De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 29 juni pagina 4

29 juni 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De wetenschap werkt voort //. E en overzicht van enkele belangrijke bemoeiingen van de natuurkunde en sterrenkunde in Nederland, dat aanleiding geeft tof een optimistische conclusie HET ongestoord verder werken van de exacte wetenschappen is van het allergrootste belang voor de maatschappelijke ontwikke ling. Welk gebied van wetenschap grijpt zoo on middellijk in in de noodzakelijkste levensbehoeften, hangt zoo rechtstreeks samen met de nijpendste welvaartsproblemen ! Overal, waar men zijn blik vestigt op dit imperium van geestelijke bedrijvigheid, ontmoet men uitgangen naar het praktische leven. Men denke aan de essentieele waarde van de chemie voor vele bedrijven, aan de beteekenis van de studie der plantenziekten voor den landbouw, aan die der geologie voor de ontdekking van nieuwe bodem schatten en energie-bronnen ! De natuurkunde is op deze brug tusschen de wetenschap en het prak tische leven een eerste wachter. Binnenkort bevinden wij ons voor den opbouw van een nieuwe wereld. Willen wij het leven houden, dan zal al wat door den oorlog vernield werd in een versneld tempo moeten worden hersteld. En men zal rekening moeten houden met de komende moeilijk heden. Men zal zijn vindingrijkheid moeten richten op de ontdekking van zuinige en doelmatige me thoden. Wij denken aan onderzoekingen als in het physisch laboratorium te Utrecht werden verricht, waar men bezig was met het probleem van de ver andering van de oliën in transformatoren, en waar methoden werden uitgewerkt, om de neiging tot drabvorming van de olie van te voren door proeven vast te leggen en zoo de keuze der beste olie mogelijk te maken. Enorme bedragen kunnen hierdoor worden bespaard. Een ander veld van onderzoekingen, die boven matig praktisch belang hebben, is de studie der lichamen en gassen bij hoogen druk, waarmede Prof. Michels te Amsterdam zich bezig houdt. Het zijn belangrijke voorbeelden van de efficiënte kracht der natuurkunde, maar voorbeelden uit duizenden. Indien de natuurkunde niet provisorisch werkte, dan zouden wij niet gereed zijn, wanneer de vrede komt. De exacte wetenschappen werken aan de vredesbewapening, en haar ononderbroken arbeid heeft voor de realiteit een beteekenis, ten minste evenwichtig aan haar theoretische waarde. De laboratoria draaien op volle toeren, zij spannen Een te/escoof> in de Leidsche sterrewocht zich in, den ongunst der tijden en de schaarste der materialen ten spijt. Het ligt in de rede, dat achter het op de praktijk gerichte laboratoriumwerk, de studie der theore tische vraagstukken met groote voortvarendheid zich ontplooit. In de natuurkunde neemt thans de kern-physica een zeer belangrijke plaats in. Er is een toenemende belangstelling voor de kern van het atoom. Daarbij is het een eerste eisch, dat zeer fijne meet-methoden worden toegepast op theoretisch wei-overwogen vragen. Op het oogenblik wordt er hard gewerkt aan het onderzoek naar de structuur van atoom-kernen. Alle methoden om effecten na te sporen, die bij de ontleding van atoom-kernen ontstaan, zoowel de fotografische methoden als het gebruik van den zoogenaamden Geiger-teller, die ons in staat stelt electronen te hooren en dus te tellen, vinden in de physische laboratoria naarstig toepassing. HET geheim, waarom de moderne physica in Nederland zooveel kracht kan ontplooien, ligt in de gelukkige vakverdeeling tusschen de verschil lende universiteiten. Zoo is Leiden de Universiteit van het helium-onderzoek, waarmee Prof. Keesom zich beroemd heeft gemaakt, en van de lage tem peraturen. Het vraagstuk der geleiding van metalen bij zeer lage temperaturen en de onderzoekingen van het magnetisme van Prof. W. J. de Haas staan daar in het middelpunt van de aandacht, waarbij de quaestie der magnetische relaxatie: hoe de ele mentaire magneten zich in veranderlijke velden instellen in het bizonder naar voren treedt. In Leiden werkt de vermaarde theoreticus Kramers. In Amsterdam onderzoekt Prof. Clag de straling uit de wereldruimte en den aard der stoffen, welke in die straling verschijnen; snelle electronen en waterstof-atomen (de zoogenaamde mezonen), die in de atmosfeer worden gevormd. Coster in Gro ningen is een groote autoriteit op het gebied der Röntgen-spectroscopie. Utrecht, dat een groote belangstelling vertoont voor de kern-physica, houdt zich daarnaast vooral bezig met biophysische pro blemen en (evenals Amsterdam en Groningen) met spectroscopische onderzoekingen. De studie van de straling van licht door bacteriën en van de beteekenis dier straling voor het leven staat reeds zes jaar in het midden van de aandacht, en de samenwerking tusschen physici en mikrobiologen heeft reeds belangrijke resultaten gehad. Het is vooral de nasporing van de lichtende stoffen in de licht-bacteriën, de vraag hoe deze stoffen zich ge dragen bij chemische reactie, welke de geleerden bezig houdt. Het zoeken is naar de bepaalde stof (men noemt haar provisorisch luciferine), die daarbij een rol zal spelen. Ook de spectroscopische onderzoekingen waren van groote beteekenis. De spectraal-theorie van Bohr, heeft de belangstelling der physici gericht op de meting van licht-intensiteiten in spectra. De Utrechtsche school, onder leiding van Moll en Ornstein gevoelde het als een wetenschappelijke urgentie, want men achtte de opvatting onjuist, dat het licht in de lijnen van het spectrum van het toeval afhankelijk is. Interessante onderzoekingen volgden. Men vond zoowel de relatieve als de abso lute maat, men veroverde den grondslag voor de spectraal-metingen, waarbij men tot het verras sende resultaat kwam, dat er buitengewoon een voudige regels bestonden voor de verhouding der intensiteiten in verschillende spectraal-lijnen. Op het oogenblik richten de onderzoekingen zich op het vinden van de intensiteit van de verschillende lijnen in de spectra van groepen van elementen. Enkele groepen van dit groepen-systeem worden uitvoerig onderzocht, waarbij het noodig is, dat de verschillende intensiteiten quantitatief worden ge meten. De lezer begrijpt, dat wij maar eenige grepen doen uit dat gebied, waar veel en nauwkeurig gemeten wordt, maar dat op zichzelf onmetelijk is: het gebied der moderne natuurkunde. In alle afdeelingen van deze wetenschap wordt er verder gewerkt en verder onderzocht, alsof er geen oorlog bestond, en moge de vrees gekoesterd worden, waaraan wij in een vorig artikel uiting gaven, dat er eenige moeilijk heden komen met het materiaal, daar staat tegenover, dat wij eenige voortreffelijk-uitgeruste laboratoria als een gelukkige erfenis van den vredes tijd hebben overgehouden. Zoo bezit de Vrije Uni versiteit te Amsterdam het mooiste instrumentarium op het gebied der vervaardiging van kunstmatige radio-actieve stoffen en kan de gemeentelijke Uni versiteit van Amsterdam, met haar drie verschillende laboratoria, die ieder een afzonderlijk terrein van de physica bestrijken, bizonder veel werk verzetten. Vooral de uitrusting voor de spectroscopie, geschapen door Zeeman, in het laboratorium, thans naar hem genoemd, waar Prof. Gorter werkt, is zeer uitne mend. In Groningen heeft Prof. Zernike de eerste wezenlijke verbetering sedert Abbe, aangebracht van het oplossend vermogen van den mikroskoop. Hetgeen weldadig aandoet in dezen tijd van oorlog en vernieling, is de broederlijke samenwerking, die er tusschen de verschillende Universiteiten bestaat. Aan die samenwerking neemt de Technische Hoogeschool te Delft, waar zeer belangrijke onderzoekin gen plaats vinden, in hooge mate deel. De physische problemen vormen een zoo belangrijk onderdeel van de doelstelling dezer instelling, dat zij ten zeerste in de algemjene ontwikkeling der natuurwetenschap is betrokken. Hier werkt Prof. Dorgeloo aan het onderzoek der Röntgen-stralen, van de structuur der stoffen en van het verschijnsel der electrische stroomen in gassen, Prof. Zwicker aan akustische vragen en Prof. Wiersma onderzoekt het magne tisme. Vraagt men naar de centrale belangstelling van de huidige natuurwetenschap, dan komt men bij de kern-physica. Ieder modern physicus betreedt dit terrein. GEEN wetenschap bevindt zich verder verwijderd van de gevoelsgeladenheid van het heden dan de sterrenkunde. Intusschen is de vraag gewettigd, of zij, die den kosmos bestaart, te lijden heeft van de huidige aardsche verschrikkingen. De aanvoer van platen uit het buitenland staat stop, en dit geeft moeilijkheid. Bovendien is de sterrenkunde afhan kelijk van waarnemingen op bepaalde punten der aarde, die nu niet door kunnen gaan, omdat de grenzen gesloten zijn. Zal bij voorbeeld de eklipsexpeditie, welke te Leiden wordt voorbereid, voort gang kunnen vinden? Maar op de sterrenwachten is er heel wat te doen. En ook daar wordt het stelsel der arbeidsverdeeling tusschen de verschillende universiteiten gevolgd, dat bij de natuurkunde wordt toegepast. Leiden houdt zich bezig met de verander lijke sterren en met de statistische sterrenkunde, die ook Groningens aandacht heeft. Ook wordt in Leiden door Prof. Oort gewerkt aan het onderzoek van den bouw der zoogenaamde extra-galaktische nevels, dat zijn de melkweg-stelsels, die buiten het onze zijn gelegen. Amsterdam bemoeit zich met de theoretische astrophysica, terwijl ook de onder zoekingen van Prof. Pannekoek, die aldaar ge schieden, over de lichtabsorptie in het heelal, be langrijk voor de kennis der heelal-materie en voor de schattingen der kosmische afstanden, van groote beteekenis zijn. Utrecht beoefent onder leiding van Prof. Minnaert de natuurkunde van de zon en de waarnemende astrophysica, en bestudeert de opper vlakte-eigenschappen van de maan. En het heeft zoo juist een atlas van het zonnespectrum vol tooid. Zeggen deze vermeldingen van de koortsachtige bedrijvigheid van twee voorname wetenschappen, de natuurkunde en de sterrenkunde veel tot den leek? Zij geven een indruk van een ononderbroken probleemstelling, van het voortdurend bezig zijn van den menschelijken geest met natuur- en kosmi sche verschijnselen. Hier zijn misschien tijdelijke kleine belemmeringen te duchten, maar geen ver storing is mogelijk. Wij bevinden ons hier voor een onverwoestbaar menschelijk bezit, voor een onaf hankelijke en gestadige geestelijke activiteit. Het zou kunnen wezen, dat deze gebieden niet zoo ontoegankelijk zijn voor den leek, als velen vermoeden. In de diepte der problemen kan de leek niet doordringen, maar wie zich eenige elementaire vakstudie getroost, kan iets van den zin begrijpen der ontzagwekkende dingen, die hier worden ver richt. De geleerden van tegenwoordig staan minder vijandig tegenover een zekere populariseering van de wetenschap dan hun oudere voorgangers. En welk een geluk en een troost moet het voor ons zijn, te weten dat er, ook in schokkende tijden als wij beleven, een onaantastbare wereld bestaat, waar het onderzoek voortgaat, en waar de geest zich vrij van alle actueele bekommernissen bewegen kan ! R. PAG. 4 DE GROENE No. 3288

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl