ik had gedacht een loge te nemen boven in de academie de eenige die toen vrij was maar Allebé, die toen directeur was, hield me ervan terug." ,,In deze loge is nog nooit iets moois gemaakt", zei hij beteekenisvol en zoo zag ik maar van dat plan af. Hij raadde me naar Haarlem te gaan, waar ik woonde. In een Theekoepel langs de Brouwersvaart richtte ik mijn atelier in en ik werkte er een paar jaar onder leiding van mijn broer, Jacob Ritsema, den landschapschilder. Vervolgens wilde ik doorgaan met portretten ik houd van het portret en ik dacht aan lessen bij Thérèse Schwartze. Daarvoor huurde ik dit atelier voor zes maanden, maar het zijn dertig jaren geworden ! en ze is inderdaad tweemaal bij me geweest. Je kunt 't nu verder zelf wel", zei ze en daarmee waren de lessen afgeloopen. GROOT en warm is haar bewondering voor prof. Allebé, van wiens leiding zij den bezielenden invloed onderging, voor Bauer, den oriëntalist, met wien ze zeer bevriend was en vooral ook voor Breit ner, wiens invloed in veel van haar werk duidelijk waarneembaar is. Ik was nooit leerlinge bij hem, NOORD-BRABANT BIEDT U: bosch, heide, vennen, stedenschoon zeer comfort, hotels en pensions Uitvoerige inlichtingen Federatie V.V.V. in Noord-Brabant, DOMMELSTRAAT 24 EINDHOVEN maar hij kwam heel veel op het atelier; we praatten veel over het werk en hij gaf me menige goede raad. De Haagsche School ? Ik vond ze natuurlijk heel mooi, ofschoon ze wel wat donker waren in verge lijking met de Franschen. Vergeet U niet, in mijn jeugd waren zij de modernen. Wanneer mijn vader over de moderne schilders sprak, dan bedoelde hij de Marissen. Men kan ten slotte in elk genre mooie dingen maken, dat geldt ook voor de modernen van dezen tijd in hun vele schakeeringen. Neem nu eens Ingres en Delacroix, die vierkant tegenover elkaar stonden. Wanneer Ingres met zijn leerlingen door een tentoonstellingszaaltje liep waar het werk van Delacroix hing, dan zei hij: Saluez, mais ne regardez pas !" Toch waardeerden zij elkanders werk natuurlijk wel." Werkt U weer veel op het oogenblik?" Coba Ritsema wijst op den ezel, die een groot doek draagt met een kleurrijk bloemstilleven en een prachtige doek als fond en op juist opgezette sche<> sen die op den grond staan. Ik doe missch.en wat minder, maar ik werk. Ik hoop ook weer portretten te gaan maken. Ik houd van het portret, omdat menschen mij boeien. Men moet werken nietwaar, ondanks alles. Het geeft rust en kracht en vertrouwen dat hebben wij noodig en er is nog zoo veel te doen." De Munttoren zingt zijn melodietje en het zon licht speelt over de bloemen van de Singelmarkt. Ook op de groote ramen, hoog in de lucht in het atelier van de Amsterdamsche Joffer Coba Ritsema, de begaafde impressionistische schilderes, die in kleur denkt en voelt en componeert. Die in haar Amsterdamsche atelier in stilte werkt, dankbaar voor het goede en schoone, dat zij fijn onderschei dend waarneemt en schilderend verkondigt. Foto's Eva Besny PAG. II DE GROENE No. 3288

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl