De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 29 juni pagina 14

29 juni 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

UITHU1Z1GHEDEN Film Schoppenvrouw (De Uitkijk) DE Novelle van Poesjkin, waarnaar deze film gemaakt is, behandelt de psychische ontreddering van den aan het spel verslaafden luitenant Hermann, die zonder iets of iemand te ontzien achter het geheim van Gravin Tomski wil komen, een zonderlinge oude dame, welke van Cagliostro zelf Pierre Blanchar het middel heeft geleerd bij het kaart spel steeds te winnen. Een typisch Russisch gegeven met sterke sentimen ten, een dooreenweven van werkelijk heid en visioen en een gekwelde ziel vol zelfbeklag en geëxalteerdheid. De gekwelde ziel, luitenant Hermann, wordt gespeeld door Pierre Blanchar, die zijn geheele persoonlijkheid en vooral zijn bezeten masker méheeft voor deze rol en de film is van Fedor Ozep, die al eerder, met Die Brüder Karamazoff", bewees dat hij zoowel een film kan maken, als een Russisch gegeven met volledig behoud van sfeer en psychische geaardheid kan realiHet eeuwige Lied. (City) FRANZ Schubert is langzamerhand een van de meest populaire film helden geworden, zoowel door zijn weinig bekend particulier leven, waar voor de scenarioschrijvers dan kunnen zorgen, als door zijn muziek, die gratis bij de persoon is inbegrepen. Het eeuwige Lied" is de zooveelste vie romancée" van Schubert, dat ditmaal beheerscht wordt door het danseresje Margaret Brenton. Het meest opvallende in deze FranSchubert en Lilian Harvey sche film is het samentreffen tusschen Lilian Harvey, als Margaret en Louis Touves als Baron Hartmann, den poli tiecommissaris van Weenen. En dan is er het geheele Schubert-repertoire, dat, hetzij als intregeerend deel van de film, hetzij als begeleidingsmuziek, de beste herinnering aan Het eeuwige Lied" achterlaat. 12 uur 12. (Rembrandt) WIE eenigszins vertrouwd is met de physionomie van Ren Deltgen zal begrijpen, dat Ingrid Barko, studente in de rechten, zoowel verliefd op hem kan zijn, als hem kan verden ken van een serie misdaden, waarmee RenéDeltgen Stockholm onveilig wordt gemaakt. Uit deze wonderlijke omstandighe den ontstaat een reeks avonturen, die zich met een verbluffend tempo afspe len in hotels, treinen, vliegtuigen, ver dachte kroegjes en politiebureaux en natuurlijk eindigen met de ontmaske ring van den waren misdadiger en van de ware gevoelens van Ingrid voor RenéDeltgen. Tooneel Elektra (Stadsschouwburg) HET Nederlandsch Tooneel heeft het zomerseizoen ingeluid met Sophocles' Elektra. Ingeluid.. . ., het woord klinkt feestelijk, het was een feest van beklemmende grootschheid. Het stuk is n lange smartkreet, n weeklacht, die aan het eind van het stuk leidt tot de wraakneming op den misdadigen koning Aigisthos die tot aan het eind van de laatste acte on zichtbaar blijft en daarom reeds een fascineerende rol heeft. Elektra, door Charlotte Kohier ge speeld, klaagt haar leed en lucht haar wraakzuchtige gevoelens aan de rei van Mykeensche vrouwen, die als een traag bewegend ballet het decor vor men waarin de handeling zich afspeelt, een decor vóór het stijlvolle tooneeldecor. De muziek van Diepenbrock is van een innige, ontroerende schoonheid, zoodat de avond ook voor den muziek liefhebber die het land heeft aan too neel, een evenement is. Men kan natuurlijk bezwaar maken tegen een drama waarbij de muziek ruim tweeduizend jaar later werd ge schreven. Men zou kunnen beweren dat tekst en muziek aldus een twijfel achtige eenheid vormen. Maar dit zou dan ook het geval zijn met Bach's Mattheuspassion. En wie durft die af te vallen? En wie Elektra? De Mattheuspassion is, evenals Elek tra, een lijdensweg. Maar Elektra is niet christelijk, Elektra is een spel van halfgoden. Halfgoden die eigenlijk maar zoo menschelijk zijn. Oor Ruys in het Kurhaus-cabaret BIJ het vernemen van Cor Ruys' plan om dit seizoen het KurhausCabaret te Scheveningen te gaan be spelen, zal menigeen hebben voorzien, dat hij van een cabaret-programma iets heel anders zou maken dan zijn voorgangers, Pisuisse en Louis Davids hadden gedaan. Dat hij zelf een groot deel daarvan voor zijn rekening zou nemen, ligt al in den aard van zijn talent, dat breed is, buitensporig kan zijn en vele schakeeringen van de mimische kunst beheerscht. Dit voor uitzicht heeft zeker geen van ons ver droten. Het geval van den tooneelspeler, die bijwijlen optreedt als liedjeszanger is traditie, al is er in lange jaren bij ons nauwelijks een voorbeeld van te noe men dan dat van Bart Kreeft, dien menigeen zich nog in beide functies met genegenheid herinneren zal. Trou wens, ook Nap de la Mar en Louis Davids hebben tooneelgespeeld, en met eere. Cor Ruys dan ver schijnt in dit cabaret (waarvan een niet onbe langrijk deel aan Klein Tooneel is gewijd), als acteur, liedjeszanger en. .. . clown. Zijn suc ces in het tooneelspel moet hij deelen met Tilly Lus en Theo Frenkel. In dat technische mees terstukje van Alfred Sutro, De Man in de Loge" is hij de bedrogen echtgenoot en geeft daar in het gevoelig en inge togen spel, waarvan hij het geheim in den laat ste n tijd heeft hervon den, maar de alles beheerschende, actieve rol is hier van de vrouw, door Tilly Lus gespeeld. Het aantreffen van dezen naam op een ca baret-programma mag menigeen met verba zing, zoo niet met een lichten hui ver hebben vervuld, maar deze ge waarwordingen bleken ongegrond. Zij bleef actrice, in een tragi-comedie, die minder bekende, maar zeer werkelijke vermogens van haar fijne natuur talent deed uitkomen. Veinzerij, sluw heid en gevatheid, wapenen van een verbitterde vrouw, werden raak er overtuigend gehanteerd door een per soonlijkheid, die wij gewend zijn anders te zien en, misschien toch altijd nog liever anders zien: in een dier rollen, die zij, srl'ooner en ontroerender dan n geven kan. Frenkel, hier haar voornaamste slachtoffer, gaf een zuivere reactie op beider spel, en, in de komische dia logen aan een sociëteitstafeltje met Ruys, een van die prachtige typeerin gen, die wij van hem kennen. Anton Ruys mag, in zijn bijrolletje als kellner, hier met waardeering worden vermeld. Maar men vergunne mij, ten koste van de overigens niet overbelangrijke voordrachtnummers die het pro gramma vulden, een indruk te geven van het optreden van Cor Ruys als cabaret-artist, dat in hooge mate een succes is geweest. Daar was hij vooreerst als liedjes zanger. Wij kennen, bij de meest geroutineerden in het genre, de pose van zenuw-achtigheid, het vertoon zelfs van plankenkoorts en het air van be scheidenheid, dat vooral aan het op treden met een nieuw nummer een zekere pikante bekoring moet geven, en geeft, ook wanneer wij er niet hard aan gelooven. Bij Cor Ruys schijnt het volkomen echt. Hij doet, alsof hij eigenlijk nog zoeken moet, wat de manier is om een liedje zingend voor Cor Ruys als fluitist te dragen, ja hij zoekt werkelijk ! Hij probeert of het gaat, hij hoopt maar, dat het gaan zal ! Wij hebben de illusie, dat wij hem helpen, aanmoedigen door ons geduH en onze toegefelijkheid. Dit geldt nog niet zoozeer voor het eerste lied, naar ik meen door hem zelf gemaakt, waarin hij een pantoffelheid is, doodsbenauwd voor zijn vrouw. Hier is nog spel, en hier helpt de grime, de kleedij, de typeering. Hi; ziet er natuurlijk onzegbaar gek uit. Het gezicht is potsierlijk van heimelijkopstandige sulligheid. Dekleerenaccentueeren door bun vormloosheid het sukkelige en weerlooze. De mimie'; doet de rest. Maar de voordrager van de liedjes van Brammetje (die zeer verdien stelijk zijn) beschikt over geen van deze middelen. Hij is Cor Ruys in een conventioneel gala-kostuum. Hier heb ben we dat zoeken, die aarzeling, voorafgaande aan den triomf van de sobere voordracht, die de woorden, en al wat ze ons maar kunnen zeg gen, tot ons doet door dringen en ons ermee boeit en amuseert. Hier is een komiek" van de beste soort. Maar mér dan dat. Er is bij die liedjes n weemoedig, vol meewarigheid met het lot van een man, die in Indiëheimwee en een zaamheid verdraagt, en getroost wordt door zijn droom aan een huis, dat hem in Holland wacht In Holland staat een Huis". In de simpele natuurlijkheid, waarmee hij dit geval bezingt, en het stil worden bij het eind, als de man de verv vulling van zijn droom niet beleeft, toont deze voordracht zich niet minder dan groot. Ik noem Cor Ruys in zijn laatste nummer, dat van den solist op de fluit, die zooveel praat j es maakt, en nooit tot spelen komt, clown. Alle groote clowns van verleden en heden zijn mijn getuigen, dat ik daarmee niets geringschattends bedoel ! Maar deze, reeds uiterlijk zoo onweerstaanbaar lachwekkende, figuur staat buiten de realiteit, hij is een groteske creatie. Hij is Ruys op zijn uitbundigst, met het spraakgebrek, dat men van zijn facie afleest, in de zonderlinge gebaren vav: die allerzonderlingst bekleede beenen, door die malle, fantastische uitwijdin gen van zijn mededeelzaamheid, die gekke, altijd weer onverwachte ge luiden en gestes van parmantigheid en hulpeloosheid dooreen. Hij doet even denken aan Grock, maar hij is vooral, dunkt mij, de onuitputtelijke dwaas die Cor Ruys weieens op het tooneel kan zijn (en te zeer kan zijn) van dat tooneel gelicht en op ons losgelaten. Om ons hoofd te vullen met dien ver wilderden, maar fascineerenden onzin over dat feest op de wenteltrap, over de wentelteefjes, die daarbij te gast komen over zijn voorkeur voor het solospel, waartoe het nooit komt. Behoef ik nog te zeggen, dat men dit alles moet gaan zien? Was DE GROENE juist uitverkocht toen U er naar vroeg? EEN GOEDE RAAD neem EEN ABONNEMENT.' T PAG H DE GROENE No. 3188

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl