De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1940 13 juli pagina 3

13 juli 1940 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER OPGERICHT 1877 Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.- per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000. Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een Jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd. 13 JULI 1940 Historische feiten" en feiten WAT is een historisch feit? Men zal zeggen: een historisch feit is iets wat door documenten, door de opgeschreven verslagen van oog getuigen, enz. bewezen is als gebeurd. Zet men er dan jaar, dag en desnoods uur bij dah is het feit geregistreerd". Dat dit alles echter nog volstrekt niet de feitelijkheid van het feit vaststelt is aan te toonen met een populair, weliswaar histo risch weinig belangrijk, maar voor ons doel teekenachtig geval. Aan den slag bij Waterloo is de naam van een Fransch generaal verbonden, die men een der heroïsche zinnen in den mond heeft gelegd, passend bij den ondergang van de Keizerlijke armee. Hij zou n.l., toen de déroute van het Fransche leger reeds was begon nen en een Engelsen officier hem, den aanvoerder van de Keizer lijke oude garde, sommeerde zich over te geven, de fiere woorden hebben gesproken: La Garde meurt et ne se rend pas". Er hebben zich later zelfs getuigen aangemeld, die deze woorden gehoord beweren te hebben. De Fransche generaal in kwestie heeft zulks niet ontkend. Al had hij ze, naar blijkt, niet gesproken, hij had later zijn redenen te doen vergeten, wat hij in werkelijkheid op dat moment had gezegd. Hij, van vrijwilliger van de Fransche revolutie tot generaal in het Keizerrijk opgeklommen en na den val van Napoleon door Lodewijk XVIII vicomte gemaakt, ver keerde sindsdien in nette" kringen, waarin hij niet het vader schap van het werkelijke woord, dat hem op het historische mo ment over de lippen kwam, Merde", wilde aanvaarden. Men heeft aan het geval brochures en zelfs boeken gewijd: Wat heeft Cambronne gezegd?" Men had zich de moeite kunnen besparen de documenten voor en tegen te verzamelen en ze tegen elkaar af te wegen, zooals het historisch onderzoek dat wil. Er is n.l. niet de minste twijfel aan, dat de beroemde generaal het woord, dat hij later niet meer weten wilde, heeft gesproken. Wanneer wij het geval psychologisch bezien, wanneer wij ons in de situatie ver plaatsen, is het verstaanbaar, dat temidden van een mêlée, als na uren van verwoede en wanhopige strijd, de slag verloren is, de oude soldaat, uitgeput en over zijn zenuwen heen van het vechten, wanneer hij wordt gesommeerd zich over te geven zeker niet meer in de stemming is heldhaftig klinkende zinnen te be denken, doch zijn opgekropte verbittering nog enkel lucht in dat leelijke woordje, dat men liefst binnensmonds uitspreekt. Het geval is, zooals gezegd, niet belangrijk, maar teekenend. Het geeft gelegenheid duidelijk te laten zien hoe het historisch onderzoek aan den leiband van documenten en waarheden" zijn weg gaat en hoe de psychologie, die zich in de werkelijkheid weet te verplaatsen, het geval oplost. Wetenschappelijke voorzichtig heid heeft haar voordeelen, maar ook haar nadeelen: zij komt, wanneer er van haar gevergd wordt onafhankelijk te oordeelen, d.w.z. een conclusie te trekken, tot geen enkel besluit of zij is, wanneer zij er zich toch aan waagt, er vaak naast en toont haar onkunde van het menschelijk zieleleven. Want alle wetenschappe lijkheid geeft niets als de intuïtie haar niet op den juisten weg brengt. EEN voorbeeld van die wetenschappelijke voorzichtigheid ten opzichte van het voor en tegen is het boekje dat Dr. J. Brou wer schreef over de dochter van Isabella van Castiliëen Ferdinand van Aragon, Johanna de Waanzinnige", (J. M. Meulenhoff, Amsterdam). De schrijver heeft in zijn overigens goed en onderhoudend ge schreven boekje zich er toe bepaald van iedere conclusie omtrent haar werkelijk of niet krankzinnig zijn af te zien, na de argumenten voor en tegen te hebben opgesomd en aangetoond in welk opzicht zij elkaar weerspreken. Het is echter niet te gewaagd te zeggen, dat Johanna krank zinnig was, maar dat ook de politiek er op dat moment belang bij had de geruchten, die over deze krankzinnigheid van de opgcslotene in omloop waren te versterken en haar voor het lands bestuur ongeschikt te verklaren. Dat zij tevens als een slachtoffer van de inquisitie kon gelden, omdat zij niet kerksch en niet geloovig genoeg zou zijn geweest, is alleen aanvaardbaar voor zoover de geestelijkheid in Spanje ook de politiek beduidde. Dat Johanna erfelijk belast was is duidelijk genoeg te constateeren zoowel uit haar vóór als uit haar nageslacht. Bovendien ziet men het uit het portret van Juan de Flandres (dat het boekje van Brouwer niet publiceert, maar wel het niets zeggend figuurtje uit een Vlaamsche triptiek, waarop zij als tegenstuk, louter decoratief, van haai' echtgenoot Filips de Schoone staat afgebeeld), een portret, dat door de wonderlijke uitdrukking van de oogen en de gedegenereerde muizen" vorm van het gezicht treft. Ook de matelooze, hysterisch geworden sexualiteit ten opzichte van haar levenden en later van haar gestorven echtgenoot, wiens lijk zij in een kist geruimen tijd met zich meevoerde om het, en niet eens heimelijk, de voeten te kussen, duidt voldoende op haar gederouteerde zieleleven. Dat zij later toch nog blijken gaf van verstand en nadenken is voor den psycholoog en patholoog niets ongewoons, dat weet iedere dokter van een krankzinnigengesticht ons zelfs te vertellen. Het is het kleurlooze" in het betoog van den historischcn vak man, diens angstvallig oogendienen van zijn wetenschap, die hem grenzen stelt, welke hij wetenschappelijk geweten" noemt, dat de meeste boeken van onze wetenschappelijke historie-beschrijvers voor het publiek zoo vervelend en onaantrekkelijk maakt. Men leest feiten en feiten, met daar tusschen door een paar infantiele interpretaties en holle phrascn, die slechts bewijzen, dat naast, de speurzucht voor documenten iedere andere aanleg bij den schrijver is achtergebleven. De historische wetenschap ligt bij ons nog geheel bekneld in de banden van een universitaire ontwikkeling, d.w.z. zij is nog een vakmanswetcnschap van geleerden", zij kijkt zich dood op een detail zonder het levend verband der dingen anders te zien dan in de gevolgen, niet in de oorzaak : de mensch zeli. DE historische wetenschap is een h-rcmic wetenschap en behoort bevrijd te worden van de aanmatiging van geleerden, die van het leven als zoodanig niets begrijpen en een traditie van wetenschappelijkheid voortzetten niet alleen in de onleesbaarheid van hun boeken, maar ook in hun blik op de feiten. Hun boeken over de Oranjes b.v. zouden deze figuren veel nader tot ons volk hebben gebracht, wanneer zij ons zoowel in liet groot e als in het kleine als menschen waren getoond en niet in een traditioneel hoffelijk stijltje voorgesteld als wezens, die men vooral niet met entiek mag naderen. Er zijn uitzonderingen, liet is waar, maar deze uitzonderingen zijn vaak zeer ongunstig in den zin van een onberedeneerde antipathie, die zich evenmin psychologisch weet te doen verantwoorden. Maar zooals in zoovele wetenschappen de waarlijke ,,vernieu wers" bijna nooit uit de kringen der vaklieden, maar uit die der buitenstaanders zijn voortgekomen - wij herinneren maar aan den chemicus Pasteur, die voor de geneeskunde van zijn tijd. die hem hardnekkig als buitenstaander wilde beschouwd hebben, zooveel heeft ontdekt, dat de vaklieden niet zagen zoo hopen wij ook, dat de psycholoog, en vooral de literator-psycholoog met intuïtie, deze wetenschap" der historie eenmaal in andere en waarlijk levende banen zal leiden, /oodat zij de plaats krijgt, die haar toekomt in ons volk, dat nu nog van zichzelf en zi|ii historisch verleden veel te weinig afweet, omdat het terrein voor zijn geest en voor zijn bevattingsvermogen ontoegankelijk is gem.iakt (looi den toon der schoolmeesterij, waarin ieder vakman onvermiidehik _ .. - ... .... i tot schijnt te moeten vervallen wanneer Inj van ,,ziin' spreekt, zelfs wanneer hij zich verbeeldt ,,populair", d.w.z. verdund aftreksel van zijn wetenschap, te schrijven. Meer dan ooit geldt voor de lüstoriebeschrijving zooals zii nog toe werd gedaan liet woord van Xietzschc: Men spreekt ecu meening vaak tegen, omdat de toon, waarop zij geuit werd, ons antipathiek is". Deze toon is het, die dient te veranderen. En niet door z.g. populair geschreven boekjes van geleerden, die mceueii, dat toe gankelijk maken is een onnoozel stijltje te schrijven, maar dooi den vollen, levenden toon van een schepper, die van den mcusch weet te spreken tot den mensch, ook in zijn geschiedenis. CONSTANT VAN" \\"KSSKM PAG. 3 DE GROENE No. 3190

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl