De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 13 juli pagina 16

13 juli 1940 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

IK was onlangs bij mijn haarkunstenaar en wat ik daar gehoord heb wil ik U hier meedeelen. Hij was juist bezig met het inzeepen van een klant en liet de wachtenden in de conversatie deelen. Over kale hoofden gesproken," zei hij plotseling, ofschoon niemand daar een woord over had gezegd, dat herinnert me aan een geschiedenis die ik een paar dagen geleden heb meegemaakt. Je weet dat er niets ter wereld is dat haar op een kaal hoofd kan doen groeien. Een hoop dingen worden voor dit doel verkocht, maar als de wortels dood zijn kan niets ze tot leven brengen. Een man kwam een paar maanden geleden bij mij en wou geschoren worden. Zijn hoofd was zoo kaal als een theekopje. Alle haargroeimiddelen ter wereld konden daarop geen haartje meer te voorschijn roepen. Ik kende den man niet, maar hij zei dat hij een transportmaat schappij buiten de stad had. Hij kwam drie keer terug om zich te laten scheren en toen vroeg hij me iets om zijn haar te laten groeien. Als een man om een haargroeimiddel vraagt bij een barbier krijgt hij het altijd. Je kunt altijd wel wat samenstellen waar van hij pas veel later tot de ontdekking komt dat het niet helpt. Ik schreef een receptje en zei dat hij het in een apotheek moest laten klaarmaken en aan niemand er iets van mocht vertellen, omdat ik er na een poosje patent op wilde nemen en het op groote schaal wilde verkoopen. Het recept bevatte een stel onschadelijke dingen, zooals amandel-olie, oude rum, rozenwater en meer van dat spul. Ik schreef ze op net zooals het in mijn gedachten kwam en een half uur later kon ik niet meer vertellen wat er op dat briefje stond. De man nam het mee, betaalde een dollar voor de formule en ging weg om het te laten klaarmaken. Daarna kwam hij tweemaal terug om zich te laten scheren en zei dat hij het ijverig gebruikte. Toen kwam hij in twee weken niet meer terug. Hij viel op zekeren middag weer binnen en hing zijn hoed op, en ik sloeg bijna tegen den grond toen ik zag dat er een mooi soort haar op zijn kruin aan het groeien was. Het was schitterend en pas twee weken geleden was zijn hoofd zoo kaal als een deurknop geweest. Hij zei dat hij buitengewoon tevreden was met mijn haargroeimiddel, en dat mocht hij ook wel zijn. Terwijl ik hem schoor peinsde ik me suf om me te herinneren wat de ingrediënten waren die ik hem had voorgeschreven, maar ik kon me er de helft niet van in mijn gedachten terug brengen. Ik wist dat ik bij toeval een middel had gevonden, dat het haar werkelijk deed groeien, en ik wist ook dat de formule een millioen waard was, zoo zeker als een huis. Haar doen groeien op kale hoofden, indien dat mogelijk was, zou beter zijn dan iedere in goeden staat verkeerenden goudmijn. Ik probeerde iets te vinden om die formule terug te krijgen. Toen hij wou vertrekken zei ik zoo onverschillig mogelijk: Zeg, meneer Plunket, ik heb mijn notitie-boekje waarin ik de formule van mijn haargroeimiddel heb geschreven, ergens neergelegd waar ik het niet meer vinden kan, en ik wou vanmorgen nog twee flesschen klaar maken. Geeft U mij Uw recept dan schrijf ik het even over." Ik moest er tégretig hebben uitgezien want hij keek me een paar minuten aan en brak toen in lachen uit. . Nou zeg," zei hij, ik geloof dat je heelemaal geen formule hebt. Ik geloof dat je bij toeval het juiste mengsel hebt gevonden en je herinnert je niet wat het was. Ik ben niet half zoo groen als ik er uit zie. Dat middel is een fortuin waard en een groot ook. Ik geloof dat ik mijn recept maar houd en iemand vind die het verkoopen kan." Hij ging weg en ik riep hem terug naar de achter kamer en praatte een half uurtje met hem. Ik kon eindelijk met hem tot zaken komen en kocht de formule terug voor 250 dollar contant. Ik ging naar de bank en haalde het geld dat ik daar had opge spaard om me later een eigen winkel te laten bouwen. Hij gaf me toen het recept terug en teekende een papier waarmee hij van alle rechten afstand deed. Hij stemde ook toe een verklaring te teekenen dat zijn haar binnen twee weken er door was terug gekomen. Ik ging den volgenden dag aan het werk en vroeg patent aan en maakte afspraken met een groote drogisterij-combinatie om het op de markt te brengen. Ik had een millioen dollars in zicht. Ik huurde een fabriekje waar ik het middel in elkaar zette want ik wou niemand laten weten wat er in zat en toen deed de drogist het in flesschen. Ik gaf mijn zaak op en wijdde me heelemaal aan het haargroeimiddel. MENEER Plunket kwam me n of tweemaal per week bezoeken en zijn haar groeide nog steeds prachtig. Al spoedig had ik voor tweehonderd dollar haargroeimiddel gereed, en menesr Plunket zou Zaterdag naar me toe komen om me zijn ver klaring te geven die gedrukt moest worden op circu laires en advertenties waarmee ik het land wou overstroomen. Ik wachtte tot ongeveer elf uur en eindelijk kwam Plunket binnen. Hij was zeer opgewonden en kwaad. Kijk eens," schreeuwde hij, wat die helsche rommel van jou gedaan heeft." Hij zette zijn hoed af en zijn hoofd was zoo glad en kaal als een ei. Het is allemaal uitgevallen," zei hij, Het groeide schitterend tot gistermorgen, toen het begon, en vanmorgen was er geen haar meer over." Ik onderzocht zijn hoofd en er was geen geest van een haar meer te bekennen. Wat voor zin heeft die rommel van jou," zei hij kwaad, als het eerst het haar doet groeien en daarna weer uit laat vallen?'* In hemelsnaam, meneer Plunket," zei ik, zeg er niemand iets van of het zal me ruïneeren. Ik heb iedere cent die ik bezat in dat haargroeimiddel gestoken en ik moet er mijn geld weer uithalen. Het deed Uw haar groeien, geef mij die verklaring en laat me verkoopen wat ik al heb klaargemaakt. U hebt al 250 dollar ontvangen en U moet me er uit helpen." Hij was bijna door het dolle heen en werd ruw en zei dat hij bezwendeld was en dat hij alles aan het licht zou brengen en meer van dat spul. Tenslotte kwamen we overeen dat hij me de verklaring zou geven als hij nog 100 dollar ontving. Als ik alles wat ik had gemaakt kon verkoopen tegen n dollar per flesch zou ik nog net uit mijn kosten komen. Ik ging weg om het geld te leenen, gaf het hem, hij teekende de verklaring en vertrok. .. . Ik verkocht precies vijf flesschen en de koopers, nadat ze het mengsel trouw een maand lang hadden gebruikt, kwamen weer en vroegen hun geld terug. Niet n van hen had ook maar n nieuw haar terug ontvangen. Ik vond dat vreemd genoeg en op zekeren dag ging ik meneer Plunket eens opzoeken, daar waar hij woonde aan de rand van de stad en ik vroeg naar hem. Welke meneer Plunket?" vroeg een man tot wien ik me wendde. Kom nou," zei ik, de Plunket die hier woont." Ze zijn allebei verhuisd," zei de man. Wat bedoel je met allebei?" zei ik, en toen begon ik te denken en ik vroeg dien man: Hoe zagen die Plunkets er uit?" Als twee groene erwten," zei de man, zoo leken ze op elkaar. Ze waren tweelingen en niemand kon ze uit elkaar houden. Het eenige verschil was dat de eene zoo kaal was als een eenden-ei en de ander had haar in overvloed." Nou, en dat was de oplossing," zei de barbier. De kale Plunket kwam de eene keer in mijn winkel en de behaarde de andere maal en ik zelf kon nooit het verschil zien." Het wonder op het terras TASTBAAR bijna hing de broeiwarme lucht in de straat. Zelfs op het afgeschermde terras waar de koelte zich beperkte tot het bruisend vocht in de glazen. Aan het tafeltje naast me zat de niet meer jonge heer met zijn hond. Ik deed wat velen vóór mij gedaan moeten hebben en anderen immer zullen blijven doen, ik aaide het beest over zijn kop, een manoeuvre die aan de geboorte van het gesprek vooraf ging. Een lief beest", zei ik en zoo kalm". Zegt U dat wel, ik heb 'm al vier jaar. 'k Heb altijd honden gehad, ziet U, van jongsaf aan. Maar deze is zoo intelligent, hè. Hij begrijpt alles meneer, en waar ik ga of sta, daar is mijn hond ook 't Spreken mankeert 'm, waarachtig de waarheid. Zoo'n hond die je altijd om je heen ziet, is een houvast in je leven." Terwijl de niet meer jonge heer behoedzaam in zijn glas roerde, vertelde hij mij vele gebeurtenissen uit het vredige hondenleven van zijn viervoetigen vriend. Gelooft U mij, meneer, 't is met honden als met gedichten, voor wie er geen verstand van heeft, lijken ze allemaal op elkaar, maar je moefze kennen en er mee in een persoonlijke verhouding komen." Toen kwam de omnibus voorbij en verrast k-ken we allen op, inclusief de hond. Een actueel anachronisme" vervolgde mijn tafelgenoot, maar er zit iets moois in. En vooral het tempo bevalt me. Ik geloof dat de menschen van nu door dit alles wel een duwtje in de goede richting krijgen. We leefden te snel, veel te snel. De meeste menschen leefden niet eens, ze werden geleefd. Ze hollen maar, en ze vliegen maar en ze hebben geen tijd. Geen tijd om te leven en geen tijd om het goede te zien. Ze maakten zich altijd te druk en ze lachten altijd te weinig, ofschoon dat zoo goed is voor de lever. Begrijpt U me niet verkeerd, ik propageer geen onverschillige levenshouding integendeel, voor mij bestaat er maar n soort menschen: die belangstelling hebben. Met de rest heb ik een tikje medelijden. En wanneer dat moor dende jachten nu maar verdwijnt, zijn we een goed eind in de richting." U bent een complete hervormer", waagde ik. De niet meer jonge heer glimlachte. Met de be dachtzaamheid een vroegere generatie eigen tipte hij de aschkegel van zijn sigaar, pulkte vervolgens het banderolle-bandje met een bijna devoot gebaar los en zette zijn college voort met een correctie: Hervormer? Neen. Hervormen beteekent ver anderen en ik ben juist de zelfde gebleven. Ik doe niet meer mee, ziet U, dat is het. Wanneer ik 's avonds met mijn vrouw een eindje omloop, en dat doen we nu al heel wat jaartjes, dan levert dat zonder mankeeren en onveranderlijk hetzelfde genoegen op. Waarschijnlijk omdat we geleerd hebben behagen te scheppen in de eenvoudige vreugde. Maar die moet je dan ook leeren kennen. Ik heb m'n werk, ik lees graag en ik kijk veel om me heen. Ik zal U een paar kiekjes laten zien van m'n tuintje ". Anderhalf uur bleef de niet meer jonge heer praten en anderhalf uur luisterden wij, de hond en ik. Toen het terras leeg liep stapten tenslotte ook mijn nieuwe vrienden op en ik bleef eenzaam achter. Deze man had weinig minder dan een wonder verricht: hij had zes kwartier zitten praten en het eenige onderwerp, waarover ruimzeven millioen Neder landers de mond vol hebben en dat in gén gesprek ontbreekt, had hij onaangeroerd gelaten, GIJS PAG. 16'DE GROENE No. 3290

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl