Historisch Archief 1877-1940
De plezierige wijsgeer
Het Rijmwerk van CHARIVARIUS,
bij H. D. Tjeenk Willink & Zn. te
Haarlem.
HET zou m.i. van weinig goede smaak getuigen,
om als een verkeerd begrepen hulde, op dezen
dag te zeggen, dat het rijmwerk van
Charivarius toch eigenlijk wel tot ,,de Poëzie" zou kun
nen worden gerekend. Wanneer men het deed, dan
zou men tegenover den geestigen en geleerden
schrijver een onhoffelijkheid begaan; immers wil
lens en wetens een onjuistheid zeggen is, vooral
aangaande een strikt man als hij, in hooge mate
krenkend.
Het rijmwerk van Charivarius heeft, naar mijn
meening, met de poëzie slechts de schijn, het uiter
lijk gemeen. Het is waar, dat ook de dichter zich
dikwijls van rijm en metrum bedient, maar dit wil
niet zeggen, dat rijm en metrum daardoor tot de
criteria zijn verheven der poëzie. Rijm en metrum
zijn slechts vorm-onderdeelen, volstrekt niet onmis
baar trouwens, van een dichtkunst, die in de loop
der eeuwen ook andere heeft gekend.
Waar het op aankomt, evenwel, is dit eene:
poëzie bezit een eigen vormende kracht, zij onder
werpt zich niet (althans slechts zeer ten deele) aan
de wetten van de rede. Zij ontsnapt aan den dwang
van het cerebrale om zich vrij te ontplooien op het
gebied der intuïtie. De poëzie is een
gevoelsuitstorting, waaraan de gedachte somtijds deel heeft; zij
is nimmer te vereenzelvigen met berijmde, op maat
gestelde gedachten-uitdrukking. Gedachte en poëzie
zijn uit verschillende bronnen gevloeid, al kunnen
zij tijdelijk samenstroomen. Men mag dus niet
zeggen, dat poëzie geen gedachten kan bevatten en
evenmin dat een bedacht rijm geen gevoel mag uit
drukken. De gebieden raken elkaar soms, vloeien
een enkele maal zelfs in elkaar over, maar blijven
in wezen steeds twee afzonderlijke verschijnselen.
De aanvang van een gedicht vloeit bij den dichter
voort uit een nog onbestemde gesteldheid. Dit gevoel,
deze gesteldheid is primair, de uitdrukking ervan
in het woord met zijn vele facetten: het gedachten
vertolkende, beelden oproepende, klank gevende,
kleur tooverende materiaal, is afhankelijk van de
adempooze, van het rhythme, dat in hem werkt nog
vóór de woorden gevonden zijn, nog vóór zij zich
laten schikken. De dichter kent dus meestal kleur
en klank der woorden, vóór hij de woorden afzon
derlijk gekozen heeft. De dichter zal na geschreven
te hebben, zelf de verwondering ondergaan over de
gevonden woorden. Als er een gedachte in zijn werk
is uitgedrukt, dan is het de gedachte, die hem in de
vage gesteldheid vóór het dichten reeds beheerschte;
deze gedachte is dus rechtstreeks uit de klanken in
de woorden beland. De gedachte heeft den dichter
niet bij het woorden kiezen, telkens bewust, geleid.
De poëzie behoort, als men indeelen wil, in zeker
opzicht tot de muziek. Het is niet het zingen van
een mensch maar het zingen van de woorden zelf,
die een mensch zich in uitdrukkingsdrang heeft
gekozen.
De gedachte-overgangen, de gevoelswisselingen,
de stemming en de verschijnselen, die zich daarbij
in de zingende woorden voordoen, hun klankval,
hun rhythme, waarmee niet bedoeld wordt het ge
kozen metrum maar de natuurlijke slag der woord
reeksen, verraden den daarvoor gevoeligen lezer de
aanwezigheid van poëzie, dat wat men het dichter
lijke" noemt en dat dus evenzeer in proza kan wor
den waargenomen.
IN het rijmwerk van Charivarius verraadt zich
even duidelijk de afwezigheid van alle poëzie,
het volkomen ondichterlijke. Bij hem is het verstand
primair. De woordkeuze wordt bij elk woord door
de gedachte geleid. Het metrum is bewust aange
bracht en aan rijm en metrum is zulk een nadruk
kelijke beteekenis toegekend, dat zij de gedachte
soms versterken, soms ook allergeestigst nuancee
ren. Ook is de rijmtechniek vaak de voedingsbodem
der gedachte. Het rijm inspireert tot de meest fan
tastische variaties op de globale grondgedachte.
Als U geregeld losse nummers koopt
hebt U kans dat juist het nummer
dat U speciaal interesseert U door
een of andere oorzaak ontgaat
Neem liever 'n abonnement
Het rijm vervult hier de primitieve rol van
nadrukkelijkheidsversterker.
De rijmtechniek van Charivarius is meesterlijk.
Hij beschikt over een taalschat zoo uitgebreid als
misschien geen ander in Nederland. Behalve over
zulk een groote voorraad woorden, beschikt zijn
vindingrijke geest over het vermogen er nieuwe
te maken. Dit vermogen berust op scherpzinnigheid,
opmerkingsgave, fantasie, vlugheid van geest en
op een groote kennis van allerlei idioom en dialect.
De vlotheid van zijn rijmen is door Van Deyssel
aldus gekarakteriseerd: elke regel bij u is als n
woord, elk couplet als n regel, elk gedicht als n
couplet.
Soms lijkt het wel of die rijmtechniek in plaats
van middel, bij hem doel, is geworden. Men krijgt
den indruk, dat hij terwille van een rijm of ter be
ziging van een bizonder beeldend, suggestief
dubbelof rijk rijm, bereid is afstand te doen van een ge
dachte. Zeker doet hij ter wille van een gedachte
nimmer afstand van het rijm.
Charivarius is zonder twijfel geen humorist: hij
is de in Nederland hoogst zeldzame man van geest
en, zooals wij hierna nog duidelijker zullen zien, de
wijsgeer. Maar toch heeft hij van de zelfde kunst
grepen profijt getrokken als de beste onzer humoristi
sche dichters. Dikwijls ook gebruikt hij ze als aan
loop; een regel, zelfs uit serieuze dichters, als begin
regel gebezigd, brengt hem plotseling in zijn eigen
trant op streek. Men kan hier niet van navolging
spreken, daarvoor is zijn genre te eigen, te zeer los
van de poëzie zelve, te mathematisch, te logisch en
te spiritueel, maar in een enkel geval is de overeen
komst treffend, b.v. in het bekende rijm op Couperus
(Een St. Nicolaascadeautje):
Koopt de kostbre kwartskarbonkel.
De pyroop in ptirpren pracht,
Of verkiest gij 't fel gefonkel
Van sapphieren of smaragd?
Amcthyst, beryl, granaten,
1-Jezoar, zirkoon, agaten. .. .
('k Ken geen steenen meer op -aten,
Maar dat heb 'k te laat bedacht.)
als men dit legt naast het volgende fragmentje van
Salomon van Rusting (1652?4; 1707):
Terstont daarop ontstont 'er stilte,
(Wat Drommel rijmt nu ook op ilte5
Nu dat is even goet) doe sprak
Mercuur met Goddelijke zeden,
Vol Kloquentie deze reden,
Zo datter 't minst niet aan ontbrak, etc.
En het gedicht, dat ik hieronder laat volgen zou
m.i. gemakkelijk van Charivarius kunnen zijn:
Thans gaat het rijmen
Afgedrieduivekaters snel.
Verzen te lijmen
Is kinderspel.
Vindt m'onder honderd
Ken, die (ie slag er niet van vat,
Fdk zegt verwonderd
Wat sul is dat !
Kreeg hij maar even
't }ioek met de rijmen voor den dag,
't Vers waar' geschreven
Door tooverslag.
Xavnv zijn de persen
Koud van een bundel poëzij,
Daar gaan weer verschen
Ter drukkerij.
als het niet was uit het hekeldicht, dat Jan de Rijmer
of J. J. A. Gouverneur (1809?1889), toen hij vier
en twintig jaar was, schreef op het
Rijmwoordenboek van Witsen Geysbeek. Maar welk een feillooze
techniek van rijm en metrum.
En hoort men niet een verre echo van De School
meester (1808?1858), b.v. uit Sic transit"
De generaal spreekt:
Waarde schutters ! voetvolk ! veel geachte armee !
Dit is hier eigenlijk een veldtocht te land, eu geenszins
ter zee,
als Charivarius rijmt in zijn Napoleon-Rijm":
De kolonel spreekt de cadetten toe:
Goeden morgen, jongelui. Ik heb je wat te zeggen.
Ik voel me n.l. verplicht je nog eens duidelijk uit te
leggen
Wat de beteekenis is van het nieinve consigne,
Waarbij je strafbaar gesteld wordt indien je
je in 't openbaar gearmd mocht vertoonen.
Ik bedoel natuurlijk: met een der Bredaschc schoonen.
Al staat het er niet bij, de beteekenis is klaar,
Want je doet het vanzelf niet alleen, of met mekaar,
Kn je gearmd te vertoonen met je grgotje, je zus,
je tante, of je Ma,
Daar verlangen jullie uit je zelf al niet na.
Ik zou nog andere namen kunnen noemen, b.v.
dien van W. J. van Zeggelen, maar de techniek van
Charivarius' rijmkunst is thans uitvoerig genoeg
gekarakteriseerd. Dat deze rijmkunst met de dicht
kunst slechts in zeer verwijderd verband staat, mag
evenwel niet tot onjuiste gevolgtrekkingen leiden.
Want deze omstandigheid houdt niet in, dat het
werk van Charivarius, vele zijner Ruizerijmen",
zijn bewerkingen naar klassieke schrijvers, zijn
Geschiedenis des Vaderlands" geen plaats zou
waardig zijn in onze letterkunde. Zeer zeker niet.
Charivarius doet zich in zijn berijmde werken ken
nen als een geboren wijsgeer. Hij is voor onze lette
ren van beteekenis als de plezierige wijsgeer van
het gezond verstand en van de goede smaak. Een
harmonische persoonlijkheid, evenwichtig ontwik
keld, geen kamergeleerde maar een open, levend
mensch, die de wereld met wakkere oogen inkijkt,
het goede opmerkt en gaarne toejuicht, het ver
keerde hartgrondig verafschuwt, het belachelijke
belacht en het betreurenswaardige betreurt, is een
wijsgeer van den middenweg. Als rechtgeaard Hol
lander houdt hij niet van uitersten. Hij mint oprecht
heid, echtheid; hij is met al zijn critischen aanleg
een idealist. Hij is de plezierige wijsgeer, die amu
sant is, de man met de goede maag en dienovereen
komstig humeur. De aangename gesteldheid zich
recht en prettig voor het leven geplaatst te voelen,
heeft dezen Nederlandschen opper-rijmer er toe
gelokt eigen oorspronkelijke naar evenwicht stre
vende levensbeschouwing tot uitdrukking te bren
gen maar tevens van moeilijke werken, door diepere
denkers geschreven, de kern in slagvaardige,
scherpzinnige formuleering neer te leggen, zoodat
ook minder geoefende lezers die gemakkelijk in
zich kunnen opnemen, Meesterlijk is van deze soort
zijn bewerking naar Plato's Dialogen Het Einde
van Socrates". De eenvoudige wijsheid van den
Griekschen wijsgeer verschijnt hier in een kristal
helderen en daarenboven aangenamen,
onderhoudenden vorm, waardoor zij toegankelijk wordt voor
iederen lezer, zonder dat aan de werkelijke waarde
van den inhoud is afbreuk gedaan. Hiertoe was, be
halve een feillooze techniek, een groote mate van
rijpheid noodig.
Tenslotte komt het mij voor, dat een zijner aller
beste werken is de bundel Klusjes en Kliekjes"
naar Schopenhauer. Zooals elk rechtgeaard wijsgeer
dit doet, begint Charivarius in een korte inleiding
met alle wijsgeeren vóór hem te verwerpen, natuur
lijk op de hem eigen wijze:
Er zijn een aantal menschen, wien op het ver
nemen van het woord Wijsgeer" of wijsbegeerte"
de koude rilling langs den rug vaart. Een van hen is
Charivarius. Men zij dus gerust. In de volgende blad
zijden is niet de wijsgeer Schopenhauer aan het
woord, maar Schopenhauer, de genoegelijke
causeur, de boeiende babbelaar. De grondslag van dit
werkje wordt gevormd door zijn kleine geschriften,
die hij noemt,.Parerga undParalipomena'' klusjes
en kliekjes welk laatste woord geen zweem van
geringschatting inhoudt voor wie, gelijk Charivarius,
dol is op pannevisch en hazepeper."
In verband met den aard van deze kleine beschou
wing schijnt het mij doeltreffend toe een enkele aan
haling te doen uit het hoofdstuk De Stijl":
Het komt er maar op aan, hoe zet ge /.'
Scherpzinnig ui' verward, gewoon ui gen
Hoe men het werk van Charivarius beschouwen
moge als rijm, als een eigen soort dichtkunst of
als lichte filosofie, in elk geval kan rnen zeggen,
dat hij althans om deze karakterfout niet is te laken.
C. J. KELK
NOORD-BRABANT BIEDT U:
bosch, beide, vennen, stedenschoon
zeer comfort, hotels en pensions
Uitvoerige inlichtingen Federatie V.V.V. in Noord-Brabant,
DOMMELSTRAAT 24 - EINDHOVEN
PAG. 10: DE GROENE NO. 3291