De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 6 juli pagina 8

6 juli 1940 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

BLOEDONDERZOEK OP ALCOHOL VOLGENS WIDMARK WAT moet er nu van mijn vrouw en kinderen worden, Edelachtbare,? ik was toch dron ken !" zoo luidde het verweer, dat ik eens voor den politierechter hoorde uiten door een overtreder van ik weet niet welke Nederlandsche wet. De delinquent voerde hier dus dronkenschap aan als verzachtende omstandigheid, met de bedoeling, zijn straf te zien verminderen. Het omgekeerde ziet men tegenwoordig mér gebeuren; bij verkeersongevallen zal de rechter met een grootere strafmaat meten, als hij meent, dat de man, die voor het ongeluk wordt aansprake lijk gesteld dronken was, onder den invloed" verkeerde, ja zelfs, wanneer slechts vaststaat, dat de betreffende alcohol gebruikt heeft. Uit n en ander vloeit voort, dat de steeds naar gerechtigheid strevende Kadi, wel gaarne over een objectieve methode zou beschikken, om uit te maken, of iemand dronken is, en zoo ja, in welken graad van dronkenschap hij dan verkeert. Wat is namelijk het geval? De criteria, welke nog tot voor kort golden, om dronkenschap aan te nemen, dan wel uit te sluiten, zijn gebleken in vele gevallen, volkomen onbetrouw baar te zijn. Het ruiken naar drank, de waggelende gang en de lallende spraak kunnen bv. optreden bij iemand die slechts een zér geringe hoeveelheid alcohol heeft gebruikt, doch die tengevolge van het ongeval in een heftigen shock toestand is gekomen. De kleinste hoeveelheid alcohol kan den ademlucht al sterk naar alcohol doen ruiken, terwijl dan de loop- en spraakstoornissen als shock symptomen moeten worden opgevat. Omgekeerd is het echter ook mogelijk, dat een heftige schrik volkomen ontnuchterend" werkt op een beschonkene, zoodat bij iemand, die zeer vél alcohol gebruikt heeft, coördinatiestoornissen, die tevoren aanwezig waren, door den schrik plotseling volkomen verdwijnen, waardoor de diagnose: dronkenschap" naar het beeld, dat de betreffende vertoont, niet meer gesteld kan worden. Als betrouwbare maatstaf heeft men nu gemeend te mogen aannemen: ten eerste, de hoeveelheid alcohol, die in totaal verbruikt is; ten tweede, de hoeveelheid, die op een bepaald oogenblik nog in het lichaam circuleert, d.w.z. de wijze, waarop het lichaam de geboden alcohol verwerkt. De praktijk heeft geleerd, dat de hoeveelheid gebruikte alcohol, nimmer bij het verhoor naar waarheid wordt opgegeven, doch naar den lagen kant toe geflatteerd. Daarmede is dan de eisch naar voren gekomen, van etnpractisch bruikbare methode om de hoeveelheid alcohol, die op een gegeven oogenblik in het bloed circuleert, te bepalen. Nu bestaan er voor deze bepaling een aantal titratie-methoden van betrekkelijk ouden datum. Zij hebben alle een gemeenschappelijk nadeel: namelijk vereischen zij een vrij groote hoeveelheid bloed. Het is nu de verdienste van Widmark geweest, dat hij een methode heeft uitgewerkt, waarbij slechts 2 a. 3 druppels (100 a 150 m.gr.) bloed noodig zijn. Het essentieele van deze door Widmark uitge werkte techniek is de constructie van zijn destillatie toestel, waardoor bij de destillatie geen alcohol verloren gaat, zoodat de hoeveelheid te onder zoeken bloed tot een minimum kan worden beperkt. Bovendien is een voordeel der methode, dat de tijd van bloed afname- en onderzoek t.l. ver uit elkaar mag liggen, en het bloed zelfs na 24 dagen nog voor dit onderzoek geschikt is, natuurlijk mits het op de juiste eveneens door Widmark aangegeven wijze wordt opgevangen en bewaard. De bepaling moet, zooals trouwens elke micro bepaling, met de uiterste nauwkeurigheid geschieden, en een grondige technische voorbereiding is nood zakelijk, vóór men zich aan conclusies waagt. Met zekerheid kan echter thans nagegaan worden, hoe hoog het percentage alcohol op een gegeven oogenblik in het bloed is; de vraag is nu maar, wat een dergelijke uitkomst voor de praktijk te beteekenen heeft. Het aantal onderzoekingen, dat hier over verricht is, loopt reeds in de duizenden ! WELK verband bestaat er, tusschen de klinische (soms psychotechnische) diagnose dronken schap en het gevonden alcohol gehalte ? De resultaten van alle gevonden uitkomsten vindt men in onderstaande tabel: i. Onder normale omstandigheden (dus zonder nig drankgebruik) bedraagt het alcohol gehalte van het bloed 0,03 "/'?. Bij alcohol gebruik stijgt dit gehalte en wel zoodanig dat: 2. i /00 overeenkomt met de geanimeerde stemming van het eerste en het begin van het tweede stadium der dronkerschap (verlies van zelfcritiek, ,,decorum"verlies, wegval len van psychische remmen). 3. 2 %o overeenkomt met het eind tweede en begin derde stadium (loop-spraak stoor nissen enz.) 4. z'/jj ",'00 identiek is met een zware roes. 5- 3>5°/uo de zwaarste vormen van de alcohol vergiftiging aangeeft, welke meestal doodelijk eindigen. Bij een gehalte van minder dan 0,8 ".'?kon in geen enkel geval, bij dat boven 2 %0 altijd de aan wezigheid van dronkenschap klinisch worden vast gesteld. Slechts zér enkele onderzoekers (Wierenga, Heise) meenen, dat bij een veel kleiner gehalte, nl. i3 /on reeds zoodanige stoornissen optreden, dat het besturen van een motorrijtuig niet goed meer mogelijk is. Uit het medegedeelde blijkt dus, dat het mogelijk is, op een bepaald oogenblik na te gaan, hoe groot het alcohol gehalte van het bloed is, en eventueel hieruit conclusies te trekken, of de betrokkene op dat tijdstip al dan niet onder invloed" verkeerde. Een dergelijke bepaling, zegt echter niets, over het alcohol gehalte in het bloed ten tijde van het ongeval, wanneer tenminste de tijden van ongeval en bloedafneming eenigermate ver uit elkaar liggen, m.a.w. tot nu toe is nog niets bekend over de wijze, waarop het lichaam de alcohol verwerkt. .. Hiervoor dient men nu aan proefpersonen een bekende hoeveelheid alcohol toe, en stelt, telkens na een bepaalden tijd, de concentratie in het bloed vast, die natuurlijk eerst stijgt, de periode, waarbij de alcohol door den maagwand in het lichaam opgenomen wordt, om daarna te dalen, de periode, waarin de alcohol langs huid, longen en nieren uit het lichaam wordt uitgescheiden. De gevonden waarden geven, graphisch voorge steld, een rechte lijn zoowel wat de stijgende als de dalende tak van de curve betreft. Dit verraadt den chemisch ingewijden, dat per tijdseenheid steeds eenzelfde hoeveelheid alcohol wordt afgebroken, welke waarde de alcohol concentratie ook heeft. Bij een proefpersoon, wien alcohol is toegediend kan dus de concentratiedaling in promillen per tijdseenheid experimenteel worden bepaald door op gegeven tijden bloed af te nemen en volgens Widmark te onderzoeken. Interessant is nu, dat werd vastgesteld, dat ge woontedrinkers sneller verbranden dan gelegenheidsdrinkers, voorts, dat ook de buitentemperatuur invloed heeft op de snelheid van verbranding; in het koude jaargetijde of in koude streken heeft het lichaam meer calorieën noodig en zal daarom sneller verbranden. NU bekend is, dat de concentratie daalt volgens een rechte lijn, en tevens de daling per tijds eenheid is bepaald: kan de alcoholconcentratie op elk willekeurig oogenblik berekend worden. De eenige voorwaarde is, dat de bloedafname plaats vindt, minstens i' '., uur na het laatste alcoholgebruik, d.w.z. op een tijdstip, dat alle alcohol reeds uit de maag is verdwenen. In Zweden en Duitschland bestaat een regeling, waarbij de verdachte verplicht is, bloed voor onder zoek af te staan. Deze regeling moet een wettelijke zijn, omdat in het algemeen een verdachte niet behoeft mede te werken aan het verzamelen van bewijsmateriaal tegen zich zelf. Ten gerieve van den rechter, ten slotte wien een hoeveelheid verbruikte alcohol meer zegt, dan een gevonden concentratie in het bloed van zóó- en zooveel promillen, kan de gevonden concentratie door een eenvoudige berekening herleid worden tot een bepaalde hoeveelheid alcohol in grammen, en deze desgewenscht" weer in glazen bier of jenever, wanneer men het alcoholgehalte van bier stelt op 3",, en dat van jenever op 30".. enz. Al met al hebben wij hier een practisch zér bruikbare methode voor ons om langs meer exacten weg, het al of niet aanwezig zijn van dronkenschap te constateeren. Zakelijkheid en Cornelis Veth WIJ zijn allen kinderen der natuur. Hoezeer wij ons er ook, moedwillig of door den drang der omstandigheden, door onze opvoeding, onze omgeving of onze neigingen, van verwijderd hebben, wij kunnen de natuur niet ver loochenen. Chassez Ie naturel, zegt Destouches, il reviendra au galop. De kunst is een uiting van den mensch, en dus, door zijn tusschenkomst, ook van de natuur. Of is zij bij geval, integendeel een uiting van dat deel van den mensch, dat niet natuurlijk is, maar kunst matig? Of zelfs gekunsteld? Is zij een kasplant, uitkomst van een weloverlegde kruising misschien. zorgvuldig op temperatuur gehouden, en met chemische middelen gekweekt ? Is er, om het zoo uit te drukken, een soort geestelijke kunstmest noodig om van den mensch een kunstenaar te maken ? En zelfs als dit alles zoo was, als het talent een soort van couveuze-kindje was en het genie een vorm van waanzin, dan nog blijft de natuur de moeder, en de kunstenaar misschien een moeilijk kind, een smartekind, maar altijd haar kind. De natuur is de moeder, en we zien haar wetten gelden, ook op het gebied der kunst. Ook hier zien we, hoe gul ze is, hoe verkwistend, hoe grillig, hoe meedoogenloos, hoe zij overdadig kan zijn, en vol vernielzucht, hoe onberekenbaar in haar verdeeling van goederen, en van hoe oneindig veel vormen en schakeeringen deze goederen zijn. Wij kennen groote en kleine, krachtige en zwakke talenten, wij kennen oorspronkelijke en parasiteerende talen ten, onbewuste en overbewuste, eenzijdige en veel zijdige, gezonde en ziekelijke, evenwichtige en mankgaande, onrustige, eeuwig zoekende en strevende, en effen, zelfs makke talenten. Zoo ontsnapt men er niet aan, een kind der natuur te zijn, en zoolang de mensch nog niet, als een scheikundig preparaat, door een laboratorium wordt afgeleverd, zijn wij allen verschillend. Ja, gelukkig zijn we allen verschillend. Wij zijn ook allen, als kinderen der natuur, vatbaar voor invloeden, onderworpen aan het karakter onzer omgeving, wij zijn kwetsbaar, kwetsbaar in het hart, kwetsbaar in het zenuwstelsel. Wij zijn gevoelig, en wij zouden het niet anders willen. De mensch is kind der natuur. Alle vormen, waarin de beeldende kunst zich uitdrukt, moeten afstammen, hoe ver dan ook, van vormen die de natuur heeft aangegeven. Ook waar het geldt de decoratieve kunst, misschien zelfs het ornament. En dat om de eenvoudige reden, dat we ze anders niet begrijpen, omdat ze ons geen beeld geven. Als iemand een kleur schildert en mij vertelt: dit beteekent de vroolijkheid, of hij schildert een groep kleurvlekken of hij teekent bogen en strepen, en hij noemt dat: de glimlach van een kind deze voorbeelden zijn niet door mij bedacht dan zeg ik dat hij lijdt aan zelfbedrog, want wat die kleuren en lijnen voor hem zeggen, dat zeggen ze U of mij daarom nog niet en wat ze hem vandaag zeggen, dat zeggen ze hem misschien morgen niet meer. Wanneer hij daarentegen een plek groen schildert, en hij zegt: dit beteekent gras, dan vind ik misschien dat hij er zich wat gemakkelijk afge maakt heeft, maar we kunnen tenminste verder praten. We hebben een aanknoopingspunt. Wil dit nu zeggen, dat iedereen schilderen moet zooals hij ziet? Dit is een heel gevaarlijke theorie, want ze wordt maar al te gemakkelijk zoo uitgelegd, dat de schilder de dingen net zoo moet zien als wij zelf. Wij hebben eigenlijk geen andere controle. Maar we weten niet hoe een ander ziet. En toch, neen, hij behoeft zelfs niet te schilderen zooals hij zelf ziet ! De fantasie kan hem er toe brengen, dat hij, zooals de Perzen in hun miniaturen een carmijnroode koe schildert hoewel zulke koeien niet be staan, of een paard van balletjesblauw, en zulke paarden niet bestaan. Want waarom zou de kunste naar alleen niet mogen doen, wat iedereen doet, wanneer het in zijn kraam te pas komt: de natuur veranderen? Wanneer wij onze bloemen mogen omtelen tot ze andere vormen en kleuren hebben, wanneer wij onze baarden mogen afscheren, onze lippen bijverven en zelfs onze wenkbrauwen overteekenen, dan doen we iets gekunstelds. Wie zegt, dat de kunst niet gekunsteld mag zijn? Juist de kunst, alleen de kunst, ausgerechnet de kunst?. . . . Hierbij moet echter toch wel duidelijk sprake zijn, ook bij versiering, van fantasie, van een instelling op de verbeelding en den droom. De willekeur, PAG 8 DE GROENE No. 3289

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl