De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 juli pagina 7

6 juli 1940 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Onze omroeper ONZE omroeper is eigenlijk wel de gebeur tenis van ons openbare leven. Dat wil zeggen: als hij omroept, wat niet zoo zeer vaak voorkomt. Omdat, ten eerste, ons openbare leven nu eenmaal niet overrijk is aan gebeurtenissen. Ten tweede, in den loop van de uitoefening van zijn ambt (of is 't een bediening?) De Duinstreek" is komen te verschijnen dat wekelijksche streekblad, waar 't .allemaal in komt, waarvan met eenigen goeden wil aan de diverse dorps-burgerijen kond kan worden gedaan. Ten derde, omdat daar in de kommen der buurtschappen de aanplakborden staan, en buiten die kommen de palen met de plakkaten, waarop de wisselende burger- en militaire overheden in den oorlogstijd de onrustbarendste, zoowel als de louter ordenende en voorzienige decreten in den voor den landsman weliswaar niet steeds zoo glasheldere kanselarij-stijlen hebben geproclameerd. En proclameeren is vanzelf de alles overtreffende trap van omroepen waar onze omroeper dus nooit aantoe komt. Maar voor 't overige en derhalve ten vierde enz., heeft onze omroeper, zou ik zoo denken, nog wel wat anders te doen voor zijn gezin met de negen kinderen dan om te roepen wat eigenlijk maar een bij baantje is. Zijn vastigheid in 't maatschappelijke is natuur lijk de werkverschaffing in duin. Hier stapt hij, uit zijn rustieke arke Noachs, zoo maar welgemoed binnen over zijn werf. Tusschen zoowat verwaaide dennetjes en vlammende brem zwerft daar de rommel van allerhande lichtelijk roestende en bladderende motor- en rijwiel-fragmenten, een foto nood-auto-kerkhof waar de melk-gevende geit Eva Besny graast n 't bokje voor de slacht. De kippen schar relen er rond om z'n voeten met al die buitelende, eekhoorn-bruine kleine knecht j es en deerntjes van hem. De oudere jongens staan er ernstig ver diept ambachtelijk te prutsen en te knutselen in en uit de al wat vervallen boetjes met de belen dende knijnehokkies. Daar is ook nog de brouwerij van de winteraardappels, die hij welgevallig be schouwt aan 't loof. En zoo laveert hij door zijn roezig en roerige possessie, hier en daar met z'n vaderlijk streelende hand over een vlasblond bolletje, een mekkerend kopjesgevend koppetje zoo nog maar wat lenigies van gang als een vrije. Tot hij in eens, met een vervaarlijken stap over 't prikkeldraad heen, zich vermant en door dat boschpaadje omhoog naar de nollen klimt, om zich met zijn mede tewerkgestelden te vergaren in de zon zij 't nu allemaal bezorgd, omdat ook dit weldra zal zijn afgeloopen voor de nieuwe ordening. Da's dus de werkverschaffing, van zandgraven, zandkruien, helmpoten, zuchten aan de tuit van den koffieketel hoewel nu zaliger nagedachtenis. Maar voor een monteur van zijn vak, die onder meer drie jaar in Essen bij Krupp aan de motoren heeft gestaan, ja, want dit heeft onze omroeper ook al gedaan geeft dit eigenlijk gezegd niet de grootste voldoening. Waarom hij nog wel eens liever bij de notabelen gaat tuinieren, voor den in- en den verkoop fietsen, motorfietsen, soms zelfs zoo'n twoseatertje uit stukken en brokken in elkaar mechaniseeren, maar wie koopt die nu nog zonder een druppie benzine? En toen is hij, na als dijkwerker tijden lang zand te hebben gewasschen, mee gaan slopen als brander aan dien hier bij Kamp gestranden ouden Engelschen kruisertot 't hem te ziekeneurig ging, wat ze vingen aan metaal, en hij bij dit wrak als duiker in zee is gedebuteerd, voor een goed jaar lang. Zwaar? Niet als je gestel er tegen kan. En menig maal heeft hij er stukjes koper aangepikt van twaalf, van zestien ton. Tot dat zand en dat water 't al maar lastiger maakten, en ze eindelijk die heele plok pantserplaten aan een aannemer hebben verkocht voor ? 75.?omdat ze er toch niet meer bij konden komen. Nou, dat werd dus motoren monteeren in de Wieringermeer, geroepen, door een ingenieur die hem wel kon op z'n eigen motor uit Groet alle dag heen en weer toen 't ook daar begon te spoken door den oorlog. Maar nadat hij in '23 hier op dorp was verzeild met zijn vrouw en kinderen, toen hadden ze eerst heelemaal niets" te eten gehad. Moest hij toch zien, dat hij aan een boterham kwam. En zoo nam hij een bunsing-hondje over. Dien winter verdiende hij in eens weer dubbel en dwars. Bij 't staatsboschbeheer over dag wegen aanleggen, voor zestien guldetjes in de week. Maar met dat hondje, 's avonds, verdiende hij er nog eens ruim eens zoo veel bij. Want die spoort ze wel op, hoor. Behalve dan als de bonsink onder een hooimijt kruipt. Dan blaft hij er wel bar naar en vliegt er om rond, maar de heele mijt zou je om moeten smijten, om 'm te vatten. Nee, in zoo'n duikertje onder den weg, daar moet ie z'n eigen verschuilen. Dan zoekt de hond 'm daar ook, en rent en rent en de bonsink laat die vergankelijke lucht na. Stoot je er met den stok naar, komt ie er uit. De hond vliegt 'm aan, en niet malsch. Net als 'n hond en 'n kat, maar op 't lest bijt hij 'm dood. En dan kwam die opkooper uit Alkmaar hier heen, steevast den heelen winter twee maal in de week. Die gaf er, zoo in den bal van je hand, graag tien tot achttien harde guldens voor zoo'n beestje om z'n huidje dat je 't met geen werken kon verdienen. WIJ zaten van zelf in de nette kamer van de arke, met dat Zaansch groen geverfde beschot en de wassen ruikertjes op tafel van de vele familie portretjes in koperen lijstjes wees hij zichzelf als soldaat aan, als schooljongen in Friesland nog, als duiker bij de Prince George, dat wrak, en ook drie oomzeggers, een Hollander en, van z'n vrouws kant, twee Duitschers, aardige jongens met nog kinderlijke gezichten, branie in hun uniformen die alle drie zijn gebleven. En telkens wrong een peenharig kopje, vingertje in den neus, stom benieuwd door de kier van de deur. ... en 't oudste baneusje vroeg of dat nu die meheer was, wat ze uitsprak als iets nog wel griezeligs. Maar nee, 't was zonderling: in deze binnenhuis-omgeving herkende ik toch niet de altijd ietwat magische figuur van onzen omroeper, meest in den schemer en uit de verte door het groen van wien je vanzelf, op zijn verrassende toeter-alarm, met daarna den inzet van zijn zware dramatische stem. ... de openbaring verwacht van 't wonderbaarlijke geheim. Trouwens, ik voor mij geloof, dat hij zijn blijk baar nog wel hoogen post bij de brandweer, zelf ook aanzienlijker acht, dan zijn staat van omroe per. .. . hoewel hij hierin toch eenling is, dus be kleed met oppergezag. Al moest ik bedenken, dat in onzen danig vervlakten tijd de omroeper dan ook niets meer gemeen heeft met den heraut van wapenen, op zijn witten klepper, schabrak,. .. . gouden helm met pluim, zilveren bazuin. Want, toen ik hem vroeg, als de werkverschaffing op was, of hij dan mee naar Duitschland te werk zou gaan, zei hij te verwachten hier wel bij de spuit gehand haafd te zullen blijven. Toen in dien nacht de legerauto's ons nieuwe rijwielpad te gruizel hadden gereden, waren de makkers allemaal uit hun bedden gehaald om 't te herstellen maar hem hadden ze immers door laten piepen, vanzelf in zijn brandweer-waardigheid. En hiervan nog wel bewust wees hij mij: hier hangt mijn jas." Ik zag de knoopen blinken. En daar de helm." Maar neen, ook een uitrusting heeft de omroeper niet. Als distinctief alleen het briefje met het gemeentelijke wapen van den burgemeester, en later van den militairen commandant met, later dan, 't toch ook nog wel triomfantelijke bewijs, dat hij door alle posten mocht. Trouwens, uit z'n eigen vertelde hij heeft hij indertijd de omroepers-functie opgepikt, 't Was toen zijn buurman, de noodslachter, hem gevraagd had: Ik heb een heele beste koe hangen. Maar hoe moet ik daar af komen?" Omroepen!" had hij zonder bedenken ge antwoord. Durf jij dat?" Wel zeker wel." Daar heeft hij heeiemaal nooit last van. 't Hangt van je zenuwstel af. Als hij nog wel eens tooneel speelt, heeft hij er ook geen erg in. Nou, en van zelf kwamen de menschen op dien omroep af. Zoodoende is hij er mee begonnen. Loopende nog. Van Camp, den Voorweg, door de Nollen den Omloop. .. . Vier uren had hij werk. Een ouwe pan had hij meegenomen en daar sloeg hij met een pollepel op. Dat maakte een elkeen nieuwsgierig. En ze vroegen 'm: Wat heb je nou weer?" Koevleesch, natuurlijk, of paardevleesch. Drie pond en vier pond een gulden." Wanneer kunnen we 't halen?" Negen uur morgenochtend." Dit ging zoo voort voor den noodslager. Hij wist 't nog goed uit Friesland. Daar gebeurt 't nog veel, met een grooten bel erbij. Zijn broer doet 't er ook wel. 't Lijkt dus toch een familietrek. Maar in die veel bewogen maand van Mei werd 't erger meenen. Toen klom hij ervoor op de fiets, blies op zijn koperen toeter stapte daarna af, in de kommen om de drie vier huizen, en riep 't om. Dat was ernst: De militaire en burger overheden te Schoorl herinneren de burgerij nogmaals aan het verbod tot loopen in de duinen, dat levensgegevaarlijk en strafbaar is. ... Zegt het voort!" De burgemeester van Schoorl maakt bekend, dat hedennacht te vier uur de eerste trein met geëvacueerden. ... 2e dat Maandagmorgen de nog niet ingeleverde vuurwapens. .. . Zegt het voort!" Namens den legercommandant wordt mede gedeeld dat geen burger zich op straat mag be vinden. .. . straf bepaald. Zegt het voort!" En dan vanzelf van den winter als alle water leidingen moesten worden afgesloten voor 't be vriezen. .. . Maar nu weer is er geen vastigheid, als meest een koe of een paard geslacht is, dat gauw weg moet. ..." En je stern, als je 't zoo vier uur lang hard moet roepen?" Die stem heb ik gekregen. .. . En overigens, wat zal ik er veel van zeggen ? is 't zoo maar een opgeraapt baantje." M. J. BRUSSE FAG. 7 DE GROENE No. 3289

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl