De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 29 juni pagina 12

29 juni 1940 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

Vrouwen en Vrouwenleven Intelligentie als maatstaf Examenproblemen DE maanden, waarin de natuur hier in Nederland op zijn mooist en aantrekkelijkst is, zijn weer genaderd. Die herleving van de natuur gaat echter aan een groot deel van Nederland's jeugd voorbij; zij zit gebogen over leerboeken en dictaten, want de tijd waarin de ene helft van Neder land de andere examineert is er. De slechte resultaten, waarvan de verslagen der vele examens getuigen, hebben geen merkbare invloed op de animo voor deze specifiek Hollandse bezigheid. Een commissie belast met het onderzoek of en in hoeverre het examineeren in Nederland zou kunnen worden verminderd is nog niet be noemd. Wel streeft men ernstig naar een voortdurende verbetering der me thoden van examineeren opdat de selectie zo zuiver mogelijk geschiedt. En in de allereerste plaats denk ik hierbij aan de commissie ter formu leering van een bevredigende regeling der toelating tot de eerste klasse van gymnasium, lyceum en hoogere bur gerschool, gevormd door het Nutsseminarium voor Paedagogiek en de Haagsche Toelatingscommissie. In het rapport dezer commissie worden voorstellen gedaan het toe latingsexamen zoo in te richten dat naast de parate kennis ook de algemeene intelligentie" wordt onderzocht om uit te maken of de candidaat, gesteld dat hij de noodige bekwaamheid bezit, ook intellectueel geschikt is om middelbaar onderwijs te volgen. Deze aanvulling werd noodig geoordeeld, omdat maar al te vaak gebleken was, dat candidaten, die over de vereischte examenkennis beschikten op de H.B.S. of het gymnasium volkomen faalden. Om aan deze toestand, die noch dezen candidaten noch het onderwijs op de middelbare school ten goede kwam, een einde te maken, werd het intelligentieonderzoek ingesteld. Het nieuwe K.B. voor de toelating toont in het stilleesstuk, dat min of meer als intelligentietest is bedoeld, den invloed van bovenvermeld rapport ondergaan te hebben. In het vervolg zullen dus niet alleen de kennis, maar ook de verstandelijke vermogens van den adspirant H.B.S.er worden onderzocht. WANNEER men bij het toela tingsexamen een intelligentietest toepast, gaat men uit van de twee volgende zeer aanvechtbare onder stellingen : ie. dat kinderen van 12 jaar zich op hun verstandelijke vermogens laten examineeren, en 2e. dat de gemiddelde docent hiertoe in staat is. Een lange ervaring heeft mij tot het inzicht gebracht dat beide onder stellingen onjuist zijn. Kinderen van 12 jaar laten zich nu eenmaal niet op hun intellect examineeren. Een kind van dien leeftijd reageert op een vraag van een examinator niet met zijn verstand maar met zijn geheugen en het laat zich daarbij uitsluitend leiden door de vraag hoe moet ik antwoorden om dien mijnheer tegen over mij tevreden te stellen". De ge laatsuitdrukking van den examinator, waarop zijn aandacht voortdurend is geconcentreerd, is voor hem de maatstaf of hij goed heeft geantwoord en niet het eigen oordeel, dat vol komen uitgeschakeld is. Gaat de vraag over een onderdeel, waarin de candi daat zich thuis voelt, dan komen de antwoorden zoo vlug, dat hij bijna over zijn eigen woorden struikelt en zij komen precies in de volgorde waarin het hem geleerd is. Ziet hij geen direct verband tussen de aan hem gestelde vraag en hetgeen hij geleerd heeft, dan zal hij niet trachten om door combinaties of analogieën, althans door eigen nadenken het juiste antwoord te vinden, maar hij denkt of zegt dat heb ik niet gehad". En het moet wel een heel bijzondere examinator zijn, die het kind in zulke gevallen over zijn schrik, niet op bekend terrein te zijn, weet heen te helpen en van zijn bevangen heid te bevrijden. Het volgende geval, dat een exami nator eens beleefde moge demonstreeren hoe weinig er op een examen van twaalfjarigen van zelfstandig na denken sprake is. Bedoelde examinator had 's morgens bij het mondeling een vraagstuk opgegeven, 's Middags gaf hij het in gewijzigden vorm aan een anderen candidaat op, die het antwoord gaf op het vraagstuk van 's morgens. Wat toch was het geval ? De candidaat, die 's morgens aan de beurt was geweest, was na afloop van het examen naar de lagere school gegaan en had het vraagstuk aan den klasseonderwijzer opgegeven, die het behandelde met de candidaten, die 's middags onder het mes zouden komen. De candidaat aan wien het gewijzigde vraagstuk 's middags werd opgegeven, was zoo gelukkig op be kend terrein te zijn en daardoor in staat zijn examinator tevreden te stellen, dat hij niet verder luisterde, maar vlot afdraaide wat hij 's mor gens van den onderwijzer had gehoord. ER is werkelijk geen geestelijke func tie, die op een examen bij candidaten van 12 jaar zoo stroef werkt als het ver stand; zij zijn veel te bevangen om tot een zelfstandig oordeel te komen. Geen onderwijzer in een opleidings klasse laat het dan ook op de intellectueele vermogens van zijn leerlingen aankomen, hij stelt ze veilig door ze zóó af te richten, dat ze op alle mogeDE VROUW EN DE KRAAL T N onze kinderboeken lazen wij inder?*? tijd, hoe ontdekkingsreizigers zich negerstammen tot vriend maakten door ruime geschenken van spiegeltjes en kralen. Wij vonden dat erg primitief van die negers, aangezien we kin deren als we waren nog niet wisten hoe belangrijk ook voor de Westersche vrouwen het spiegeltje en de kraal nog altijd zijn. Het ware uilen naar Athene dragen om hier te gaan betoogen, waar om de spiegel zoo belangrijk is; een vrouw, die dat niet ten volle inziet, is geen vrouw ' Maar ook de kraal speelt door alle eeuwen heen in de mode steeds een rol, soms minder, soms meer op den voorgrond tredend, dikwijls een kwestie van persoonlijken smaak, nu eens hier, dan weer daar de kleeding versierend, maar altijd een gedistingeerde garneering vormend. Er zijn bepaalde modehuizen, die telkens opnieuw de schoonste motieven in kralen op hun creaties laten borduren; en de eenvou dige vrouw, die zulke creaties hoogstens bewonderen, maar nimmer bezitten kan, zal toch, met wat zorg en tijd, zelf zeer fraaie resultaten kunnen bereiken met naald, draad en wat gekleurde kralen. Het wollen bolero-tje van onze afbeelding is met bloem- en bladmotieven van witte kralen versierd; men garneert tegen woordig ook het corsage van een effen japon met heel kleine motiefjes, op vrij groote afstanden aangebracht, van veel kleurige kraaltjes, terwijl smoksters eveneens vaak met kralen werken. Probeert U het ook eens f lijke vragen zijn voorbereid. Vele onderwijzers komen hier ook rond voor uit, omdat ze nu eenmaal weten, dat de goed afgerichte candidaat met beperkte vermogens op het toelatings examen een heel wat betere kans maakt, dan de niet afgerichte met het goede intellect. En wanneer wij nu eens aannemen, dat de intellectueele vermogens wel te peilen waren, dan zijn wij er nog niet, omdat dit een zoo uiterst moeilijk en subtiel geduldwerk is, dat de do centen daarvoor in het algemeen noch de gaven bezitten, noch den tijd be schikbaar hebben. Om twaalfjarigen intellectueel te kunnen testen, aan genomen dat dit mogelijk is, moet men ten eerste een zekeren aanleg hebben, ten tweede goed voorbereid zijn, vooral psychologisch, en ten derde voor iederen candidaat ruim schoots den tijd hebben. Aan deze voorwaarden is bij het toelatings examen niet voldaan, omdat het massawerk is, dat in korten tijd moet afloopen en verricht wordt door vol komen ongeschoolde krachten. Het feit, dat kinderen in deze jaren ook nog zoo sterk veranderen kunnen, zoodat om die reden de meest nauw keurige beoordeeling voor de toekomst nog een onzekeren kant heeft, willen wij ook niet onvermeld laten. NA het voorgaande moge het den lezer duidelijk geworden zijn, dat van een verfijning en verscherping van het examenapparaat weinig goeds te verwachten valt. Er is maar n manier om uit de misère van het toelatingsexamen te geraken: men schaffe het af en verlate zich op het oordeel van het schoolhoofd. Het aantal vergissingen zal er heusch niet grooter door worden, want ook dit is weer een ervaring van lange jaren, dat de correlatie tusschen de cijfers van de lagere school en die op de H.B.S. verkregen, grooter is dan de correlatie tusschen de laatste cijfers en die op het toelatingsexamen behaald. Mijn conclusie is dus: zoek niet naar betere selectiemiddelen in den vorm van een toelatingsexamen, men slaagt hier evenmin in, als in het oplossen van de quadratuur van den cirkel. Schaf het toelatingsexamen af, opdat de onderwijzers bij hun leerlingen een geestelijke houding tegenover het schoolwerk kunnen bevorderen van hoogere orde, dan die, welke door de africhterij stelselmatig wordt gekweekt. Hierdoor worden de natuurlijke be langstelling en de daaruit geboren liefde tot den arbeid gedood en ver vangen door een zuiver opportunistisch streven naar een voldoend rapport cijfer, ter wille waarvan de leerling bereid is om er alles in te pompen. Aldus voorbereid gaat hij zijn H.B.S.tijd door met voor de school te leren en niet voor het leven. Moge ik besluiten met de opmerking, dat in een brugklasse, die de gelegen heid biedt om de leerlingen al werkende te leeren kennen een zeer waardevol selectiemiddel gelegen zou zijn. DR. F. GUIDE Als U geregeld losse nummers koopt . . . . hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een ol andere oorzaak ontgaat. NEEM LIEVER 'N ABONNEMENT! PA3. 12 DE GROENE No.ï2*8

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl