De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 juli pagina 5

6 juli 1940 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Gevolgen van bevolkingsvermeerdering STEEDS scherper ziet men in, dat de meeste maatschappelijke verschijnselen rechtstreeks en zijdelings met het aantal personen in verband staan. Hierop wees prof. Steinmetz in zijn Sociologie. Stijging (of daling) van het bevolkings aantal roept reacties in het leven. Men kan spreken van een maatschappijbeschouwing, als men het aantal personen óók beslissend acht voor verande ringen in alle levenscategorieën. Men hoeft zoover niet te gaan, om toch tot de conclusie te komen, dat een stijgende bevolking ingrijpende wijzigingen teweeg brengt. Politieke, doch ook economische. Zij noopt den m^nsch nieuwe banen in te slaan. Nieuwe bestaansmiddelen moeten gevonden worden, wil ondergang in den strijd om het bestaan niet het gevolg zijn. Bevolkingsvermeerdering uit zich op de volgende wijzen: ie. urbanisatie. Deze is in laatste instantie niets anders dan een relatieve overbevolking van het platteland. Te plattenlande is het geboortental steeds iets hooger dan in de steden, terwijl de sterfte er ongeveer gelijk is. De bestaansmiddelen zijn in de steden grooter in aantal dan te plattenlande. Het bevolkingsaccres kan op het land niet productief geabsorbeerd worden. Verschillende landbouwstadia moeten echter in aanmerking genomen worden. In een land met monocultuur, zooals Amerika heeft (graan- of maisverbouw, waarbij groote machines gebruikt kunnen worden) zal eerder uitstooting van personen plaats vinden, dan in een land met intensieven landbouw, zooals Nederland dien kent. In de meeste landen heeft trek van het land naar de stad plaats, hoezeer dan ook tempo en rhythme door de conjunctuur aangegeven worden. 26. proletarisatie, d.w.z. de menschen worden loonarbeiders of moeten door de overheid of parti'culieren (of beiden, zooals in het oude Rome) onder houden worden. Als de bevolking stijgt, sluiten zich de bestaansbronnen. Onze landgenoot, wijlen Mr. H. J. Nieboer, schreef hierover een werk Slavery as an industrial system". Eén zijner stellingen is, dat slavernij niet bestaan zal, als de bestaansbronnen zich sluiten. Er met andere woorden geen vrij land meer is. Waar dit bestaat, zijn de bestaansbronnen open. En in dat geval zal slavernij zich voordoen. Een der oorzaken voor de afschaffing der slavernij in de Vereenigde Staten was de sluiting der bestaans bronnen. Wij kunnen vervolgens wijzen op ons Suriname. Hier werd in 1863 de slavernij afgeschaft, maar daarmede verloren wij de negers als arbeiders. Zij gingen wonen langs de rivieroevers, het was en is voor hen geen noodzaak zich als loonarbeider aan den blanke te verhuren. Suriname heeft echter onvoldoende arbeidskracht, hoewel er vele negers vrij rondloopen. In uitgestrekte agrarische gebieden, waar voldoende ruimte is om nieuwe nederzettingen te doen ontstaan, heeft deze proletarisatie niet plaats. Abessinië(Ethiopië) is een echte landbouw Staat. Het = 40 X Nederland, er wonen 12 millioen menschen, d.i. 9 per km'-. In de hoofdstad, Addis Abeba, wonen slechts 150.000 personen. Men lette lop dit aantal en vergelijke met Londen. Er blijkt uit, .dat Abessiniëin feite geen bevolkingsconcentratie heeft, maar ook, dat er nog geen proletarisatie, in <ten zin dien wij er aan toe kennen, heeft plaats gevonden. Zij zal er voorloopig ook nog niet plaats vinden. Maar. .. . dat moet een onderwerp zijn voor een volgende beschouwing. Abessiniëkent nog .feodale-, dat zijn leenverhoudingen. In Abessini AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN wordt verzocht bij hun bijdragen een ge frankeerd briefomslag met adres van den afzender in te sluiten. Op het adres van stukken, voor de redactie bestemd, ver melde men geen namen van personen. bestaat nog slavernij. Nieboer, voornoemd, noemde open bestaansbronnen: ,,open resources", gesloten bestaansbronnen: ,,closed resources." 3e. kolonisatie. Deze geschiedt middels landver huizing. Kolonisten hebben een bijzondere mentali teit. Sociale verschijnselen in een kolonisatiegebied wijken altijd sterk af van die in reeds lang bewoonde gebieden, omdat de historische en sociale continu teit verdwenen is. Met dit vraagstuk houdt men zich den laatsten tijd intensief bezig en wij willen niet nalaten hier op den baanbrekenden arbeid van Prof. ter Veen te wijzen. Deze schreef een boek over de Haarlemmermeer als kolonisatiegebied. (Het Haarlemmermeerboek) en hij wist de fouten aan te wijzen, die bij de droogmaking van deze groote plas (18.000 ha.) gemaakt zijn. Fouten, waarmede thans bij de droogmaking van de Wieringermeer en de andere Zuiderzeepolders rekening gehouden wordt. De Stichting v.h. bevolkingsonderzoek in de drooggemaakte Zuiderzeepolders houdt zich met kolo nisatieverschijnselen bezig, althans in ons land. AAN kolonisaties in het buitenland ligt emigratie ten grondslag. Emigratie houdt verband met de conjunctuur. Niet altijd is de emigratie even intensief. Sir Robert Giffen schreef in 1885: Wat ik in vorige rapporten heb geschreven is, dat emi gratie in den regel niet plaats vindt in tijden van de ergste malaise van den handel, maar juist in tijden van welvaart, die onmiddellijk op een periode van malaise volgen, en dat zij, de landverhuizing, weer begint te dalen, wanneer depressies terugkomen." Hierbij is dus verondersteld, dat de economische toestanden beter moeten zijn in andere landen, dan in het land waar men zelf woont. Zijn in het laatste de toestanden beter, dan vertrekt men niet. Landverhuizing kan men in bepaalde omstandig heden zien als het zoeken naar ,,open resources" op groote schaal. De tegenwoordige wereld schijnt haar bestaansbronnen grootendeels gesloten te hebben. Emigratie kan bijna niet meer plaats vinden. ZuidAmerika is welhaast het eenige land, dat op eenigszins vrijer schaal emigranten toelaat. Met emigratie en kolonisatie houdt verband het vraagstuk van het streven naar koloniën, waarop wij t.z.t. zullen in gaan. Koloniën toch hebben het volgende belang in verband met het onderwerp dat ons hier bezig houdt: ie. een bestuursapparaat; 2e. leidinggevenden arbeid bij de productie; je. er worden producten vandaan gehaald; 46. er is afzet voor eigen pro ducten; cje. kan er kapitaal geplaatst worden; 6e. er zijn vervoersbaten; 76. regelmatige verbindingen, die bediening eischen; 8e. de mogelijkheden worden economisch vergroot, waardoor energie geprikkeld wordt. 4e. rationalisatie van landbouw en industrie. Het industrialisatievraagstuk heeft ons in de laatste jaren niet los gelaten. Om menschen te voeden is vlucht in de industrie noodzakelijk. Wat de rationalisatie van den landbouw betreft, deze uit zich op verschillende wijzen: terrassenaanleg, het maken van wadoeks, zooals op Java, ruilverkaveling, verkeersintensificatie, gebruik van kunstmeststoffen. Zelfs de wetgeving wordt er veranderd. Onze tegenwoordige pachtregeling houdt veel meer dan de vroegere, rekening met de nood zaak tot productiviteitsvergrooting van den grond. Men lette op het onteigeningsrecht tevens. De grondeigenaar is meer en meer een functionaris in dienst van de gemeenschap geworden. Onteigening kan zeer snel plaats vinden. En achter alle maat regelen schuilt de steeds stijgende bevolking. De bevolkingsgroei is inderdaad een der meest markante verschijnselen van den laatsten tijd en hij drukt overal zijn stempel op. Deze groei maakt van na tuurlandschappen cultuurlandschappen, primitieven worden in dienst gesteld van den homo sapiens", waarmede geweldig veel zielkundige reacties ge paard gaan. Dr. E. VAN HINTE Antwoord aan de Tooneeldirecteuren ') HET valt mij tegen. Ik had gedacht, dat de heeren tooneelleiders, die toch zoozeer geoefend zijn in het be luisteren van accenten, in mijn betoog wel in de eerste en de tweede en de derde plaats mijn verlangen naar een beter tooneel zouden hebben gehoord; dat ze het niet zoo heelemaal met mij oneens zouden zijn geweest omtrent de matige waarde van ons tooneel van heden; en dat ze misschien zelfs wel eenige welwillende aandacht zouden hebben willen schenken aan de grond slagen zooals ik die zie voor iets beters; waarvoor noodzakelijkerwijs het oude systeem verworpen en verlaten moest worden. Zij geven er echter de voor keur aan, zich persoonlijk beleedigd te toonen, en zoo min mogelijk te spreken over wat mij wien alle lust tot persoonlijke beleediging ver was het eenig belangrijke voorkomt. Waar ik alleen iets voel voor een vruchtbaar debat, zal ik uiterst sober zijn in de beantwoording van deze kibbelarijen. ie. Hoe mijn beschouwing den heeren verwondert om mijn persoon", be grijp ik niet. Ik heb altijd rechtuit mijn meening verkondigd. Wat het tijdstip" der publicatie aangaat, dezelfde denk beelden die ik in De Groene publiceerde, heb ik al jaren lang verkondigd; reeds in 1917 op de jaarvergadering van de Maatschappij der Nederl. Lttt. te Leiden ; laatstelijk op 23 April in den Haagschen Kunstkring (zie verslag in het Vaderland van 24 April) en op 6 Mei in de Tooneelschool (zie verslag in het Handelsblad van 7 Mei). Overi gens lijkt mij d.t tijdstip tus:chen twie seizoenen het rr.eest juiste voor een herhaling. 26. Verwijten de heeren mij incon sequentie. Dit past volkomen in een poging om het debat op lager peil te brengen; het gaat geheel buiten de zaak in quaestie om. Al was ik nog zoo'n inconsequent wezen, daarom moet toch het tooneel verbeterd wor den, dunkt mij. Wat nu die beweerde inconsequentie zelf aangaat, de opmerking zou hout snijden, als de Tooneelschool ook een tooneelgezelschap was, en ik de directeur daarvan. De Tooneelschool heeft echter de taak, jongelui op te leiden, opdat zij geschikt worden voor het tooneel, zooals dat op 't oogenblik is. Ik geloof geen blaam te verdienen, omdat ik niet onmiddellijk, midden in een cursus gevallen, de Tooneelschool een eind van de tooneelpractijk heb verwijderd. Voorts zijn er dit jaar op de School meer Nederlandsche dan buitenlandsche werken gespeeld. 36. Wat het verwijt betreft, dat ik onhandige zakenlieden aan 't hoofd der tooneelgezelschappen zou willen zien, is 't werkelijk de moeite waard om, waar het een zoo ernstige zaak geldt, op zulk, de hoofdzaken genoeglijk uit 't oog verliezend, woor denspel in te gaan ? Ieder niet op misverstaan ingesteld lezer zal wel begrepen hebben, dat ik bedoel, dat ik in den tooneelleider voor alles artistieke belangstelling eisen. 4e. Ik heb geenszins beweerd, dat het publiek zich van het tooneel af wendt. Alleen: dat in een tijdsgewricht, waarin men geen lust heeft in uit gaan", maar wel behoefte heeft aan verheffing, men toestroomt naar het Concertgebouw, maar niet naar den Schouwburg. 5e. Dat men in 't buitenland niet van het Nederlandsche tooneelr pertoire op de hoogte zou kunnen blijven, schijnt mij een te zonderlinge be wering om erop te antwoorden. 6e. Dat ik met een zeker succes van vaderlandsch repertoire een artistiek en niet een commercieel succes be doelde, is, geloof ik, ook duidelijk genoeg. Die twee soorten van succes zullen echter samengaan, indien de voorwaarden, in mijn derde artikel -) aangegeven, vervuld zijn. Welk artikel trouwens, in bezit van de redactie van De Groene, vóór de Open Brief der Heeren inkwam, naar ik meen, vele hunner bezwaren ondervangt. 25 Juni 1940. JAN WAI.CH '! "i' >1 i >n.^ lcc< 1\\ c/cn H ilnnr ccn ,-^a im'n 'iMip van < inistandi^licilcn hij^aand ant VA.MCH-C! van i'rnf. \VuIcli uu't, /ix.aK de herleiding \v;t>, dmvt ilc vniT_:c ur-ck niirlcr ilcn ..Open Hncl" nc|ila;il-t K c.l. ?-; In .,1 k' ()n -ene'' \ a n -'< < Juni l .1. PAG. 5 DE GROENE No. 3289

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl