De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 juli pagina 3

6 juli 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

D E G R O E N E AMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per Jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een Jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 6 JULI 1940 LEGENDE VAN DEN TIJD "?^OEN Talleyrand, raadsheer geworden van l Lodewijk XVIII, voor een gewichtige bijeenkomst naar het Kabinet des Konings werd ontboden en daar drie uren achtereen in ver gadering bleef, maakte zich menigeen bezorgd en zoodra was de bijeenkomst niet geëindigd, of hovelingen verdrongen zich om Talleyrand met de vraag: Que s'e§t il,passé?" Waarop hij antwoordde: Trois heures". Zijn levensbeschrijvers, die dit vertellen als een der tallooze staaltjes van zijn geestige slagvaardigheid, verklaren die paraatheid wel eens uit heJjTeït, dat hij theologie had gestudeerd. Of die verklaring juist mag heeten, weet ik niet. Zeker hebben er in den loop der eeuwen heel wat mannen van allerlei richting de theologie bestudeerd zonder in eenig opzicht slagvaardig geworden te zijn. In zooverre lijkt mij de veelal gegeven verklaring niet sterk bewijskrachtig. Maar in het antwoord, dat ik aanhaalde, kon men wellicht iets beluisteren, dat door theologische studie zooal niet verstrekt, dan toch versterkt wordt, te weten: het besef van de betrekkelijkheid der tijdelijke zaken. Iets gewichtig achten, omdat het lang geduurd heeft, is op zich zelf niet veel verstandiger dan iets voor juist houden, omdat het nieuw is. De tijd is een slechte waardemeter, vooral voor begrippen. In welken vorm men echter deze oude waarheid wil verkondigen aan moderne menschen, zij staan er altijd een beetje wantrouwig tegenover, want ten opzichte van ruimtelijke verschijnselen meenen zij een tamelijk helder inzicht te hebben verworven, maar met tijdelijke dingen weten ze nooit goed raad. In de proporties van de ruimte is een voorwerp overzichtelijk, meenen zij. Een olifant is een groot wezen, dat leeft en dat daarom gevaarlijk is, doch men kan zulk een wezen meestal ontwijken. Lukt dit niet, dan is de botsing zelden tot schade van den olifant. Dit weten wij tamelijk precies, en een wereld, waarin de ruimtelijke verhoudingen niet meer zouden gehoorzamen aan de krachtswetten, die wij hun toekennen, noemen wij dan ook geen reëele wereld, maar het is een droomwereld of een sprookjeswereld. In verhaaltjes treden olifanten plotseling op met een langen snuit en blazen het heele vertelseltje uit, alsof het noodig was, dat een heel groot, levend en gevaarlijk wezen uit de ruimtelijke of reëele wereld te hulp kwam, wil het vertelseltje een einde vinden. Want een einde" is iets van de andere wereld. Het behoort tot de veel minder overzichtelijke wereld van de tijdelijkheid. Vertel aan een kind een verhaaltje, en het blijft vragen En toen?" Zeg, dat de held en het meisje gelukkig getrouwd zijn, het kind blijft vragen En toen?" Beweer, dat zij lange jaren gelukkig leefden aan elkanders zijde, het kind zal niet aflaten. Het vraagt u: En toen?" Antwoord: Wanneer ze niet gestorven zijn, leven ze nu nog," maar het kind zal u wanhopig aanzien en vragen En toen?" Zelfs als twee menschen lang en gelukkig getrouwd zijn, is er immers nog zoo verschrikkelijk veel te vragen, nog zoo heerlijk veel te vertellen ! Gij moet wel uw toe vlucht nemen tot den olifant met den langen snuit, en die blaast het heele vertelseltje uit. Eerst dan is het afgeloopen, en bedtijd ! Waarom? Ee olifant, die uit de ruimtelijke wereld komt, zelfs om een zeer fantastische hande ling te stellen, bezit grooter overredingskracht dan een lang en gelukkig huwelijk, dat naar zijn aard tot de tijdelijke wereld behoort en dus nooit het einde van iets kan teweegbrengen, maar altijd tevens ook een begin aan iets moet maken. In de ruimte kan iets definitief zijn, of schijnen. In den tijd is dat onmogelijk. In het gebied van den tijd is alles eindig, maar niets is definitief. Reeds voor een kind staat dit zoo duidelijk vast, dat het als het ware wacht op den olifant. Dit begrip nu werd door Talleyrand uitgedrukt, toen hij als antwoord op de vraag Que s'est il passé?" alleen maar antwoordde trois heures" en het is heel goed mogelijk, dat dit begrip hem zoo helder voor den geest stond, omdat hij in zijn jonge jaren theologie studeerde, want wat men ook op deze studie zou te zeggen hebben, zij geeft zeker een anderen kijk op vele tijdelijke aangelegenheden. En dit is misschien haar grootste geschenk aan de menschheid. Dat zij klare voorlichting verschaft omtrent voor haar volstrekt vaststaande gegevens, wordt door sommigen niet erg hoog gewaardeerd, maar dat zij ten opzichte der waarde van het tijds verloop in het algemeen sceptischer is dan eenige andere wetenschap, zelfs de philosophie, kan men haar gerust als een deugd aanrekenen, omdat zij hierin iets kinderlijks schijnt te bewaren, hetwelk in het alledaagsche leven veelal verloren gaat. Kinderen zijn overtuigd, dat Doornroosje honderd jaar lang heeft geslapen in het kasteel temidden van het woud. Met haar sliep het heele hofpersoneel, de kok met den gebraden haan nog op den schotel in de hand en de knecht van den opperschenker met het half geledigde wijnglas nog aan den mond. Maar toen kwam de mooie prins uit het sprookje, hij baande zich een weg door het dicht-woekerend struiksel, wekte Doornroosje, en iedereen schoot wakker in het tooverslot, kwam achter de raggen der spinwebben uit en hervatte het gewone leven. De honderd voorbije jaren telden eenvoudig niet mee. Alles gaat weer zijn gang; de prins trouwt met Doornroosje en de olifant komt met zijn langen snuit. Tijd komt er niet op aan. Honderd jaren kunnen gerust voorbij gaan. Dat is eminent onbe langrijk. Niemand mist de tusschentijd. DOOR de verkeersmiddelen te versnellen heeft de moderne mensch geen tijd gewonnen. Als honderd jaar geleden iemand uit Amsterdam een zakenrelatie ging bezoeken in Alkmaar waren daar, ongeacht de voorafgaande beleefdheidscorrespondentie, twee volle dagen en een Zondagsch pak mee gemoeid, vandaag wordt een zaak van hetzelfde belang binnen de vijf minuten telefonisch opgeknapt en in geval van nood neemt onze zakenman een avondretourtje, maar de man van vandaag heeft het niet minder druk dan de man uit de vorige eeuw, die hetzelfde inkomen verdiende. Hij heeft het integendeel drukker. Tijdwinst is geen winst en als men zegt, dat tijd aequivalent is met geld, waardeert men waarschijnlijk den tijd nog te hoog, maar men bedoelt er mee te zeggen, dat haast hetzelfde waard is als geld. Rust is in elk geval veel meer waard. .. . als men geld heeft, wel te verstaan. Het ongeluk van de moderne menschen is juist, dat zij den tijd overschatten, met het gevolg, dat zij óf geen rust hebben óf geen geld. De meesten zijn zenuwachtig, talrijken zijn arm en die er overblijven zijn ge woonlijk allebei. Wanneer de menschen konden gelooven, dat de tijd heelemaal niet zoo belangrijk is als men hen heeft wijs gemaakt, zouden zij veel gelukkiger zijn. Zij weten, dat zij de ruimtelijke gevaren, waaraan zij blootstaan, meestal wel op een of andere manier kunnen ontwijken, gewoonlijk door ruimtelijke ver plaatsing van hun persoonlijkheid. Tegenover zulke gevaren is inderdaad afwezigheid van lichaam ge woonlijk meer waard dan tegenwoordigheid van geest. Kan men een ruimtelijk gevaar niet ontwijken (een aardbeving, bij voorbeeld) dan noemt men het een catastrophe", wat zeker geen oplossing is voor de moeilijkheid, maar toch het gevoel schept, dat er geen ruzie mag komen over de verantwoordelijk heid, want tegen catastrophen bestaan geen voor zorgen, tegen gevaren echter wel. Wat de gevaren betreft, waarmede niet de ruimte, doch de tijd den mensch bedreigt: hiertegenover is de moderne mensch veel minder krachtig gewapend. Uit een bepaalde ruimte kan hij wegvluchten. Maar de tijd is een gevangenis voor hem. Hij weet niet, welken kant hij op zou moeten vluchten, als hij wil wegkomen uit een stuk tijd, dat hem minder goed bevalt. Weggaan uit een stuk ruimte heeft hij geleerd. Maar weggaan uit een stuk tijd acht hij onmogelijk. Hij houdt den tijd voor een absolute binding. Honderd jaar lang hield men hem voor, dat ieder mensch een kind van zijn tijd" is en hij is dit helaas gaan gelooven. Middeleeuwers om maar een oude menschengroep te noemen waren veel minder gewapend tegen de ruimte. Hun verkeersmiddelen kunnen niet vergeleken worden met de onze. Maar ze geloofden, dat ieder mensch een kind van God was en het kon hen niet schelen, of iemand een kind van zijn tijd was. Een middeleeuwsch denker ging er heelemaal niet groot op, dat hij moderner" was dan een kerk vader; hij zou dit integendeel eerder als een verwijt hebben verstaan. Immers wat lag er tusschen hem en dien kerkvader, wat lag er tusschen de dertiende en de derde eeuw? Tijd, niets dan tijd! In iedere krant, die ik opsla, lees ik, dat deze tijd een grootsche tijd is. Die meening is om zoo te zeggen populair. Wat beteekent ze? Ook deze tijd is tijd, niets anders dan tijd. Wee dengene, die de problemen van zijn tijd niet begrijpt !" zegt de moderne mensch. Waarom: wee? Waarom niet: welzalig ? De middeleeuwer zou geantwoord hebben: wee dengene, die de liefde niet begrijpt!" Ik ben overtuigd, dat de middeleeuwer gelijk had, dat de tijd ons in geen enkel opzicht ontslaat van den doodgewonen plicht om goede menschen te zijn en te blijven, dat de overschatting van het tijdelijke altijd de menschen ongelukkiger gemaakt heeft dan ze behoefden te zijn, en dat Talleyrand dit alles vol doende begreep om op de angstige vraag Que s'est-il passé?" nuchter te mogen antwoorden: Trois heures." In zooverre dankte hij waarlijk zijn slagvaardigen geest aan de theologie. ANTON VAN DUINKERKEN PAG, 3 DE GROENE No. 3289

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl