De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 juli pagina 4

6 juli 1940 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Epicurisme in oorlogstijd DE waarde van een glas water is terug te brengen tot de vraag, hoe een glas water smaakt in de woestijn. Want het genot van iets wordt niet bepaald door zijn bezit, maar door de spanning der voorafgaande begeerte. Men kan alleen genieten van iets, dat zeldzaam is, en iets is alleen zeldzaam ten gevolge van de omstandigheden waarin het ten aanzien van zijn omgeving verkeert. Een flesch Bourgogne aan den disch van Pi;rpont Morgan is niets waard, een glas water in de woestijn alles. Toen mijn woonplaats dreigde te worden gebom bardeerd, kwam het bericht dat de waterleiding zou worden afgesloten. Ik ben er zeker van, dat ik nooit zoo genoten heb van oesters of caviaar, als van het water, dat ik vóór het fatale moment uit het kraan tje tapte. De kunst van het genieten is de kunst, het zeld zame te ontdekken en te verwerven. En men zou tot de overtuiging moeten komen, dat het genot het beste te verkrijgen is in een samenleving, waar velerlei wordt gemist, ware het niet, dat de meeste menschen gemakkelijker goudaderen ontdekken in een rotsgebergte, dan de rijkdommen aan genots bevrediging, welke men op kan rapen in een maat schappij die verpovert. Zoo beseffen wij te weinig, dat de distributie dient voor de waardeering van het niet-gerantsoeneerde. Het halve onsje thee, dat ons gelaten wordt, geeft een oneindige genotsvervulling, waartegen de ponden thee, die wij in vredesdagen automatisch hebben op-gelurkt, het niet kunnen halen. Ik ben met mijn halve onsje thee gelukkig, maar ik kan er nog buiten. Want ik heb tegenwoordig meer be hagen dan ooit in mijn wandelstok, met zijn spitsen ivoren knop, een gewijd voorwerp, waarmee ik loop te paradeeren in de zon, en ik weet dat mijn buur man in den zeer verzorgden baard dien hij gekweekt heeft een uitzonderlijk behagen schept. Er is n genot, dat wij niet meer zullen beleven, wanneer de vrede gesloten zal zijn: het genot van het denken aan de gewone dingen. Wij denken tegenwoordig, met de massa mee, aan de buiten gewone dingen. Wij denken aan de bombardeer machines, die door de lucht gieren, wij wikken de kansen der verdelging en een menschenleven wordt als een schaakpion in onze genadelooze bereke ningen. Ik luister niet naar de vliegmachines, maar naar de melodie van een vogel, in den boom voor mijn huis. Ik heb nu, door het benzine-gebrek leeren ontdekken, wat ik niet wist, toen mijn wagen altijd stond te puffen voor mijn deur: Dat alle compo nisten hun motieven aan de vogels ontleenen, dat dus de cultuur ontstaat door onze verbinding met de on-middellijke, de on-bewerkte natuur. Wij zijn de natuur altijd aan het toepassen" geweest. Nu is het de tijd haar te ontdekken in haar statische gedaante. Ik leer nu, dat er een rechtstreeksch verband is tusschen mij en de natuur, wat ik niet wist, toen ik in mijn wagen voortjakkerde en de wereld tot een reeks van landschapsfilmen werd. Mijne vrienden komen tegenwoordig gaarne in Als U geregeld losse nummers koopt hebt U kans dat juist het nummer dat U speciaal interesseert U door een of andere oorzaak ontgaat Neem liever 'n abonnement mijn huis. Omdat er boven de vestibule-deur een plakkaat is aangebracht, waarop geschreven staat: In dit huis wordt over den oorlog niet gesproken," en wij ons streng daaraan houden. Nu is het weer mogelijk over boeken te spreken en over algemeene vraagstukken. Wij genieten van den weinigen wijn, dien wij nog in onzen kelder hebben, en iedereen gaat met een gevoel van verademing naar bed. K l U het gewone het zeldzame wordt, nu worden ' ' een heele reeks van voorwerpen als met den tooverstaf tot genots-objecten herschapen, zooals alles goud werd wat door den staf van koning Midas werd aangeraakt. Mijn jaegertje bij voorbeeld en mijn schoone overhemd. Ik heb daar nooit zulk een behagen in gehad, als toen ik vernam, dat wij op textiel-warm zouden worden gerantsoeneerd. Ik paradeerde in dat hagelwitte overhemd als een kalkoensche haan, en ik beleefde, wat ik in de jaren van welvaart nooit beleefd had: de vreugde van den dag. Mijn vrienden, wij hebben de ware vreugde van den dag, de vreugde van n oogenblik, die zoo extatisch is, wanneer de kans bestaat, dat wij zulke oogenblikken misschien nog maar nmaal zullen ervaren, nimmer gekend, toen wij onze schoone overhemden maar aan- en uittrokken. Al wat wij deden, diende de doelmatigheid, het efficiënte, nim mer het geluk. En als wij onze jaegertjes en schoone overhemden niet meer zullen hebben, dan zullen wij nog veel hebben behouden, indien wij de kunst der ware ge nieting weten te beoefenen. Wij Epicuristen, genie ten van ons hemd, maar we staan nooit in ons hemd. Wanneer wij in ons sleetsche jasje over ons blootertje samen op een koffer zitten, of op het puin van een ineengevallen huis, dan zullen wij elkaar een sigaret aanbieden met een gracieus gebaar en wij zullen elkaar met groote voornaamheid behan delen. Als wij de vigelante weer laten voorrijden, als wij het bakje weer laten herleven met den rc~ mantischen huurkoetsier, waarom zullen wij dan den ouden levens-stijl niet weer herstellen, den levensstijl, die ons niet schakelt in een stelsel van nieuwe zakelijkheid, zooals de moderne, maar die gespeeld wordt, alleen voor ons genoegen. Wie spreekt er nog van doelmatigheid in de burgerlijke maatschappij, nu alleen de krijg zijn doelen kent? In een gemeenschap, waar voor het oogenblik weinig te winnen valt, gaat het niet meer om de knikkers, maar om het spel. Ons eenig doel is, een stukje levensgeluk te veroveren op de ellende, een edelweisz te plukken aan den rand van den afgrond. Onze dagen lijken op die van Napoleon en den tijd, die aan hem voorafging. Maar wij missen n waarde, die toen bloeide. Wij missen den geest van een Ancien Regime. Wij grijpen terug op staalkoningen en vakvereenigingsleiders, niet op de aristo craten van de Fransche revolutie, die rustig een robbertje legden, voor ze werden opgeroepen voor het Schavot. In hunne ironie lag niet een verloochening, maar een eerbiediging van de smart. Alleen door zwijgen wordt de smart gewijd. Ook spreken beschaafde menschen niet over hun kwalen. Toen ik soldaat was, dineerde ik eens bij een adellijken professor. Ik had mijn voeten stuk geloopen, en professor droeg tientallen zalfjes aan, die heel zouden brengen. Toen werd er gescheld en mijn gastheer vroeg, of ik hem even wilde excuseeren. Na een half uur kwam hij terug, en vervolgde zijn discours over het puikste zalfje. Later vernam ik, dat hij in dat half uur een oog-operatie had on dergaan. En nu vraag ik: Kunnen wij allemaal niet net zoo doen als die professor? Waarom zou ik spre ken over mijn aandeel in de collectieve kwaal van het heden? Wie stijl heeft, kent geen vrees. Een Nederlander zat een kop koffie te drinken het verhaal is his torisch op een terras te Barcelona, met het uit zicht op de Middellandsche zee. Toen werd Barce lona gebombardeerd. Alles vloog in de schuilkelders, maar onze vriend nam een nieuwe slok van zijn koffie, ontstak een sigaar, en zei, terwijl hij zich uitrekte in zijn makkelijken stoel, dat men overal sterven kan. In tijden van nood krijgt de humor zijn eigenlijken zin. Humor is een overwinning op het tragischeHij degradeert tot lol in een gezellig gezelschap, waarover geen dreiging hangt. Nu is het de tijd voor de scherts, en het volk begrijpt dat, want terwijl de dames en heeren zitten te tobben over hun zaken, rijzen de volks-anecdoten als paddestoelen uit den grond. HOE kwam ik op het Ancien Régime? Ik kwam erop, omdat ik zat te peinzen over een der voor rechten, die deze tijd biedt aan den waren genieter. Wij worden in het verleden verplaatst. De oude tijden zochten wij in de boeken en in de bioscoop. Nu zijn zij vlak om ons heen. Het rijtuig van Kegge ratelt weer langs onze vensters en het edele paard wordt weer in zijn waarde hersteld. Welk een weelde brengt ons de avondverduiste ring ! De vlammende kaarsen wapperen weer in onze woning en ieder Nederlandsch gezin is een avondschool geworden van Gerard Dou. Mijn stad werd een sprookje, nu men de booglampen had uit gedraaid en de maan liet schijnen in den zomer avond. Als dan de vliegtuigen even pauzeeren, ver geet men in diepïverzonkenheid, het doel, waarom dit alles begonnen is. Ik prijs het epicurisme aan als remedie tegen de kwaal van den tijd. Het uitputten onzer belang stelling in het geweld van het heden, is toegeven aan massainstinct. Het vermogen der genieting is individueele gave. In de genieting bewaren wij onze variëteit. Dat geen twee menschen op dezelfde wijze genieten, is een bewijs voor de onsterfelijkheid van het individueel wezen. Men kan twee menschen hetzelfde pak aantrekken, maar men kan er twee menschen niet toe brengen op dezelfde manier een boom te zien. Deze verdeelingen behoudt Onze Lieve Heer voor zich. Wij hebben veel meer kans te sterven, dan vroe ger. Maar het verlies van ons leven is het ergste niet. Het ergste zou zijn, dat onze ziel ons lichaam had verlaten, voordat dat lichaam den genadeslag kreeg. A. REBOURS Ineek omen boek en De Oudste Geschiedenis van Rotterdam, door Dr. . S. Jansma. (W. L. & J. Brusse, Rotterdam) Op de %rens van twee tierelden, door Dr. H. Colijn. (Dagblad en drukkerij De Standaard, Amsterdam) Hij- en 21 -problemen, door prof. dr. H. Hanselmann. (Ploegsma, Zeist) Graan te Velde, door Jet de Boer-van Strien. (P. N. van Kampen & Zn., Amsterdam) Plaatjes en plaatjes van de sjldaatjes, door Paul Guermonprez en Wim van Overbeek. (H. Meulenhoff, Amsterdam) PAG. 4 DE GROENE No 3189

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl