De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 13 juli pagina 14

13 juli 1940 – pagina 14

Dit is een ingescande tekst.

U l T H U m G H E D E N Stadsinventaris Het aapje ZOOALS er in alle soorten tijds omstandigheden bepaalde dingen zijn die ontwaken, zoo is het aapje" na een lange winterslaap weer tot leven gekomen dank zij de tijdsom standigheden. Hoewel ik, persoonlijk gesproken, niets tegen een taxichauf feur heb, geef ik het aapje de voorkeur. Het aapje, gezeten op den bok, is hooger geplaatst dan den chauffeur; het aapje is de teruggekomen vertegen woordiger van het al haast uitgestorven palfrenierdom dat herinnert aan den tijd van de statige glorie van de Amsterdamsche grachtenhuizen. Het aapje heeft nog een verdienste; het laat voor den voorbijgangers niet de permanent de stadslucht bedervende benzinegeur na. Is het u niet opgeval len, hoe frisch de lucht tegenwoordig in de stad is, van een frischheid of ge midden in de Beemster bent? Welis waar laat het paard hier en daar zijn sporen na, maar dat geschiedt ten gerieve van de musschen die met de meeuwen het onmisbare element voor de levende natuur binnen de stads muren zijn. Het is een zegening dat het aapje er weer is, de epigoon van het ietwat sleetsche aristocratische koetsiersgilde. Er zijn geen kinderhoofdjes meer waar over de wielen kunnen ratelen, maar de statig rhythmische hoefslag klinkt weer op tusschen de oude huizen die elkaar aankijken en zeggen: Weet je nog wel, van toen?" Operette Geef mij Theater) 'n kus (Centraal DIT stuk is reeds meer dan 1200 maal opgevoerd in het Theatre des Champs Elysées, vermeldt het pro gramma. Of het theater in de Amstelstraat zulk een enorm aantal opvoe ringen zal halen, valt te betwijfelen, maar dan ligt dit niet aan de Operette spelers onder leiding van Mathieu van Eysden die het publiek met dit stuk een uitermate genoegelijke avond bezorgen. De Amsterdammers zijn niet zoo ontdeugend als de Parijzenaars, maar de spelers blijken de Fransche ondeug den goed aan te voelen en het publiek weet ze te apprecieeren. Op het tooneel, dan altijd. Mathieu van Eysden verschijnt ten tooneele om een pijnlijke situatie te scheppen, en om gekust te worden. Maar voordat het zoo ver is, zijn Rob Mi/ton en Lizzy Valesco er heel wat kluchtige scènes en vroolijke liedjes noodig. Zeer vermakelijk is de dans van Huguette met Faradel (Lizzy Valesco en Rob Milton). Deze Faradel weet ons kostelijk te amusee ren, met zijn groteske verschijning. De operettespelers spelen deze ope rette luchtig en vlot, als menschen die hun vak verstaan; daarom is het prettig haar te zien. De Boemelbaron (Carré) AVOND aan avond en zelfs des middags boemelt de Boemel baron in Carré. Deze baron is minder landlooper dan boemelaar, en in het milieu van echte" baronnen doet hij niets anders dan uit den toon vallen, waarmee hij zich onsterfelijk grappig maakt. Piet Kohier speelt de rol van Droogkeeltje, de landlooper, die op zijn beurt weer de rol van Baron von Kimmel spelen moet. De Boemelbaron gedraagt zich in het aristocratische milieu niet als heer; integendeel, zijn grapjes zijn niet altijd even fijn. Maar men lacht, men giert en brult, en dat is dan ook de bedoeling van allen die in het theater aanwezig zijn. Het orkest speelt de oude wijsjes die we ons plotseling blijken te her inneren, en die we onwillekeurig mee zingen. Dan blijkt het dat eigenlijk alle menschen zich die wijsjes herinneren; er komt een sfeer van verbroedering in de zaal. Iedereen koestert warme sympathiegevoelens voor Droogkeeltje; en als ge hem vandaag of morgen op straat zou tegenkomen, dan zoudt ook gij hem zes koppen koffie geven. Film Ballet in Jazz (Tuschinski) DE film dankt haar ontstaan aan een jeugdliefde tusschen Phil Dolan J r., zoon van een tapdancerspaar, en Vera Barnova, een Russisch danseresje. Als de kinderen elkaar na 10 jaar terugzien, zijn ze niet alleen geen kinderen meer maar is Phil componist van het ballet Het Bloedbad in de Boevenkroeg" en Vera een beroemde prima ballerina. Zij vallen in eikaars armen, be loven eeuwige samenwerking en welk ander resultaat kan de samenwerking tusschen een tap-dancers zoon en een prima ballerina hebben dan een ballet in Jazz. Hiermee is de titel verklaard, maar de film nog niet gevuld en dus is er nog een neven-intrigue van een verliefde en jaloersche impressario met moordplannen t.o.v. Phil. Langs de lijnen van ironie en goedmoedige waanzin ontwikkelt zich het scenario en vindt zijn apotheose in den als krankzinnig dansenden Phil, zich be dreigd voelend door de revolvers van gehuurde moordenaars, die uit de loges op hem mikken. De Ster van Rio (Rembrandt) DE Ster van Rio is zoowel de danse res La Jana, die als Concha op treedt in het havenkwartier van Rio de Janeiro, als een groote diamant, die haar vriend Vincente voor haar meebrengt uit het oerwoud. Maar de diamant behoort eigenlijk Senor Felipe Escobar, die haar door de politie laat terughalen en er dan mee naar Amsterdam gaat. Concha volgt nu Senor Felipe en als zij op de diaman ten-Show in Amsterdam het sieraad mag dragen, laat zij het spoorloos verdwijnen. Dan komt de Hollandsche politie in actie in de gedaante van detective Adriaan en Concha's booze opzet wordt doorgrond. Maar er is inmiddels genegenheid ontstaan tusschen Concha en Senor Felipe en als bij terugkomst in Braziliëblijkt, dat Vincente een dronkaard is geworden, houdt niets de danseres meer terug om bij den Senor te blijven. Afgezien van de liefde komt zoodoende ook de steen weer in haar bezit. Een avonturenfilm met een danseres, een veelbegeerde diamant, een exotische omgeving en eenige Hollandsche Einlagen" zal door deze gevarieerde aspecten haar doel zeker niet missen. De tuin van Amsterdam DE tuin van Amsterdam, is de titel van het boek dat aan het Vondel park gewijd is. Het boek is samenge steld grootendeels door de Vereeniging tot Aanleg van een Rij- en Wandel park te Amsterdam, voorzien van een inleiding van dr. W. de Vlugt, verlucht met veel mooie foto's en uitgegeven bij Strengholt, Amsterdam. Het 75 jaar oude Vondelpark ver dient het dat er bij wijze van jubileum zoo'n boek aan hem gewijd wordt. Welke Amsterdammer houdt niet van het Vondelpark, en wie zou het niet willen feliciteeren ? Vijf en zeventig jaar geleden was er op de plaats waar nu het park ligt, niets dan een gewoon stuk weiland. De stichters van het park hebben oog voor de toekomst gehad, zij hebben er zorg voor gedragen dat de stad netjes om het park heen groeide en het stuk kunstmatige natuur ongerept liet. En in de loop der jaren heeft het stuk natuur veel van zijn kunstmatigheid verloren, tallooze vogelfamilies zijn zich er komen vestigen, en er zijn duizenden nooit geplante planten gekomen. Niet dat dit alles onkruid is, want twintig tuin mannen zijn 75 jaar dag in dag uit bezig. Trouwens, de natuur kent geen onkruid. Met het Vondelpark heeft Amsterdam een nabij toevluchtsoord voor natuurliefhebbers gekregen. Al is dit buiten" binnen de stad toch evenaart en overtreft het vele buitens buiten de stad. Hoe het park ontstaan en gegroeid is, en wat er in groeit, daarover vertelt het boek. Fabel voor roote meeschee MANNEN blijven in veel opzichten aan kinderen gelijk, hóe groot of dik ze ook worden," zei peinzend de bruinfluweelen poef, wiens boven blad ingenieuselijk als deksel geopend kon worden, waardoor hij van allerlei kon bergen in zijn gapend solide houten binnenste, daar heb je nu de baas hier. ..." De witgipsen kop van den fijnzinnigen i8de eeuwschen staatsman, die de fluitconcerten van Sans-Souci placht bij te wonen tot hij er genoeg van had, en die steeds met een sardonischen glimlach de kamer placht in te kijken, werd nog een tikje satanyscher dan hij reeds was. Wat verkoop je weer voor banale nonsens," prevelde hij, ik heb in mijn lange leven met heel veel mannen, of hen, die zich mannen noemden, te maken gehad en ik heb bij hen altijd heel weinig kinderlijks geconstateerd. Tenzij je natuurlijk raffinement en zelfzucht, berekendheid en kortzichtig heid onder de kinderlijke eigenschappen zou willen rangschikken, waaraan je misschien anderzijds niet eens ongelijk zou hebben. Maar ik doe je de eer niet aan je van zooveel diepzinnigheid te verdenken. In een tijd waarin de menschen hun wijsgeerige inzichten opdoen uit Van Socrates tot Bergson" (waarvan ik verder geen kwaad zeggen wil) inplaats van tot de bron-zelf te gaan, hetgeen ze te lastig en te ver moeiend is, kun je geen dieper inzicht verwachten .. .." De poef, die geen klassieke opvoe ding had gehad, zweeg even beduusd. Een zware oud-Hollandsche kande laber, wiens levenstaak het was om steeds glanzend-koperig te glimlachen, nam nu het woord en zei, onte vreden : Waarom altijd die diepzinnige dis puten ? Wat kan het mij bijvoorbeeld schelen wat achter dat glimmende oppervlak van mijn koper schuilt ? Zoolang ik weerkaats is het mij om het even". Niemand heeft mij het bewijs kunnen leveren dat, wat ik zooeven over mannen zei, niet waar zou zijn,..." pruilde de poef. Keer het om," viel scherp van de lippen van den gipsen staatsmanskop, en bewijs ons dat dit wél zoo is !" De poef straalde opeens. Hij had niet anders bedoeld. Nu dan," vertelde hij ijverig, de baas hier houdt niet van me. Toen de vrouw mij aanschafte heeft hij me al dadelijk argwanend bekeken en ver ondersteld dat ik behoorde tot de categorie der dingen, die geen visch en geen vleesch waren; mijn lendenen zouden niet behoorlijk sterk zijn om een goeden zetel te vormen en als bergkast was ik onvoldoende. Sinds dien heb ik bij diverse gelegenheden de onjuistheid der eerste bewering kunnen aantoonen." En wat de tweede betreft?" vroeg, vlijmscherp, de gipsen kop verder. Ja...., wat de tweede betreft. Hier, nu bewees de groote dikke man, die baas is over dit huis en ons allen, hoe kinderlijk in wezen zijn ziel is. Hij schuwt het om mijn deksel te openen. Hij kijkt nooit in mijn bin nenste. En hoe groot de diepte van zijn afgrijzen op dit punt is, werd ik pas gewaar toen de vrouw hem voor een paar dagen verzocht om een pakje uit mij te halen. Een pakje?" .... vroeg hij en het klonk naïef, zitten er dan pakjes in dat ding. Wat voor pakjes?" Het is een pakje met wol," lachte de vrouw, wat had jij dan gedacht?" Ik weet het niet,". . . . prevelde de baas, weifelend, ik durf dat ding, die poef, nooit open te maken, ik vind 'm griezelig. Ik heb altijd het gevoel dat ik, als ik dat deksel opsla, er op een dag een kat met zeven blinde jongen in zal vinden." rxc. n M GROENE N+

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl